Dimitri Verhulst
‘De doden hebben geen gezicht meer, zij zijn allang met veel te veel’
Dimitri Verhulst brengt vanop het Franse platteland verslag uit over de wereld in tijden van corona.
Mensen van mijn generatie zijn opgegroeid met een hardnekkig beeld van Frankrijk, als dat van een natie vol smerige, ongewassen burgers, die, zo ze al hun tanden poetsten, dat deden met enige tenen look, en hun huizen en straten lieten verkommeren omdat de ruïne nu eenmaal charmanter is dan de nieuwbouw. Een bevestiging daarvan kregen we gepresenteerd toen we als kind onze allereerste keer in een pompstation naar een toilet zochten. We konden blijven zoeken. Fransen hurkten immers boven een gat in de grond, ze mochten blij zijn dat er nog geen smartphones waren waarmee wij heden op de plee de tijd hebben te verdrijven. Het is lastig scrollen tussen de wc-rollen, zonder bril onder de kont.
In mijn persoonlijke geval kwam daar nog een couche Frank Zappa bovenop, die zong dat Françaises zoutig smaakten. Ook hadden ze ziektes, allemaal. Als ze een man een blowjob gaven, dan verliet zijn pieterman groen als peterselie het naar eetbare koffie ruikende mondhol.
De doden hebben geen gezicht meer, zij zijn allang met veel te veel.
Diezelfde Zappa over de Franse pot: ‘And when they go kaka, they make you stand up.’
Ze zijn nog moeilijk te vinden, die befaamde Franse potten. De laatste die ik zag was vorig jaar, in Thailand. Waar ik vandaag in België 50 cent moet betalen om in andermans pisgeur te staan, kan je in Franse pompstations gratis naar de plee, en zijn ze bovendien ook nog eens zo proper dat je het zou aandurven er een croissant te eten.
De straten zijn prachtig onderhouden. Was ik een gat in het wegdek, mijn levensverwachting lag hoger in België. Motorrijders roemen de perfect geïnclineerde bochten van de routes nationales. Bernard Hinault vond Paris-Roubaix dan ook een onnozel circus, terwijl de meeste Belgen zich daar thuis voelen.
Zwerfvuil? Amper!
Het grootste deel van mijn asociale leven speelt zich momenteel af in een village fleuri. Ik geef toe, het comité national pour le fleurissement de la France is best kwistig met dit label. Vaak rijd je zo’n dorpje binnen met de belofte dat je de Gentse Floraliën of Keukenhof induikt, en dan moet je het stellen met een paar bloempotten rond een monument voor de gesneuvelden. Zo kan ik het ook, een bloemendorp zijn. Maar zolang de dorpskern ruikt naar eau de toilette, zeker in dit seizoen, hoor je mij niet klagen. Bio-Chanel.
De zorg voor al die vegetatie is indrukwekkend. Wandelpaden, die zo goed als verboden terrein geworden zijn, je mag immers maar 1 kilometer wandelen per dag, worden onderhouden als altijd. De braamstruiken, die sloeries, hoeven echt niet te denken het rijk te kunnen innemen. Bomen staan proper gesnoeid te wachten, en met geduld, op het eerste gekets van de petanqueballen. Hun takken verlangend naar de lampionnen voor een bal musette.
Al weten we beter. ‘Jazz à Vienne’ is geannuleerd, Jill Scott zal dit jaar in de backstage geen van onze geitenkazen uitproberen. En de verwachting is toch ook meer en meer dat het defilé van de 14de juli zal geschieden op een loopband. Heel dat Franse leger op un tapis de course! Je zou ernaar uitkijken, eigenlijk.
De aanblik van al die liefdevol verzorgde doch verlaten straten heeft iets magisch-realistisch. Al die proper geschoffelde perkjes met Oost-Indische kers, en hier en daar een reukerwt, waarvan niemand de odeuren heeft op te snuffelen.
De wegen verbinden de ene leegte met de andere. Het zijn gouden tijden voor egels die de straten wensen over te steken. Behalve de kanariegele karren van de posterijen en de begrafeniswagens, heeft niets nog het asfalt te verslijten. Maar wat bollen zij goed.
Het mag stilaan ophouden. De doden hebben geen gezicht meer, zij zijn allang met veel te veel. Straks worden onze villages fleuris een bebouwde kom van rouwboeket.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier