20 jaar homohuwelijk: ‘Wetten zijn sneller veranderd dan ideeën’

Wim Denolf
Wim Denolf Wim Denolf is journalist bij Knack Weekend. Liefst schrijft hij elke week over een ander thema.

Begin juni is het twintig jaar geleden dat de eerste homohuwelijken in ons land werden voltrokken. België was destijds het tweede land ter wereld waar dat kon. Wat betekende dat voor de regenbooggemeenschap?

Lang voor de wettelijke erkenning en bescherming van homorelaties midden jaren negentig een strijdpunt werd, sloten mannen- en vrouwenkoppels al symbolische verbintenissen met elkaar. Zo organiseerde de Belgische Vereniging voor Sexuele Rechtvaardigheid, een van de eerste organisaties voor homoseksuelen in Vlaanderen, al vanaf 1967 ceremonies voor paren van hetzelfde geslacht. Geliefden konden daarbij ringen uitwisselen en ontvingen een oorkonde die hun relatie bekrachtigde.

De aidsepidemie in de jaren tachtig maakte duidelijk dat het daar niet bij kon blijven. Ziekenhuizen die stervende patiënten geen bezoek van hun wederhelft gunden, mannen die geen inspraak hadden bij de begrafenis van hun partner of door diens familie uit de gezamenlijke woonst gezet werden: vooral voor homomannen had het ontbreken van een juridisch kader vaak dramatische gevolgen.

Voor echt

Toch duurde het nog tot 1 juni 2003 voor mensen van hetzelfde geslacht voor de wet met elkaar konden trouwen en, op het afstammingsrecht na, dezelfde rechten verwierven als gehuwde heterostellen. Drie jaar later werd voor holebi’s ook adoptie mogelijk, terwijl echtgenotes sinds 1 januari 2015 automatisch meemoeder worden wanneer hun vrouw van een kind bevalt.

Ondertussen geven jaarlijks 1100 à 1200 Belgische homokoppels elkaar het jawoord, waarvan ongeveer zestig procent in Vlaanderen. Daarmee is drie procent van alle trouwerijen nu een homohuwelijk, wat in de lijn ligt van het aantal mensen dat zich in het Vlaamse Sexpert-onderzoek uit 2013 homo, lesbisch of biseksueel noemde.

Hoe de openstelling van het huwelijk er kwam – en welke tegenstand dat opriep – reconstrueert homo-activist Paul Borghs in zijn nieuwe boek Echt verbonden. Hij is niet verbaasd dat zoveel koppels de sprong wagen. “Enerzijds willen mensen in langdurige relaties een aantal praktische zaken vastleggen, zoals wat er gebeurt wanneer een van beide partners overlijdt of wanneer ze uit elkaar gaan. Maar daarnaast heeft het huwelijk ook een grote symbolische en emotionele betekenis. Het geeft zowel voor het stel zelf als voor hun omgeving aan dat de relatie niet vrijblijvend is, maar dat ze samen door het leven willen gaan. De homobeweging wilde destijds vooral komaf maken met de discriminatie van koppels in zaken zoals erfrecht, pensioenregelingen, sociale zekerheid en belastingen. Maar voor velen is trouwen in de eerste plaats een symbolische erkenning van hun liefde en engagement.”

Dezelfde analyse maakt relatie-experte Rika Ponnet. “Het huwelijk biedt mensen juridische bescherming en dus een gevoel van veiligheid. Ook bij hetero’s gaan nogal wat koppels eraan denken op het moment dat ze een huis willen kopen, er kinderen komen of een van beide partners ernstige gezondheidsproblemen krijgt. Maar de belangrijkste drijfveer voor trouwers is toch het universele verlangen naar de geborgenheid van een intieme relatie en een warm nest. Het huwelijk drukt dat uit in een ritueel en onderstreept dat mensen echt voor elkaar kiezen.”

Later trouwen

Zoals in andere landen die het homohuwelijk toestaan – wereldwijd zijn het er nu 34 – trouwen holebi’s ook bij ons doorgaans op latere leeftijd dan hetero’s. Volgens Statbel, het Belgische statistiekbureau, waren de echtgenoten in vrouwenparen in 2021 gemiddeld 37,8 en 33,7 jaar bij de aanvang van hun huwelijk, in mannenparen 43,8 en 37,4 jaar. Echtgenoten in man-vrouwhuwelijken daarentegen waren gemiddeld 34,5 en 32,3 jaar.

“De eerste jaren trouwden veel mannen- en vrouwenkoppels die toen al lang samen waren en dus ook wat ouder waren”, verduidelijkt Eef Heylighen, woordvoerder van çavaria, de Vlaamse koepel van lgbt+-verenigingen. “De inhaalbeweging die zij toen maakten, joeg de gemiddelde leeftijd de hoogte in. Vandaag is dat effect grotendeels achter de rug en kan de verklaring voor het leeftijdsverschil liggen in het feit dat lgbt+-mensen meer tijd nodig hebben om in het reine te komen met hun seksuele oriëntatie en hun coming-out te doen. Velen zijn dan ook al wat ouder op het moment dat ze klaar zijn om in het huwelijksbootje te stappen.”

Andere spelregels

Momentopnames in België en andere landen suggereren dat huwelijken tussen partners van hetzelfde geslacht standvastiger zijn dan gemiddeld. Toch waarschuwt Rika Ponnet voor overhaaste conclusies: “Het homohuwelijk bestaat gewoon nog niet lang genoeg om daar betrouwbare uitspraken over te doen. Bij de echtscheidingscijfers zitten immers ook man-vrouwhuwelijken die na veertig of vijftig jaar verbroken worden, terwijl mannen- en vrouwenparen nog maar sinds twintig jaar kunnen trouwen.”

Bij ons en elders blijken huwelijken tussen twee vrouwen wel iets vaker spaak te lopen dan die tussen mannen. “Dat zou te maken kunnen hebben met het feit dat mannenparen vaak minder belang hechten aan seksuele trouw”, zegt Ponnet. “Elk koppel schrijft zijn eigen regels en dus mogen we niet veralgemenen, maar mannen kunnen daar vaak heel open en vrij over praten zonder de relatie zelf in vraag te stellen. Als je bedenkt dat minstens de helft van de heterostellen te maken krijgt met seks buiten de relatie, en hoeveel lijden en echtscheidingen dat teweegbrengt, dan kunnen we daar als samenleving nog iets van leren.”

De openstelling van het huwelijk heeft enorm geholpen om homoseksualiteit en homorelaties te normaliseren in onze samenleving

Daarnaast komen mannen- en vrouwenkoppels die uit elkaar gaan sneller tot de beslissing om te scheiden dan hetero’s: mannen gemiddeld na 8,3 jaar en vrouwen na 7,1 jaar, tegenover 16,5 jaar voor man-vrouwkoppels. “Daar speelt wellicht het feit dat holebi’s vaker kinderloos zijn”, legt Ponnet uit. “Ook bij hetero’s is de huwelijksduur korter wanneer er geen kinderen zijn. Daarnaast hangen de kwaliteit en het verloop van relaties samen met de mate waarin de betrokkenen in hun geaardheid en relationele keuzes aanvaard en ondersteund worden door hun omgeving, wat voor holebi’s soms moeilijker ligt. Al zou het ook kunnen dat holebi’s gewoon wat moediger zijn. Dwingt je geaardheid je in de loop van je leven al tot een aantal moeilijke stappen, dan durf je er misschien ook sneller een streep onder te zetten wanneer een relatiebreuk zich opdringt.”

Alles goed met uw man?

Toen het homohuwelijk in 2003 mogelijk werd, noemde slechts een derde van de Vlamingen dat een goede ontwikkeling. Een even grote groep was er faliekant tegen. Bij een nieuwe bevraging amper twaalf jaar later was het aantal voorstanders gestegen tot 77 procent, terwijl de groep tegenstanders nog maar elf procent bedroeg.

“De openstelling van het huwelijk heeft enorm geholpen om homoseksualiteit en homorelaties te normaliseren in onze samenleving”, zegt Paul Borghs. “Een aspect daarvan is dat al die trouwpartijen homorelaties zichtbaarder gemaakt hebben, ook in kleinere gemeenten en dorpen waar geen homoverenigingen of -uitgaansplekken zijn. Gaandeweg is het voor iedereen duidelijk geworden dat holebi’s zoals iedereen liefdevolle, duurzame relaties aangaan. Vooral over homomannen bestond vroeger het idee dat het bij hen vooral om seks en kortstondige avontuurtjes draaide. Tot slot is het belangrijk dat er geen aparte regeling voor holebirelaties is, maar dat het gewoon om het huwelijk gaat, een instituut dat mensen al kennen en als een serieus engagement begrijpen. Het effect daarvan heb ik zelf gemerkt toen ik in 2013 in de bankensector werkte en met mijn partner Roger trouwde. Voor ons huwelijk wisten collega’s vaak niet goed hoe ze ermee moesten omgaan dat ik met een man samenleefde, nadien hadden de dingen een naam en vroegen ze gewoon hoe het met mijn echtgenoot ging.

Houd het voor jezelf

Ondanks al die vooruitgang zijn de dagelijkse ervaringen van lgbt+-mensen ontnuchterend. Zo was volgens een studie van het UZ Gent en het Transgender Infopunt in Vlaanderen en Brussel ruim een op de drie de voorbije twee jaar het slachtoffer van fysiek geweld, terwijl ruim negentig procent met verbaal of psychisch geweld te maken kreeg. Volgens het Europees Bureau voor de grondrechten durven twee op de drie lgbt+-personen in België dan ook niet hand in hand over straat te lopen.

“Destijds bestond de indruk dat het homohuwelijk het eindpunt van de emancipatiestrijd was, maar wetten zijn sneller veranderd dan ideeën”, zegt antropoloog Wim Peumans. “Over de aanvaarding van homoseksualiteit en principes als gelijke rechten voor lgbt’s is er weinig discussie. Maar dat is voor een stuk sociaal wenselijk gedrag – het is tegenwoordig not done om te zeggen dat je daar een probleem mee hebt – en vaak slechts een oppervlakkige acceptatie. Dat merk je goed zodra je wat dieper graaft en mensen bijvoorbeeld vraagt wat ze ervan vinden wanneer twee mannen elkaar kussen op straat. Dan blijkt de aanvaarding heel voorwaardelijk te zijn: lgbt’s zijn oké, zolang ze de heersende gendernormen maar niet overschrijden en hun geaardheid voor zich houden.”

Op wettelijk vlak genieten lgbt+-personen bijna volledige gelijkheid, maar op maatschappelijk vlak niet

Het homohuwelijk heeft niet tot de volledig gelijke behandeling van mannen- en vrouwenkoppels geleid, zegt ook Eef Heylighen. “Op wettelijk vlak genieten lgbt+-personen bijna volledige gelijkheid, maar op maatschappelijk vlak niet. Daar maken heteroseksualiteit en de opdeling man-vrouw nog steeds de norm uit en wordt alles wat daarbuiten valt nog vaak als anders gezien. Dat heeft een enorme impact op het mentale en fysieke welzijn van de lgbt+-gemeenschap. Zolang er geen sprake is van echte gelijkheid en inclusie is de strijd dus nog niet gestreden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content