Het Colosseum – Geschiedenis
In 72 na Christus gaf keizer Vespasianus de opdracht voor de bouw van het Colosseum. Het moest het grootste amfitheater van Rome worden. Het Colosseum werd opgetrokken op de plaats waar vroeger een moerassig meer, dat deel uitmaakte van de Domus Aurea van keizer Nero, lag. Om de herinnering aan de gehate keizer Nero uit te wissen kozen de keizers voor die locatie.
Financiële middelen voor de bouw haalden de Flavische keizers uit de buit van de plundering van Jeruzalem in 70 na Christus. De officiële inwijding van het Colosseum vond plaats in het jaar 80, onder het bewind van Vespasianus’ zoon Titus. Om de opening te vieren werden er gedurende honderd dagen spelen georganiseerd. Daarbij verloren zo’n 9000 dieren het leven. De dichter Martialis wijdde er een bundeltje van 33 epigrammen aan.
Onder de opvolger van Titus, Domitianus, kreeg het Colosseum nog een extra verdieping en werden enkele gangen en vertrekken onder de arena toegevoegd. Keizer Trajanus deed de krachttoer van bij de opening nog eens over: in 116 na Christus hield hij gedurende 117 dagen non-stop spelen. Zo’n 10.000 gladiatoren namen deel aan de gevechten. Bij het 1000-jarige bestaan van Rome in 249 na Christus werden alle beesten van de stad gedood in het Colosseum.
Gedenkplaats van de christenen
Rond 404 na Christus werden de gevechten met gladiatoren verboden. En in 523 na Christus ook de gevechten met dieren. Die verboden hadden te maken met de opkomst van het Christendom. Bovendien werd het Colosseum in 217 beschadigd door een blikseminslag en in 442 door hevige aardbevingen. Ook in de Middeleeuwen volgden nog twee zware aardbevingen. Dat alles zorgde ervoor dat de Romeinen de stenen van het Colosseum begonnen gebruiken om er huizen mee te bouwen. Ook de religieuze overheid beschouwde het Colosseum als steengroeve voor de bouw van hun kerken. Al het marmer werd verwijderd. Het Colosseum werd stilaan een ruïne. Die ruïne werd in de 12e eeuw omgebouwd tot fort van de familie Frangipani.
Aan de plunderingen kwam pas een einde als paus Benedictus XIV het Colosseum in 1749 om zijn historische waarde uitriep tot gedenkplaats van de christenen. Aangezien het bloed van heel wat christelijke martelaren in het Colosseum gevloeid had, werd de grond als heilig beschouwd. Daarom bouwde hij ter nagedachtenis aan de lijdensweg van Christus binnen in het Colosseum een kruisweg. Ook latere pausen zetten de restauratie verder.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier