Lotte Philipsen
‘Meer dan 80 procent van de kledingarbeiders zijn vrouwen. Waarom blijven ze onzichtbaar?’
Internationale Vrouwendag staat dit jaar in teken van ‘Inspireer inclusie’. Kortom: streven naar een wereld waarin iedereen kan deelnemen aan de samenleving en naar waarde wordt geschat. ‘Hoog tijd dat de vrouwelijke kledingarbeiders het respect krijgen dat ze verdienen,’ schrijft journalist Lotte Philipsen.
De modesector heeft een seksismeprobleem. Zowel in de hoogste regionen als in de sweatshops trekken vrouwen aan het kortste eind. Onze hoofdredactrice Ellen De Wolf schreef het al in haar intro voor de modespecial: ‘Waar zijn alle vrouwelijke ontwerpers? De ironie wil dat de mode-industrie hoofdzakelijk gericht is op vrouwen, maar wordt gerund door mannen. Zowel zakelijk als creatief.’ Het merendeel van de sterontwerpers en CEO’s van de grote modegroepen, zoals LVMH en Kering, zijn mannen. Hun zakken worden goed gevuld, de waarde van de sector wereldwijd wordt geschat op 1.7 biljoen dollar.
Maar ook aan het begin van de keten is de genderbalans ver zoek op vlak van wie de touwtjes in handen heeft. Onze kleding wordt voor meer dan tachtig procent gemaakt door vrouwen, maar deze kledingarbeidsters zien slechts een peulenschil van wat de verkoop oplevert. Westerse modebedrijven leunen schaamteloos op de onderbetaalde vrouwelijke kledingarbeiders in maaklanden zoals India, Bangladesh, China, Cambodia, Vietnam en Indonesië.
Waar krijgen vrouwen in de textielsector mee te maken?
Geen leefbaar loon
Volgens de Clean Clothes Campaign verdienen de meeste vrouwelijke kledingarbeiders slechts een fractie van wat als een leefbaar loon wordt beschouwd. In Bangladesh, een productieland waar veel kleding van westerse merken vandaan komt, verdient een kledingarbeider rond de 100 euro per maand. Een leefbaar loon zou minstens het dubbele moeten zijn. Dat heeft als gevolg dat ze niet genoeg geld overhouden om voedzaam eten op tafel te zetten en hun kinderen fulltime naar school te sturen. Van sparen is al helemaal geen sprake.
Beperkte vakbondsvrijheid
Het recht om zich te organiseren en zich aan te sluiten bij vakbonden wordt vaak beperkt in veel kledingproducerende landen. In sommige gevallen worden vakbondsactivisten zelfs bedreigd, lastiggevallen of ontslagen vanwege hun activiteiten. Volgens de Clean Clothes Campaign worden arbeiders in landen als Bangladesh en Cambodja vaak geïntimideerd wanneer ze proberen zich te organiseren. Een van de bekendste vakbondsleidsters uit Bangladesh, Kalpona Akter, begon ooit zelf als kinderarbeider in de textielindustrie. Ze zag al verschillende collega’s opgepakt worden na protesten.
Lange werkdagen
Vrouwelijke kledingarbeiders werken vaak lange uren en worden blootgesteld aan overmatige werkdruk. Volgens de ILO werkt ongeveer 60 procent van de kledingarbeiders wereldwijd meer dan 60 uur per week. Sommige arbeidsters spreken zelfs van 96 uur per week. Dit zorgt voor fysieke en mentale uitputting en laat weinig tijd over voor rust of gezinsleven.
Onveilige werkomstandigheden
Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) is de kans op ongevallen op de werkvloer in de kledingindustrie twee keer zo hoog als in andere sectoren. In landen zoals Bangladesh en Pakistan zijn fabrieken berucht om hun gebrek aan brandveiligheid en structurele integriteit, wat heeft geleid tot rampen zoals de instorting van de Rana Plaza-fabriek in Bangladesh in 2013, waarbij meer dan 1100 mensen omkwamen. De veiligheid is verbeterd sinds 2013, maar zeker nog niet op punt.
Gebrek aan sociale bescherming
Veel vrouwelijke kledingarbeiders hebben geen toegang tot sociale voorzieningen zoals ziektekostenverzekeringen of pensioenen. Volgens gegevens van de Wereldbank heeft ongeveer 20 procent van de kledingarbeiders wereldwijd toegang tot een ziekteverzekering.
Discriminatie en seksuele intimidatie
Vrouwelijke kledingarbeiders worden vaak gediscrimineerd en geconfronteerd met gendergerelateerde problemen op de werkvloer. Uit een rapport van de Asia Floor Wage Alliance bleek bijvoorbeeld dat 25 procent van de vrouwelijke kledingarbeiders in Bangladesh al slachtoffer was van seksuele intimidatie op het werk. Dat is wellicht een onderschatting, aangezien veel vrouwen geen melding durven maken uit angst voor ontslag.
Geen contract voor thuiswerkers
Wist je dat borduurwerk of de pailletten op onze kleding heel vaak zijn genaaid door een vrouw in haar eigen huis, werkend zonder contract of sociale bescherming? In Zuid-Azië werken 50 miljoen vrouwen vanuit hun eigen huis in de textielindustrie. Deze onzichtbare thuiswerkers zijn de laagstbetaalde en meest onzekere werknemers in de sector. Ze verdienen gemiddeld 40 procent minder dan fabrieksarbeiders.
Zonder het talent van de vrouwelijke arbeiders is het gedaan met de modesector
Het zou ook anders kunnen. Met een rechtvaardiger beleid en acties kan de kledingindustrie miljoenen arbeiders uit de armoede halen en inclusieve economische groei stimuleren stelt de International Labour Organization (ILO).
Er zijn al tal van hoopvolle initiatieven, waaronder de Belgische sociale onderneming Solid die eerlijk werk faciliteert voor vrouwelijke handarbeiders in India, Peru en Kenia. Organisaties zoals de Schone Kleren Campagne en Fashion Revolution komen op voor de rechten van kledingarbeiders met sterke campagnes en ook de vakbondsleden komen op straat om te vechten voor hun rechten.
Ook bestaan er prachtige modemerken die duurzaamheid voorop stellen en de mensen die hun ontwerpen tot leven doen komen wél naar waarde schatten. Maar dat het moet afhangen van nobele initiatieven om te garanderen dat vrouwen in de kledingketen waardig kunnen werken is beschamend. Het schept bovendien ook geen eerlijk speelveld voor de merken die wel hun best doen om eerlijk en ecologisch te produceren.
Lees ook:
– Waarom de ondernemerswereld nog altijd zo wit en mannelijk is volgens Lien Warmenbol: ‘Opvallend veel jonge vrouwen dromen van een eigen zaak, maar worden niet serieus genomen’
– Ecoblogger Elisabeth Van Lierop: ‘Het is bevrijdend om af te kicken van fast fashion’
– De onzichtbare vrouw: hoe de wereld is afgestemd op mannen
Universele mensenrechten grijp je niet uit een grabbelton, maar zouden een geboorterecht moeten zijn. Dat wij als westerse consumenten niet met zekerheid weten of onze kleding is gemaakt door een kind of uitgebuite vrouw is schandalig. Wetgevers worden het maar niet eens over hoe ze de mensen die onze koopwaar maken kunnen beschermen. Anno 2024 lijkt me dat, op z’n zachtst gezegd, alarmerend.
Op Internationale Vrouwendag hoop ik dan ook dat de onzichtbare vrouwen die onze kleren maken in de schijnwerpers worden gezet en hun leven naar waarde wordt geschat. Zonder hun vakmanschap is het namelijk gedaan met de modesector.
In april 2023 was het tien jaar geleden dat de Rana Plaza-fabriek instortte. We maakten toen het dossier ‘Als de hemel naar beneden valt’ ter nagedachtenis van deze ramp.
De voorbode van een Internationale Vrouwendag vond plaats in 1908, toen in New York vrouwelijke textielarbeiders op straat kwamen om te strijden voor een beter loon, kortere werktijden, betere arbeidsomstandigheden en stemrecht. De dag is dus verbonden met het lot van vrouwen in de textielsector en ook meer dan honderd jaar later is het nog steeds broodnodig dat deze strijd wordt gevoerd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier