Geen wijn als medicijn
Regelmatig berichten de media over studies die de gunstige effecten van alcohol op hart en bloedvaten aantonen. Helaas vertellen ze vaak alleen het goede nieuws. Kom maar weer met beide voeten op de grond.
Bevolkingsstudies overal in de wereld tonen aan dat matige drinkers minder vaak hart- en vaatziekten krijgen dan niet-drinkers en zware drinkers. Matige drinkers nuttigen twee tot drie glazen alcohol per dag. Dat is zo ongeveer het rantsoen van de gemiddelde Belg. Maar wat wil dat nu eigenlijk zeggen? Dat het nuttigen van enkele pinten bier of glazen wijn preventief werkt? En dat we er dus goed aan doen dagelijks een flesje te kraken? Neen, zegt professor dr. Guy De Backer, diensthoofd Hartrevalidatie van het UZ Gent. Dat is niet de goede conclusie. De opvatting dat alcohol de gezondheid bevordert is simplistisch en is misleidend. Het wordt meteen duidelijk waarom.
Ten eerste gaat het over zuiver beschrijvend onderzoek, en dat kan niet zo simpel worden geïnterpreteerd. In dit soort epidemiologische studies worden mensen over hun gedrag ondervraagd. De ziektefrequentie, in dit geval van hart- en vaatziekten, wordt vervolgens vergeleken in subgroepen met verschillend gedrag. Maar in welke mate deze subgroepen ook verschillen in andere factoren die gezondheid bepalen (sport, roken, eten, werk) is niet steeds duidelijk.
De Backer: “Zo is bijvoorbeeld de groep van de niet-drinkers, waarmee de matige drinkers worden vergeleken, geen homogene groep van geheelonthouders. Iemand die beweert een niet-drinker te zijn, was vroeger misschien een probleemdrinker. En houdt uit die tijd een hartziekte over die in de statistieken de balans in het nadeel van niet-drinkers doet overslaan. Interventie-onderzoek zou veel gerichter conclusies toelaten. In theorie betekent dit twee op toevalswijze gevormde groepen mensen vergelijken: een groep die matig alcohol drinkt, een andere die niet drinkt. En kijken wat op lange termijn het verschil is. In de praktijk is dit natuurlijk niet haalbaar. We zijn dus verplicht een opinie te vormen op basis van beschrijvend onderzoek.”
Een tweede bedenking is dat het niet over alle hartziekten gaat maar in hoofdzaak over ischemische hart- en vaataandoeningen. Dit zijn ziekten veroorzaakt door kransslagadervernauwing en/of -verstopping. Ze komen relatief frequent voor vanaf 40 tot 50 jaar, nemen toe met de leeftijd en treffen vaker mannen dan vrouwen. We mogen de relatie tussen alcoholgebruik en hartziekten dus niet veralgemenen.
Maar het goede nieuws helemaal van tafel vegen, dat willen we ook niet. Want het beschermend effect van alcohol wordt in het geval van de ischemische hartziekten wel degelijk door een paar wetenschappelijke argumenten gestaafd. Een eerste is dat alcohol het vetmetabolisme beïnvloedt. In ons lichaam circuleren verschillende soorten lipoproteïnen, vetstoffen gebonden aan eiwitten. Ze hebben allemaal een andere functie. En we hebben ze nodig. Maar dan wel in de juiste verhoudingen. Cholesterol is een indicator van verschillende vetten die in het bloed circuleren. Eén van die vettenfamilies bestaat uit de lage densiteit lipoproteïnen (vandaar LDL-cholesterol), die een aanvoerfunctie hebben vanuit de lever naar de organen. Hoe hoger de LDL-cholesterol, hoe slechter. Een andere familie bestaat uit de hoge densiteit lipoproteïnen (HDL-cholesterol), die een opruimfunctie hebben. Hoe hoger de HDL-cholesterol, hoe gunstiger het effect op hart- en vaatziekten. Matig drankgebruik doet het HDL-cholesterolgehalte stijgen. Over dit veronderstelde positieve effect van matig alcoholgebruik bestaat echter nog veel discussie.
Een tweede vaststelling is dat sommige alcoholische dranken antioxiderende stoffen bevatten. Zo werd in sommige studies een beschermend effect gevonden bij wijn, dat kan worden verklaard door de aanwezigheid van flavonoïden. Maar ook dit moet nog verder worden onderzocht.
Een derde argument is dat alcohol de bloedstolling beïnvloedt en een mogelijke bescherming biedt tegen abnormale klontervorming.
Aangenomen dat twee tot drie glazen alcohol per dag in het algemeen gunstig zijn voor hart en bloedvaten, over welke alcohol gaat het dan eigenlijk? Is een glas bier hetzelfde als een gifgroene cocktail? Volgens professor De Backer is de wetenschappelijke literatuur terzake alles behalve eenduidig.
“Sommige studies beweren dat bier, wijn en zelfs sterke dranken hetzelfde effect hebben. Andere studies verdedigen het drinken van wijn, meer bepaald rode wijn en dan nog liever bordeaux dan bourgogne. Ik durf dus niet beweren dat we een antwoord kennen. Kijk je louter naar het effect van de alcohol, dan zit in al deze soorten dranken, op voorwaarde dat je de volumes respecteert, hetzelfde gehalte. Kijk je naar andere mechanismen, bijvoorbeeld de werking van antioxidantia, dan springt rode wijn in het oog. In jenever vind je die niet. Maar dat betekent niet dat we mogen besluiten om dan maar vooral rode wijn te drinken.”
En nu volgt de andere kant van de medaille. In zijn geheel beschouwd doet alcoholgebruik de sterftecijfers geen goed. Alcohol heeft bijzonder nefaste effecten op rijgedrag, veroorzaakt ongevallen, en beïnvloedt criminaliteit en geweld. Alcohol veroorzaakt ook heel wat gezondheidsproblemen. Een ontstellend lijstje waarbij we de details zelfs weglaten.
Alcohol heeft een ongunstig effect op hoge bloeddruk en verhoogt daardoor op lange termijn het risico op hersenbloeding. Er bestaat ook een vorm van hartspierbeschadiging door overmatig alcoholgebruik. Alcohol verhoogt bij rokers het risico op kanker van de mond, de keel, het strottenhoofd en de slokdarm. Er zou ook een verband bestaan tussen rectumkanker (het laatste deel van de dikke darm) en biergebruik. Iedereen weet dat alcoholmisbruik levercirose of leverkanker kan veroorzaken. Alcohol heeft een ongunstig effect op de stofwisseling en kan het syndroom van insulineresistentie uitlokken. Doordat alcohol de uraatkristallen in het bloed verhoogt, zullen mensen met jicht u kunnen vertellen waarom zij de fles zo gewillig laten staan. Ook in de neuropsychiatrie zitten een paar gevallen die net iets te veel geestrijke drank hebben geproefd. Zwangeren lopen dan weer het risico dat zij een kind ter wereld brengen met foeto-alcoholisch syndroom. En tot slot, probleemdrinkers zijn geneigd om slecht te eten waardoor zij belangrijke eiwitten en vitaminen ontberen. Zo verhoogt bijvoorbeeld het risico op botontkalking of osteoporose. Akkoord, het gaat hier steeds over de gevolgen van alcoholmisbruik. Maar weet u altijd even goed waar de grens ligt?
Professor Guy De Backer: “Matig alcoholgebruik halveert in vergelijking met niet-drinkers het risico op ischemische hartziekten en vermindert ook de kans op hersentrombose. Maar omgekeerd gaat alcoholgebruik gepaard met hoge sterfte veroorzaakt door allerlei gezondheidsproblemen en ongevallen. We moeten het gebruik van alcohol in zijn geheel beschouwen. We mogen niet de fout maken dat ene beetje kennis over alcohol en ischemische hart- en vaatziekten er uit te lichten. Wat hebben we daar nu aan als boodschap? Het gaat om hartziekten die vooral voorkomen bij mannen vanaf 50 jaar. Bij mannen onder 50 jaar gaat alcohol echter gepaard met een hoger risico op overlijden ten gevolge van ongevallen of agressie. Wat is dan de conclusie? Niet drinken tot je 50 bent omdat het gevaarlijk is voor ongelukken, maar wel drinken na 50 jaar omdat het dan wel eens nuttig zou kunnen zijn voor je hart?”
Misschien moeten we de zaak omdraaien en er een baat het niet dan schaadt het niet-filosofie aan vastknopen. Wie matig drinkt, dus niet meer dan drie glazen per dag, doet geen kwaad.
De Backer: “Akkoord. Maar we moeten mensen die niet drinken, zeker jonge mensen, niet aanbevelen om maar meteen te beginnen met drie glazen per dag, om op hun zestigste een gunstig effect te bekomen. Uit deze studies kunnen we geen eensluidend advies afleiden. Die deur houd ik liever dicht.”
Er is nog een andere, bijzonder interessante reden om mensen niet aan te zetten om preventief te drinken. Louter vanuit volksgezondheid bekeken determineert het gemiddeld alcoholgebruik van een bevolking namelijk het aantal probleemdrinkers.
De Backer: “Dit betekent dat indien je een populatie zou aanmoedigen om het gemiddeld gebruik van twee glazen per dag een klein beetje te verhogen naar pakweg drie glazen per dag, je met zekerheid mag verwachten dat het aantal probleemdrinkers procentueel zal stijgen. En het zijn toch die probleemdrinkers waarmee de volksgezondheid moeilijkheden heeft. In landen waar het drankverbruik hoger ligt, in Scandinavië maar vooral in Oost-Europa, ligt het sterftecijfer ten gevolge van hartziekten ook hoger. In Rusland bijvoorbeeld ziet men de laatste jaren de levensverwachting zelfs afnemen, wat ten dele aan het gestegen alcoholgebruik worden toegeschreven. Een onderzoek uit 1994 toont dat 1 op 10 jongens van 17-18 jaar dagelijks alcohol drinkt, 6 op 10 drinkt wekelijks. Bij de meisjes van dezelfde leeftijd is dat 1 op 100 dagelijks en 3,5 op 10 wekelijks. Het proeven van alcohol begint al heel vroeg: 9% van de elfjarige jongens en 4% van de elfjarige meisjes zegt wekelijks alcohol te drinken. Dat is op zijn minst verontrustend. We moeten het drinken dus niet nog meer aanmoedigen.”
In bepaalde streken in Frankrijk worden mannen ouder dan elders in de wereld. Een fenomeen dat de “Franse paradox” wordt genoemd. Valt daar iets uit te leren?
De Backer: “Er is wel degelijk vastgesteld dat sommige Franse mannen ouder worden dan andere. En er worden verbanden gelegd met alcoholgebruik. Maar de Franse paradox is helemaal niet meer zo paradoxaal als je het land niet in zijn geheel maar in detail bekijkt. De Franse sterfte ten gevolge van hart- en vaatziekten is zeer heterogeen. In Rijsel worden de mensen even oud als in België. In het zuidwesten van Frankrijk, in de streek rond Toulouse, is er een merkwaardig lage sterfte aan hartziekten. Rond Straatsburg liggen de cijfers dicht bij de Duitse. En in Normandië, waar vooral sterke dranken worden gebruikt, ligt het sterftecijfer hoger. Er zijn dus belangrijke regionale verschillen die heel zeker met voeding en met drinken hebben te maken. Een denkpiste is die van de rode wijn en de flavonoïden, die je trouwens ook in ongefilterde olijfolie vindt. Daar is tegenwoordig veel aandacht voor. Maar algemene conclusies zijn echt nog niet mogelijk.”
Marianne Meire
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier