Jean-Paul Mulders

‘Je kunt beter niet te vriendelijk zijn als je de dood wil verschalken’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

Het is zo’n mooie dag waarop ik de drang voel om met het meisje naar Sas van Gent in Zeeland te rijden. In de auto speel ik het liedje over Annelies, die volgens haar moeder een ster zou worden maar flopte op iedere auditie. Als kind was ik fan van Louis Neefs, tot ik doorkreeg dat hij geen nummer zelf uit de pen heeft gewrongen. ‘Annelies uit Sas van Gent’ is een bewerking van ‘Mary Lou (Has Finally Made It to Broadway)’ van Bobby Goldsboro. Het meeslepende protestlied ‘Laat ons een bloem’ blijkt een doorslagje van ‘Leave them a flower’ van Wally Whyton. Mijn ontgoocheling was groot toen ik daarachter kwam.

In Sas van Gent ligt alles er nog bij zoals we het er de laatste keer hebben achtergelaten: de schepen met hun spuigaten en de kanonnen bij het water, gericht op belagers die nooit meer zullen komen – en komen zij wél, dan zullen zij zich niet door aftands geschut laten tegenhouden. We wagen ons in een smalle, bemoste doorgang die Kattengat wordt genoemd. Blijkens een gedenksteen woonde hier een eeuwigheid geleden een zekere Pier den Duvel, sluiswachter van beroep maar kattenmepper na zijn uren. “Hij ving ze en hing ze daarna op aan daarvoor speciaal bevestigde muurringen”, staat op de steen te lezen. “Daarna vilde hij ze. Het verhaal gaat dat hij de katten opat en de vellen verkocht.”

De zon weerspiegelt in mijn glas en het kwaad in de wereld lijkt een snipperdag te hebben genomen.


Het meisje huivert van kattenzielen die klaaglijk miauwen, maar ik ben onder de indruk van de kracht van wreedheid en voedselkeuze. Deze Pier leeft honderd jaar na zijn dood nog voort, terwijl mensen die katten aaiden roemloos vergeten raakten. Je kunt beter niet te vriendelijk zijn als je de dood wil verschalken.
We verzeilen in een winkeltje met geneeskrachtige stenen. Er is woestijnroos, valkenoog, chocoladecalciet en amethist uit Uruguay. De vrouw achter de toonbank heeft lichtblauwe ogen die je het gevoel geven dat ze tegelijk je verleden en je toekomst kunnen doorschouwen. Ik koop een dromenvanger voor mijn dochter en een klankschaal waaraan je helende geluiden kunt ontlokken.

Helend zijn ook de tweekleppige weekdieren die we aan de waterkant nuttigen, vergezeld van een droge, perfect gekoelde witte wijn. De zon weerspiegelt in mijn glas en het kwaad in de wereld lijkt een snipperdag te hebben genomen.

Op de terugweg spelen we in de auto het spelletje waarbij je om beurten een nummer mag kiezen op Spotify. We luisteren naar Joost Klein en Chibi Ichigo. Het vaderland ligt er nog bij zoals we het hadden achtergelaten, met de supernota’s, de strijd om het geld van de staatsbon en Carmen Pfaff die door een overvaller in het toilet werd opgesloten. Als we de grens oversteken, laat ik ‘België’ van Het Goede Doel door de luidsprekers schallen. De zanger wil weg uit Nederland en overloopt alternatieven die misschien in aanmerking komen. In Duitsland wil hij niet wonen, ‘want daar zijn ze te streng’ en in Chili ‘daar doen ze te eng’. Overal is het wat: Koeweit is te heet, Lapland te koud en Schotland te nat. Over België heeft hij getwijfeld, ‘omdat iedereen daar lacht’.
Het meisje zoekt het nummer op. ‘Van 1982’, zegt ze. ‘Je hoort wel dat het lang geleden is.’

Lees ook: ‘Hebben geboortedagen nog belang als mensen weer uit de wereld zijn vertrokken?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content