MOEDERS EN DOCHTERS

Soms vechten ze als kemphanen, maar vaak kennen ze elkaars geheimen. Dochters die zelfstandig leven, blijven innig met hun moeder omgaan. Dochters die hun moeder verliezen, zoeken een nieuwe vorm van verbondenheid. Vier dochters vertellen.

Marianne Meire Foto’s : Lieve Blancquaert

Marinella Paneda, artistiek directeur Stedelijk Instituut voor Ballet Antwerpen, 55 jaar : ?Met mijn moeder zal ik mijn wortels verliezen.”

?Ik weet dat het formidabel is om nog steeds mijn moeder te hebben. Op haar 81ste steunt ze me nog altijd. Alles wat ik nu ben, is voor een groot deel mee door haar bepaald. Zij is de leidraad in mijn leven. Het is mijn moeder die heeft ontdekt wat ik wilde doen, zij is het die zag hoe ik me als kind bewoog en hoe ik van muziek hield. Zij nam me bij de hand en bracht me naar mijn eerste balletles, en later naar mijn eerste pianoles. Zij zette me ook aan om te leren zingen. Ze wist altijd precies waar zij mij naartoe moest sturen. Ik heb het gevoel dat alles wat zij mij ooit heeft aangeraden iets concreet opleverde. Zij spoorde mij aan om te dansen, omdat ze zag dat ik er het talent voor had. Dat was pure intuïtie, want zelf kwam zij niet uit een kunstenaarsmilieu. Met een andere moeder was mijn leven misschien helemaal anders verlopen. Zij nam mij mee naar theaters, zij zocht de beste scholen voor mij uit. En ik spreek over een tijd waarin het allesbehalve evident was om danseres te worden. Mijn Spaanse vader, een man uit een cultuur waar meisjes niet verondersteld werden professioneel veel te betekenen, heeft mijn moeder gevolgd. Voor hem was alles goed als het haar keuze was.

Mijn moeder is nog steeds zeer alert. Het valt me vaak op dat ze voor sommige zaken nog steeds veel verder staat dan ik. Zelfs over technische dingen die met mijn werk te maken hebben. Ze praat graag mee. Daardoor kan zij voor mij ook zeer vermoeiend zijn, want zij wil alles van mij weten. Ook als ik na een drukke werkdag eigenlijk geen zin meer heb om te praten. Ik ben wel eens kortaf tegen haar, en zit dan achteraf met een schuldgevoel.

Mijn moeder is een fiere vrouw. Zij maakt opmerkingen als ze vindt dat mijn haar niet goed zit, of ze geeft kritiek op mijn kleren. Nu zij oud wordt, behandelt zij me opnieuw als een jong meisje. Ik ben nog altijd haar kind. Dat valt me op. En het wordt sterker. Zij wil weten wat ik doe en waar ik ben. Eigenlijk heb ik het gevoel dat ik nu meer verantwoording moet afleggen dan vroeger. Dat is niet altijd prettig. Ik hou zielsveel van haar, en weet niet wat ik zonder haar zou beginnen, maar laat mij eerlijk zijn : soms weegt haar aanwezigheid. Zij eist mij voor zich op, zij is nu zelfs possessiever dan vroeger. Daar heb ik het weleens moeilijk mee. Maar dat is dan ook het enige negatieve dat ik kan bedenken, en ik kan het zelfs begrijpen. Zij is een moeder die zich verantwoordelijk voelt voor haar kind, die iets heeft gewild voor haar kind. Met zo’n moeders kom je automatisch bij het overheersende type terecht.

We maken nooit ruzie, er is tussen ons een groot wederzijds respect. Ik ben het vooral die haar van antwoord dien, zij niet. Zij stamt nog uit de tijd waarin aan meisjes werd geleerd hun gevoelens voor zich te houden, om te zwijgen. Soms denk ik dat het beter zou zijn moesten er eens woorden vallen.

Zij geeft kritiek, maar ook veel complimentjes. Als ze naar een voorstelling komt kijken, geniet ze volop en is ze ongelooflijk trots. Dan kan ze me zo bejubelen dat ik er bijna beschaamd om word. Nochtans heeft ze me nooit ergens bij iemand aangeprezen. Ze keek toe vanuit de coulissen, klaar om te helpen, maar ze zou nooit iets aan een ander hebben gevraagd.

Als kind voelde ik me vooral tot mijn vader aangetrokken, terwijl mijn broer meer aangetrokken leek door mijn moeder. Ik heb wel eens het gevoel gehad dat ze meer met hem was begaan dan met mij, al weet ik nu dat dat niet waar is. Het zou haar zelfs enorm kwetsen als ze ook maar zou vermoeden dat ik er zo over dacht. Toen ik op mijn zestiende voor het eerst ongesteld werd, kroop ik instinctmatig op haar schoot, niet op die van mijn vader. En op dat ogenblik veranderde niet alleen mijn relatie met hem, maar groeide er ook een bijzondere band tussen haar en mij. Een soort nieuw bondgenootschap. Ik was geen kind meer. En zij kende mij zo goed. Ze wist zo goed wat ik wilde. En ze weet het nog steeds, ze voelt mijn stemming aan.

Ze zegt dat ze dood zou gaan, mocht er iets met mij gebeuren. En zo zou het waarschijnlijk ook gaan, ik ben zo’n groot stuk van haar leven. Haar leven draait bijna rond het mijne. Omgekeerd denk ik ook wel eens aan de dag dat zij er niet meer zal zijn. Zeker als ik nukkig ben geweest omdat ze in mijn ogen wat lastig deed. Dan denk ik : ‘Jij zult nogal huilen de dag dat ze niet meer tegen je zit te zeuren ! ‘ Met mijn moeder zal ik mijn wortels verliezen. Ze is 81, maar drie keer in de week kom ik ’s avonds thuis en staat mijn eten klaar. Zij gebiedt mij om aan tafel te gaan, is dat niet fantastisch ?

Mijn moeder woont alleen, regelt zelf haar paperassen, haar financiën, haar huishouden. Ze gaat nu voor het eerst met het vliegtuig naar Spanje, naar mijn broer. Ze heeft ingezien dat de busreis te vermoeiend wordt. Zelfs al is dat een prettiger manier van reizen dan vliegen, zegt ze. ‘Je ontmoet meer mensen en je ziet meer onderweg. ‘ Mijn moeder is zeer punctueel en plichtsbewust. Alles moet in orde zijn, een ander mag niet lastiggevallen worden. Dat hoor je tegenwoordig niet veel meer.

Het was haar grote droom om grootmoeder te zijn, ik heb die voor haar niet kunnen waarmaken. En dat is pijnlijk voor ons allebei. Zelf heb ik het gemis van eigen kinderen kunnen goedmaken als danslerares. Met sommige van mijn leerlingen heb ik een enorm sterke band. Ik heb aan heel veel jonge mensen dansles gegeven, dagelijks hun emotionele en lichamelijke ontwikkeling meegemaakt. Ze bloeien open onder je handen. Je motiveert en steunt ze, je leeft mee als het misgaat, het is een zeer intense samenwerking. Ik heb daar mijn moederinstinct kunnen bevredigen. Als een van hen terugkeert naar Antwerpen, en er zijn grote sterren bij, dan geniet ik. Die mensen te zien stralen, te zien optreden, dat maakt mij zeer gelukkig. Er zit toch een stukje van mij in hen. In dat opzicht heb ik veel dochters en zonen. En op die manier geef ik niet alleen mijn eigen erfgoed maar zelfs het erfgoed van mijn moeder door.”

An Spinoy, bediende, 35 jaar : ?Die onvoorwaardelijke toewijding die zo moeilijk onder woorden te brengen is, vind je nergens anders.”

?Mijn moeder is de persoon van wie ik het allermeest heb gehouden. Zij stierf toen ik zeventien was. Niemand kan haar vervangen. Als iemand het zelfs maar voorzichtig probeert, ergert mij dat mateloos. Lang voor haar dood lag ze soms maanden in het ziekenhuis. Daardoor besefte ik al vroeg heel goed wat het betekende om een moeder te hebben, zeker een gezonde moeder. Waarschijnlijk in tegenstelling tot de meeste jonge mensen. De laatste jaren van haar leven was zij beter, en als ze dan bijvoorbeeld stond te zingen in de keuken was ik echt een gelukkig kind. Ik wist wat dat waard was. Mensen van veertig die over hun moeder spreken alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ze haar nog bij zich hebben, daar heb ik het moeilijk mee. Ik weet dat alles eindig is.

Toen mijn moeder stierf, werd de grond onder mijn voeten weggemaaid. Niets wordt ooit nog hetzelfde, zelfs al kom je je verlies zogezegd te boven. Ze is al bijna 18 jaar dood, maar nu nog voel ik dat bijkomende verdriet als het me eens niet goed gaat. Eigenlijk maakt het de tegenslagen in je leven altijd nog een beetje zwaarder. Bij moeilijkheden die niets met haar te maken hebben, is daar immers steeds opnieuw die leegte. De afwezigheid van iemand die achter je zou hebben gestaan. Een moeder is altijd geïnteresseerd, met je begaan, ze neemt je zoals je bent, ze zal je altijd verdedigen. Die onvoorwaardelijke toewijding die zo moeilijk onder woorden te brengen is, vind je nergens anders meer.

Ik leef nu al langer zonder dan met haar. Dat de afstand groter wordt, vind ik niet prettig. Ik heb in de eerste jaren na haar dood gezocht, gepiekerd en nagedacht. Dat soort verdriet is overgegaan. Het is alsof ik mijn denken gedaan heb. Ik heb mij erbij neergelegd. Ik heb mijn verdriet naar binnen getrokken, waardoor ik eigenlijk ook wel geloofde dat alles verwerkt was. Ik vermoedde niet dat ik het na zoveel tijd toch nog zo moeilijk zou krijgen. Ik kan verschrikkelijk jaloers zijn op moeders en dochters die samen dingen doen. Het verdriet kan plots scherp terugkomen, bijvoorbeeld als ik iemand zie die mij aan haar herinnert. Maar over het algemeen heeft het een andere vorm aangenomen. In de plaats is een ondefinieerbare pijn en leegte gekomen, die op de meest onverwachte momenten opkomt en die veel lastiger is omdat het van zo diep komt.

Haar overlijden deelt mijn leven in twee : alles wat daarvoor en alles wat daarna gebeurd is. Mijn vrienden van voor haar dood zijn voor mij de mensen die weten waar ik vandaan kom. Die hebben bij mij altijd een streepje voor gehad. Ik heb het gevoel dat zij weten wie ik ben, omdat ze de dood van mijn moeder van nabij hebben beleefd.

Haar vroege dood beïnvloedt mijn denken en beleven. Door de ziekte van mijn moeder was ik in mijn jeugd al onafhankelijk. Haar afwezigheid heeft daardoor geen direct effect op praktische zaken, maar wel op emotionele ervaringen. Ik zie mijzelf als iemand die vroeg haar moeder verloren is. Dat onderscheidt mij van andere mensen, net zoals haar ziekte mij onderscheidde van andere kinderen. Die situatie bepaalt ergens je identiteit. Haar dood veranderde mijn kijk op het leven.

Aan de andere kant heeft het mij ook, als je dat zo kunt zeggen, een soort vrijheid gegeven. Ik heb minder het gevoel dat ik verantwoording moet afleggen, ik moet geen rekening met haar houden. Ik kan heel lang op reis gaan zonder dat zij ongerust is of mij mist. Maar dat is dan ook het enige positieve aan haar dood.

Uiterlijk lijk ik waarschijnlijk niet op haar. Maar voor diepere, essentiële zaken vind ik veel overeenkomsten. Ik heb haar sombere kijk op de wereld geërfd. Een somberheid die gedeeltelijk is beïnvloed door de gebeurtenissen, maar die toch ook ons karakter is. Ik vind dat mijn gezondheid steeds meer op de hare begint te lijken. Het geeft mij het vreemde gevoel dichter bij haar te zijn, maar het is ook angstwekkend om te beseffen dat ik misschien dezelfde weg opga. Door mijn gezondheidsproblemen word ik het laatste jaar veel meer met haar geconfronteerd dan vijf of tien jaar geleden. Zij is nu nooit meer veraf. Zij was 51 toen zij stierf, ik denk automatisch dat ik ook niet veel ouder zal worden. Voor mij lijkt dat een vaststaand feit.

Mijn moeder stond open voor de dingen. Ook dat heb ik van haar. Zij was tolerant en breeddenkend. Maar zij leefde in een andere tijd. Zij was huismoeder, zij moest haar nieuwsgierigheid bevredigen met boeken, terwijl ik heel de wereld rondreis. Zij was altijd heel benieuwd als ik ergens was geweest, op schoolreis of zo. Ze wilde alles weten. Ook van mijn broers. Ze hoorde ons graag vertellen. Mijn moeder had een zwakke gezondheid, maar innerlijk was zij een zeer sterke en wijze vrouw. Nu besef ik wat ik toen wel vermoedde maar waar ik nooit bij stilstond. Zij zat altijd eerst met een ander in, maar ik denk niet dat zij zelf ergens haar hart kon uitstorten. Zij moet heel eenzaam zijn geweest, ook door de vroege dood van haar eigen ouders. Ik was eigenlijk te jong om veel te begrijpen van haar, te jong ook om iets terug te geven. Als je 17 bent, vraag je alleen maar. Nu ik de leeftijd heb om dingen terug te doen, kan ik het niet meer. Nu zouden we als volwassenen met elkaar kunnen omgaan, als evenwaardige mensen. We zouden het heel goed met elkaar hebben kunnen vinden. Ze zou genoten hebben van mijn reizen. Ze was al tevreden met een verhaal en met een kleinigheid als aandenken.

Ik heb niet zoveel tastbaars van haar. Wat foto’s, een paar boeken, een kookboek met de papiertjes op de plaatsen van de gerechten die zij klaarmaakte, een gebreid vest en haar horloge. Daar ben ik zeer aan gehecht. Als ik nadenk over de betekenis van mijn moeder, zie ik iemand die bezorgd is, die geen oordeel velt of vooroordelen heeft, die altijd onvoorwaardelijk achter mij staat. Dat heb ik nooit meer bij iemand anders teruggevonden. In die betekenis is haar plaats in mijn leven vandaag dus vooral een lege plaats. Haar plaats wordt bepaald door haar afwezigheid.”

An Stepp, neuropsychiater gynaecologische psychosomatiek, 43 jaar : ?Is er niet een ander soort navelstreng dan de lichamelijke en de psychische : een die niet verbroken wordt ?”

?Mijn moeder is overleden, maar ze heeft nog steeds haar plaats in mijn leven. Dat is een zeer persoonlijk aanvoelen, ver van alle filosofische beschouwingen over leven en dood. Als ik terugblik, zie ik mijn leven met mijn moeder in verschillende fasen. De eerste tijd met haar, dat zijn mijn kinder- en jeugdjaren, de fase waarin ik schoolliep en alles vanzelf scheen te gaan. Ik maakte al eens een tekening voor mama, een breiwerkje, een kleine verrassing. Later werd dat een bloemetje. In die fase sta je nergens bij stil. Je moeder is er altijd, ze is daar voor jou, zij is jouw allerliefste mama. Die tijd hield plots op toen mijn vader stierf. Ik was 19, en al het evidente in mijn leven viel weg. De relatie met mijn moeder veranderde. Zij was niet langer de moeder die voor mij zorgde, zij was een vrouw die alleen bleef met drie minderjarige kinderen. Ze was 39 en moest onvoorbereid het bedrijf van mijn vader verderzetten. Ik wilde met haar meevechten om alles voor elkaar te krijgen. Ik treurde om mijn vader, maar was tegelijk bezorgd om mijn moeder. Ik voelde me mee verantwoordelijk, want met mijn vader verdween het dak, de koepel van ons gezin. Ik wilde steunen en helpen, alles doen opdat zij sterk zou blijven. Want ik was lang bang dat zij ook weg zou vallen. Met de tijd beleefde ik de situatie minder dramatisch, alle kinderen studeerden af, mijn moeder stopte de zaak, en iedereen ging zijn eigen weg.

De derde fase in het leven met mijn moeder begint drie jaar voor haar dood. In een nachtmerrie zag ik haar gezicht in een doodshoofd. Dat beeld achtervolgde me wekenlang. Kort daarna werd zij voor het eerst geopereerd, en hoewel er toen nog geen sprake was van sterven, hield ik van dan af onbewust rekening met de dood. Haar laatste jaren waren begonnen.

De laatste moederdag van haar leven vond ik niet aangenaam. Ik ben pas heel laat naar haar toegegaan. Wat moest ik haar trouwens zeggen ? Gelukkige moederdag ? Wetend dat de dood over onze schouders meekeek ? Die overgang van leven naar dood was een moeilijke periode. Het kan toch niet anders of je voelt de dood van de vrouw die negen maanden lang jouw leven in zich droeg, ook in je eigen lichaam. Het is alsof een stuk in mij meestierf met haar. Toch vraag ik me af of je niet altijd ergens verbonden blijft met diegene die je heeft gebaard. Want dat is toch iets apart ? Bij onze geboorte wordt de eerste maal de navelstreng doorgeknipt, en volgens Freud wordt er nadien ook nog een psychische navelstreng verbroken. Maar is er niet een ander soort navelstreng dan de lichamelijke en de psychische ? Een die niet verbroken wordt, tenzij je het zelf wilt ?

Het sterven van mijn moeder, het fysiek afscheid nemen, ik kon nooit vermoeden dat het zo erg zou zijn. Ik dacht dat ik voorbereid was omdat ik het al eens had meegemaakt, en ook omdat ze zo veel en zo lang geleden had. Voor haar was de dood een bevrijding, voor mij een groot verlies. Na twee maanden kon ik de Gouden Gids bijna ondersteboven draaien op zoek naar een telefoonnummer naar het hiernamaals of de andere kant. Ik wilde haar telefoneren, met haar praten, haar stem horen. Maar dat kon niet meer. Nu, na een jaar, is de rust teruggekeerd, en voel ik een nieuw soort contact met mijn moeder, gegroeid door het verdriet, door het rouwen waar je doorheen moet. Het is niet op een concrete manier uit te drukken, en het heeft niets te maken met godsdienst of filosofie of wat dan ook. Er is trouwens genoeg gezegd en geschreven over de dood. Rationele en niet rationele dingen. Mijn moeder is er niet meer, toch niet meer zoals voordien, maar ze is voor mij als een leidende ster aan een blauw firmament. Zij hoeft niet meer te lijden, integendeel, zij straalt. En alle kleinmenselijke kanten waaraan de een of de andere zich voordien zou kunnen hebben gestoord, zijn weggevallen. Ik heb nu het gevoel dat haar waarden, de echte belangrijke waarden gebleven zijn, en zelfs nog veel sterker geaccentueerd. Ze zijn duidelijker, ontdaan van alle aardse stof.

Dit jaar is het voor mij opnieuw moederdag geweest en ik dacht : ‘Moeder, jij wilde eigenlijk iets prachtigs van het leven maken, en dat wil ik ook. ‘ Ik praat opnieuw met haar, maar op een andere manier, ik heb geen telefoon meer nodig. Je moet daar niets waanzinnigs achter zoeken. Ik voel gewoon dat ze er nog is voor mij. Ik ben op moederdag met mijn zoontje naar een plekje gegaan waar ik vorig jaar nog samen met haar was. Een kerkje niet ver hiervandaan, te midden van een bloemenweide. Mijn zoontje van drie heeft de dood van zijn oma gewoon in zijn leven geïntegreerd. Hij spreekt over oma, plukt bloemen voor haar, terwijl hij weet dat ze er niet meer is. Kinderen denken niet na, ze voelen. Kinderen staan veel dichter bij alles wat kosmisch is, wij daarentegen proberen alles rationeel te benaderen. Ach, wat kun je er verder over zeggen ? Je moet er ook niet te veel over filosoferen, want dan ga je in de verkeerde hoek zitten. Ik leef verder met mijn moeder, op een zuiverder wijze, over de dood heen. Ik zal niet aanvaarden dat zij zomaar weg is, dat er niets meer is tussen ons.”

Sabrina Jacobs, studente, 20 jaar : ?Als ze zich niet bezorgd toont, vraag ik mij af of ze nog wel van me houdt.”

?Ik ben enig kind en ik denk dat dit de relatie met mijn moeder beïnvloedt. Mijn moeder en ik zijn ontzettend aan elkaar gehecht. Misschien is dat anders in een groot gezin. Daar moet de moeder haar liefde verdelen, ik heb alles gekregen. Mijn moeder is nogal possessief, dat zegt ze ook van zichzelf. Ze is bezorgd, wil mij voortdurend beschermen. Er zijn dochters die dat niet aanvaarden, maar ik accepteer haar bezitterigheid tegenover mij. En dat gaat ver : als ze zich niet bezorgd toont, vraag ik mij af of ze nog wel van me houdt.

Ik heb een enorm goede verstandhouding met mijn moeder. Wij zijn bondgenoten. We verstaan elkaar met één blik, met één woord. We vertellen elkaar alles, verbergen niets voor elkaar. Maar die nauwe band brengt ook conflicten mee. Mijn moeder heeft een sterke persoonlijkheid, zij laat zich niet overheersen. Zij zegt altijd wat ze denkt, ik ook. We houden enorm veel van elkaar, maar het is dus zeker niet altijd koek en ei. We zitten elkaar regelmatig in de haren. Altijd voor onbenulligheden, want over de belangrijke dingen zijn we het meestal eens. Als we ruzie maken, zijn we er allebei ondersteboven van tot het weer is bijgelegd.

Een moeder-dochterband is bijzonder. Waarom ? Een moeder vindt zichzelf terug in haar dochter, leeft intens haar leven mee. Ik beleef nu de dingen die mijn moeder twintig jaar geleden ook beleefde. ‘Ik heb jou gemaakt, ‘ zegt ze, ‘ik ken jou het best. ‘

Ik word 21, maar ik ben nog nooit zonder mijn ouders op vakantie geweest, en zij ook niet zonder mij. Ik zou het niet prettig vinden als ze opeens zouden beslissen om met z’n tweeën te vertrekken. Omgekeerd zie ik mijn moeder zich ook nog niet zo gauw neerleggen bij de gedachte dat ik er dit jaar misschien alleen of met mijn vriend op uit trek. Zij durft niet vliegen, en dat betekent dat we zowat alle hoeken van Zuid-Europa hebben gezien. Ik wil nu wel eens verder kijken, verre landen bezoeken. Maar een rugzakreis met het vliegtuig ? Dat ziet mijn moeder niet zitten. Ze wil graag weten waar ik ben, ik moet bereikbaar zijn, er moet telefoon zijn. Ik denk dat ze bang is dat mij iets overkomt.

Ik krijg alles van mijn moeder. We kopen bijvoorbeeld samen onze kleren. Ik heb de neiging om de dingen die zij niet mooi vindt, niet te kiezen. Niet omdat zij betaalt, maar om haar ter wille te zijn. Omgekeerd geef ik ook mijn mening over wat zij aantrekt. Zij houdt van een klassieke, gedistingeerde stijl. Ook in mijn opvoeding overheerst dat. Dat ik alles van haar krijg, betekent niet dat ik verwend ben. Zij heeft steeds benadrukt dat ik beleefd moet zijn, netjes en voorkomend, behulpzaam en inschikkelijk. Zij lette bijvoorbeeld op mijn taalgebruik, en eiste gehoorzaamheid. Zij was en is nog steeds een strenge moeder. Zij geeft mij heel veel, maar vraagt er ook iets voor in de plaats. Zij eist dat ik studeer, iets bereik. Op dat vlak verliest zij mij geen ogenblik uit het oog. Ik doe niet alles zoals zij het zou willen, net zoals zij ook dingen doet die ik anders zou aanpakken. Maar ik vraag wel vaak haar raad. Als ik dingen op mijn manier doe en zij er anders over denkt, moet ik mij wel eens verdedigen. Dat gebeurt steeds meer, want ik ben uiteindelijk geen kind meer. Daar heeft ze het moeilijk mee. Anderzijds geef ik graag toe dat haar strenge aanpak wellicht de goede is. Zij wil gewoon het allerbeste voor mij. Met mijn kinderen zal zij waarschijnlijk heel wat toegeeflijker zijn.

Niettegenstaande zij bezitterig is, heeft ze nooit mijn vriendjes tegengewerkt. Mijn eerste liefje woonde in Zuid-Frankrijk. Ik was maar 15 toen ik hem leerde kennen. Mijn moeder vond het een mooie geschiedenis. Hoewel ik weet dat zij de gedachte dat ik zo ver zou kunnen gaan wonen eigenlijk vreselijk vond, organiseerden zij en mijn vader bijna drie jaar hun vakanties rond deze jeugdliefde. Zij pasten zich gewoon aan mij aan en vertrouwden mij volkomen.

Als ik naar de moeder-dochterrelatie van sommige van mijn vriendinnen kijk, weet ik dat ik iets heel speciaals heb. Maar op een dag zal ik thuis weggaan. Dat weet mijn moeder. Trouwen is verhuizen, dat zegt ze zelf. Ze zal dat zeker accepteren, maar er dan wel zeer overtuigd van moeten zijn dat ik gelukkig ben. Op dit ogenblik ben ik nog niet klaar om samen te wonen of te trouwen. Ik moet nog helemaal loskomen. We zullen daar allebei problemen mee hebben. En we zullen altijd innig betrokken blijven, dagelijks bellen, nog veel dingen samen doen. Ik wil niet denken aan een leven zonder haar. Ik kan me dat absoluut niet voorstellen. Mijn leven is helemaal met het hare vervlochten.”

Marinella Paneda : Sommige leerlingen zijn als dochters en zonen. Op die manier geef ik niet alleen mijn eigen erfgoed, maar zelfs dat van mijn moeder door.

An Spinoy : Mijn moeder is al bijna 18 jaar dood, maar nu nog voel ik dat bijkomend verdriet als het me eens niet goed gaat.

An Stepp : Twee maanden na moeders dood kon ik de Gouden Gids wel ondersteboven draaien op zoek naar een telefoonnummer naar het hiernamaals.

Sabrina Jacobs : Ik beleef nu de dingen die mijn moeder twintig jaar geleden ook beleefde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content