Nathalie Le Blanc staat stil bij de frappante feiten die ze al lezend opmerkte.
‘Blauw? Je bedoelt groen.’ Mijn vriendin P. en ik houden al bijna dertig jaar deze discussie. We zien een trui of een rol behang en zijn het dan grondig oneens over de kleur. Natuurlijk weten we allebei dat iets Yves Klein-blauw of Kermitgroen is, we zien vooral de minder heldere tinten anders. Iets als appelblauwzeegroen, dat blauwige groen. Of groenige blauw. En nee, er zit geen lijn in, het is niet dat ik alles als groen en zij alles als blauw ziet. Zo simpel zijn we niet.
Dankzij Kassia St Clairs boeiende boek Het geheime leven van kleuren weet ik nu dat wij niet vreemd zijn. P. en ik hebben dezelfde fysionomie als het op kleurwaarneming aankomt, ons brein ‘ziet’ kleur door de zes miljoen kegelvormige, lichtgevoelige cellen op onze retina. 4,5% van de wereldbevolking is effectief kleurenblind, maar dat is ons probleem niet, stelt St Clair. ‘De interpretatie van kleuren is ronduit verwarrend, en al eeuwen woedt een metafysisch debat over de vraag of kleur echt bestaat, dan wel of het alleen een interne manifestatie is.’ Denk maar aan de blauw-zwarte/wit-gouden jurk die in 2015 het internet op stelten zette. Veel heeft te maken met licht, zo blijkt. In fel zonlicht ziet een kleur er anders uit dan onder ledlampen en elk van ons interpreteert wat we zien op zijn eigen manier. ‘Maar kleuren bestaan evengoed in de culturele als in de fysieke ruimte. Ze veranderen van naam in de tijd, of van plaats tot plaats. Wij vinden rood en geel warm, en groen en blauw koud, in de middeleeuwen vond men blauw net de allerwarmste kleur.’
De interpretatie van kleuren is ronduit verwarrend.
Kleuren zijn subjectieve culturele creaties, schrijft St Clair, en de taal waarmee we erover spreken is lastig. De Britse politicus Gladstone was gefascineerd door het feit dat het er in oude Griekse teksten amper over gaat. Hij analyseerde Homerus en vond maar 170 vermeldingen van kleur, waarvan 100 keer ‘wit’, en concludeerde dat de Grieken kleurenblind waren. St Clair stelt dat ze wel degelijk alle tinten zagen, maar kleuren gewoon niet interessant genoeg vonden om er veel taal aan te wijden. Wij doen dat wel, maar het blijft lastig. Toen ik onlangs moest uitleggen welke kleur ik op mijn slaapkamermuren wilde, botste ik op onze taalbeperking. ‘Blauw, maar dan warm. Niet donker of licht, maar ertussenin. Als op een Vermeerschilderij, maar dan vuil.’ De schilder las mijn gedachten en ze stelde Stone Blue voor.
Blauw, maar dan warm. Niet donker of licht, maar ertussenin. Als op een Vermeerschilderij, maar dan vuil.
De vele kleurkaarten die ze bovenhaalde, leverden een rijkdom aan nieuwe kleuren op. Downpipe, oftewel regenpijp, is het donkergrijs in mijn gang, en het ietwat beige van de badkamer is Rolling Fog. Ik lees ook Trumpet (nogal fel geel), Smoked Trout (beige met wat rood erin), Pale Hound (saai zachtgeel), Elephants Breath (lichtgrijs) en Atomic Red (spreekt voor zich). Ergens verdienen er dus mensen de kost met het bedenken van deze namen en in de nagellakindustrie gaan ze nog iets verder. In mijn badkamerkast vind ik bijvoorbeeld Ski Teal You Drop, een soort turquoise en een donkerrood Alligator Purse. En ja, fantasierijke namen voor kleuren bestaan al eeuwen, zo blijkt. St Clair legt uit dat Dragons Blood, een dieprood met wat bruin erin, gemaakt werd van het hars van de drakenbloedboom, terwijl het grijzige zachtgele Isabelline volgens de waarschijnlijk onware overlevering genoemd is naar Isabella, de vrouw van groothertog Albert VII van Oostenrijk, die in 1601 zei dat ze hetzelfde ondergoed zou dragen zolang de Spanjaarden Oostende belegerden. Het beleg duurde drie jaar. Celadon, het groenblauwe glazuur dat ontstaat als er tijdens het bakproces as op de keramiek terechtkomt, is er eentje waar P. en ik over zouden discussiëren. Maar dankzij dit boek vinden we elkaar nu niet meer raar, gewoon anders.
Het geheime leven van kleuren, Kassia St Clair, uitgeverij Meulenhof, 2016.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier