Jean-Paul Mulders
‘Ik hou van het optimisme in de muziek van ABBA, zeker als het gaat om droevige dingen’
Vanuit mijn keuken zie ik trams rijden in de richting van Moscou. Die wijk in Gentbrugge dankt zijn naam aan een detachement van het Russisch leger dat er kampeerde toen Napoleon bij Waterloo in het zand beet. De Russen waren hier om Gent en zijn eigenaardige gast te beschermen: de Franse koning Lodewijk XVIII. Die logeerde op een boogscheut van mijn woning, in een stadspaleis in de Veldstraat dat je nu nog kunt bezoeken. De koning was vierklauwens Parijs ontvlucht en vergat daar zijn pantoffels. Dat betreurde hij erg, want ze zaten hem als gegoten. Hij had de gewoonte in het openbaar te eten en de Gentenaren vergaapten zich aan de eetlust van de koning. Zo kon hij in één maaltijd honderd oesters verstouwen. Hij was kolossaal en transpireerde bij de minste inspanning, wat hem de bijnaam opleverde: Louis-die-zwiet.
Liever dan aan zwetende koningen denk ik aan ABBA bij het horen van de plaatsnaam Waterloo. De laatste tijd luister ik als een maniak naar Summer Night City, een minder bekend nummer dat tegen mijn trommelvlies blijft ronken als water na het zwemmen. Ik hou van het optimisme in de muziek van ABBA, zeker als het gaat om droevige dingen. Hun liedjes doen mij denken aan gezond tandvlees en de tijd waarin de toekomst zich stralend voor mij uitstrekte.
Onlangs zag ik op de tram, richting Moscou, een gesluierd meisje met een wimperkrultang haar wimpers krullen. De bekoorlijkheid van wimpers is mij al vaker in het oog gesprongen. Ik vind het geruststellend dat er daarvoor een werktuig is uitgevonden. Het is ontroerend dat zoiets kan bestaan, in een wereld waarin er ook zoveel haat en vuilnis is. ‘Noord-Korea heeft meer dan tweehonderd ballonnen met afval naar Zuid-Korea gestuurd’, las ik op een nieuwssite. ‘De ballonnen, die over een groot deel van het land zijn neergekomen, zaten vol met o.a. plastic flessen, batterijen, onderdelen van schoenen en mest.’
Je moet altijd naar de uitweg kijken’, leerde ik tijdens een slipcursus. ‘Niet naar de hindernis.’
Als ik zoiets verneem, dan zinkt de moed mij in de schoenen, met zicht op zakken zwerfvuil op het trottoir aan de overkant. Tussen de rotzooi ontwaar je goddank ook dingen die je een glimlach kunnen ontlokken. Op de tram zag ik een jongen met laarzen als krokodillen. Een man waagde op het voetpad danspassen met zijn hond. ‘Je moet altijd naar de uitweg kijken’, leerde ik tijdens een slipcursus. ‘Niet naar de hindernis’.
In deze wereld waarin alles nu snel verachtert, zoals mijn moeder zegt, beleef ik plezier aan een filmpje van katten die schrikken van boterhammen die uit een broodrooster wippen. En aan Mimosa pudica, het ‘magisch plantje’ dat ik kocht in het tuincentrum.
Kruidje-roer-mij-niet, staat er op het potje, en voor de Duitsers rühr mich nicht an. Die naam ken ik al een leven lang. Toch ben ik verbaasd te lezen dat de mimosa zich samenvouwt bij aanraking. Dat blijkt te kloppen en mijn jongste dochter is in haar samenvouwdrift niet meer te stoppen. Gefascineerd zien we hoe de blaadjes terugdeinzen voor onze wijsvinger en zich achteraf voorzichtig weer ontrollen.
‘Kinderen zijn er dol op’, staat op de gebruiksaanwijzing.
Ik hoop dat ik kind kan blijven tot ik kinds word.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier