Hoe duurzaam is Belgische mode? ‘We zouden een voorloper moeten zijn’
Als er één woord de modewereld de laatste jaren een schop onder de kont geeft, is het wel duurzaamheid. Labels moeten op zoek naar groene alternatieven bij eerlijke fabrikanten. Maar hoe duurzaam is Belgische mode? Wij brachten drie modemerken samen om te discussiëren over de uitdagingen van een groenere toekomst.
Aan onze tafel schuiven drie verschillende profielen uit de Belgische mode aan. De jongste is ontwerpster Tessa Borrenberghs. Na stages bij het Deense duurzame lingerielabel Underprotection en couturehuis Natan besloot de Limburgse beide werelden te combineren: in 2020 richtte ze haar eigen label Borrenberghs op, waarbij ze duurzame couture in haar eigen atelier maakt. Daarnaast treedt ze op als consultant voor bedrijven die zoeken naar een duurzame aanpak.
Ségolène Jacmin startte samen met haar tweelingzus Alexandra in 2016 het label Façon Jacmin. Hun focus ligt op kwaliteitsvol denim om zo stukken te maken die een leven lang meegaan. Ze werken voornamelijk met biokatoen en watervrij denim, verwerkt in Europese ateliers.
Vorig jaar startte Griet Blondeel als sustainability manager bij de Claes Retail Group, een van de grootste kledingbedrijven op Belgische bodem. Onder meer voor JBC stippelt ze er de duurzame toekomst uit.
De drie vrouwen gaan in gesprek met Knack Weekend-journaliste Lotte Philipsen, die zich al bijna een decennium verdiept in de werking van de (duurzame) mode-industrie.
Duurzaamheid is een containerbegrip zonder duidelijke definitie. Het omvat verschillende milieu- en klimaatthema’s, maar ook ethische productiemethoden. Bovendien is het een term die evolueert op basis van voortschrijdend inzicht. Wat tien jaar geleden als duurzaam werd bestempeld, is dat vandaag misschien niet meer. Wat betekent duurzame mode voor jullie?
Ségolène Jacmin: “Voor mij betekent het een engagement van zowel het merk als de klant om bewust met mode om te gaan. Façon Jacmin is een slow-fashionlabel, onze kernwaarde is kwaliteit boven kwantiteit. Mijn zus Alexandra en ik hebben gekozen om te werken met denim omdat het mooier wordt naarmate het veroudert. Denim krijgt een patina en zet zich naar de drager. Onze klanten zeggen heel vaak dat ze verwachten een stuk over twintig jaar nog te kunnen dragen.”
Tessa Borrenberghs: “Duurzaamheid betekent al van in het begin nadenken over alle stappen in het proces. Al van bij het designproces houd ik er rekening mee dat een stuk lang draagbaar en tijdloos moet zijn. Ik heb ook een grote honger naar innovatie en doe continu onderzoek naar nieuwe materialen. In de toekomst wil ik alleen nog werken met natuurlijke stoffen, zonder plastic. Een paar jaar geleden werd gerecycleerd polyester nog gezien als dé duurzame stof van de toekomst, maar nu blijkt dat zulke stoffen veel microplastics loslaten. Het is constant in evolutie, maar dat is net superboeiend.”
Griet Blondeel: “Voor onze CEO’s Ann en Bart Claes is duurzaamheid altijd al belangrijk geweest. We waren de eerste grote Belgische speler die het Bangladesh-akkoord heeft ondertekend na de instorting van Rana Plaza. Bij de overheid hebben we ook al gehamerd op het belang van wetgeving die bedrijven verantwoordelijk stelt voor wat er in hun productieketen gebeurt. Tegenover Borrenberghs en Façon Jacmin is JBC eerder een fast-fashionspeler, omdat we meerdere collecties per jaar lanceren. Verduurzamen gebeurt bij ons in een ander tempo dan bij kleinere merken, maar de intrinsieke motivatie is dezelfde.”
Uitgelegd: het Bangladesh-akkoord
Werd opgericht na de dramatische instorting van het Rana Plaza-fabrieksgebouw in 2013, waarbij meer dan duizend doden vielen. Met dit akkoord verbinden grote kledingmerken zich ertoe om alleen in zee te gaan met fabrieken die actief werk maken van de veiligheid van de textielarbeiders. De merken die het akkoord ondertekenen, zijn onder meer wettelijk verplicht hun leveranciers te laten inspecteren.
Opvallend: het feit dat het vaak niet duidelijk is wat een duurzaam kledingstuk is, maakt dat een derde van de consumenten ook geen duurzame kleding koopt, zo wijzen recente cijfers van Thomas More uit. Er spreekt uit het onderzoek ook een groot wantrouwen bij de klant. 78 procent zegt dat bedrijven niet transparant genoeg zijn, bijna de helft vindt de communicatie over duurzaamheid vaak zelfs ongeloofwaardig. Problematische cijfers.
Jacmin: “Ik vind het zelf ook niet vanzelfsprekend wanneer ik door de winkelstraten loop, en ik ben er dan nog professioneel mee bezig. Veel merken pakken uit met collecties in biokatoen, terwijl niet alle certificaten even betrouwbaar zijn. Het is aan ons om de klanten voldoende te informeren over de kleren die ze willen kopen. Via labels kunnen wij communiceren over de ateliers waar een stuk gemaakt is, wat de samenstelling van de stof is… Alleen vraag ik me af of dat ook echt is waar de klant naar op zoek is?”
Blondeel: “Mensen zien door de bomen het bos niet meer. Wij horen op de winkelvloer dan ook dat consumenten duidelijke communicatie appreciëren. Er wordt vaak voor JBC gekozen ten opzichte van andere spelers omdat we bezig zijn met duurzaamheid. Toch is er nog een groot verschil tussen wat mensen denken en wat ze doen. Geef een klant de keuze tussen twee stukken, en je ziet dat de portefeuille nog steeds de doorslag geeft.”
Made in Europe is niet noodzakelijk beter. Op een gegeven moment was Italië echt een risicoland omdat er veel vluchtelingen uren aan een stuk naaiden tegen een veel te laag loon.
Griet Blondeel, JBC
Hoe gaan jullie dat vertrouwen herstellen?
Borrenberghs: “Dat is niet gemakkelijk. Als consultant vertel ik steeds dat het belangrijk is om juist naar je klanten te communiceren. Het is niet meer voldoende om te werken met biokatoen. En zeg je dat een deel van de opbrengst naar een ngo gaat? Dan willen klanten uittreksels zien. Verzamel bewijzen die je zwart op wit kunt voorleggen. Er is geen enkele andere industrie waar de klant zo hamert op transparantie dan de mode, net omdat de sector zo problematisch is.”
Blondeel: “Biokatoen niet voldoende? Daar ga ik niet helemaal mee akkoord. Duurzaam katoen is objectief gezien beter dan conventioneel katoen. Duurzaamheid zit ’m volgens mij in het verbeteren van wat conventioneel is. Je kunt niet alle stappen tegelijkertijd zetten.”
Made in Europe
De laatste tien jaar lijkt er een verschuiving gaande van kledingproductie in Azië naar Europese landen, mede door rampen als Rana Plaza. Het label ‘Made in Europe’ werd bijgevolg haast automatisch een kwaliteitslabel. Terecht?
Jacmin: “Ik was erg geschrokken door de documentaires die volgden op de Rana Plaza-ramp. Het heeft ons bij de start van ons bedrijf ook heel erg doen nadenken: waar beginnen we aan? Wij werken alleen met ateliers in Italië, Portugal en Bulgarije om dat soort toestanden te vermijden. ‘Made in China’ vertelt al heel wat.”
Blondeel: “Niet noodzakelijk. Ik merk dat er sinds enkele jaren veel meer aandacht is voor de zorg voor fabrieksarbeiders. Dichter bij huis betekent niet noodzakelijk beter. Op een gegeven moment was Italië echt een risicoland omdat er veel vluchtelingen uren aan een stuk naaiden tegen een veel te laag loon.”
Borrenberghs: “Azië heeft zijn imagoprobleem nog steeds te danken aan Rana Plaza. We horen zelden over goede ontwikkelingen.”
Jij bent zelf volop bedrijven aan het onderzoeken om je productie uit te besteden, Tessa.
Borrenberghs: “Voorlopig maak ik alles nog zelf, maar ik ben inderdaad op zoek naar familieateliers in Europa om mijn collecties te produceren. Ik ben daar heel perfectionistisch in: ik verwacht groene energie, eerlijke lonen, aandacht voor biodiversiteit en kennis over duurzame stoffen. Dit perfecte plaatje is waarschijnlijk nog niet haalbaar, maar het atelier waar ik mee in zee zal gaan, moet wel bereid zijn om daar samen naar te streven.”
JBC produceerde tot eind de jaren ’80 in België en trok nadien naar Azië. Welke impact heeft dat op jullie duurzame werking?
Blondeel: “Er wordt heel snel gekeken naar transport als het gaat over de voetafdruk van een bedrijf, maar dat beïnvloedt voor JBC eigenlijk nog geen tien procent van de totaliteit. Het is veel belangrijker om in te zetten op materialen omdat dat een impact heeft op onder meer de biodiversiteit, arbeiders en water.”
Jacmin: “Wij zijn wel gestopt met het gebruik van Japans denim omdat het transport voor ons niet verantwoord voelde. Geloof me, dat was heel moeilijk, want Japans denim is het mooiste ter wereld. We wilden niet steeds het vliegtuig moeten gebruiken, want dat was de enige realistische piste. De stoffen deden er per boot vier maanden over en dat was voor onze productie niet haalbaar.”
Duurzaamheid is voor bedrijven soms overweldigend. Maar het mag ook eindelijk serieus genomen worden
Tessa Borrenberghs, Borrenberghs
Blondeel: “Wij transporteren zo veel mogelijk per schip of per trein. Het vliegtuig is voor ons steeds de laatste optie, bijvoorbeeld als er iets fout is gelopen waardoor we moeten schakelen.”
Wat zijn voor de labels die jij begeleidt de grootste uitdagingen, Tessa?
Borrenberghs: “In de eerste plaats is het een kwestie van budget vrijmaken. De prijs van duurzame stoffen ligt zo’n 25 procent hoger, dat is natuurlijk een grote kost. Als bedrijven bang zijn om door hogere prijzen klanten te verliezen, help ik de finale kostprijs te beperken. Duurzaamheid is bij veel bedrijven bovendien nog niet in hun systeem gedrongen. Ze weten niet hoe ze er creatief mee kunnen omgaan. Ik help leuke samenwerkingen of ideeën door te voeren, maar er hangt nog vaak wat angst rond duurzaamheid. Het is overweldigend, er komen veel regels aan te pas. Maar het mag ook eindelijk serieus genomen worden.”
Jij wilt dat België een pioniersrol speelt.
Borrenberghs: “We zouden net als Denemarken een voorloper moeten zijn. De Belgische mode is wereldwijd bekend: rappers bejubelen ons, de Antwerpse Zes hadden enorm veel invloed en de hele wereld komt naar onze modeacademies. We staan bekend om die pure, rauwe, krachtige mode, alleen op het belangrijkste punt zijn we nog niet helemaal mee. Als we nu ook duurzaamheid een plekje in dat verhaal kunnen geven, zou Belgische mode nog een niveau hoger spelen.”
Jacmin: “Ik heb de indruk dat Nederland ons op dat vlak steeds een stap voor blijft.”
Blondeel: “Of misschien zijn Belgische spelers gewoon te bescheiden?”
Paspoort a.u.b.
Tegen 2030 wil de EU een duurzame Europese modesector. Een van de ideeën die op tafel liggen, is een paspoort voor kleding waarbij alle info van het begin tot het einde van de productieketen digitaal zal worden vastgelegd. Een goed idee, volgens jullie?
Borrenberghs: “Ik zou dat geen probleem vinden. Dat is puur de kennis die wij al hebben, communiceren naar de klant. Ik hoop zelfs dat de wetten streng genoeg gaan zijn, want bedrijven stoppen maar niet met greenwashing en het produceren van niet-duurzame items. Zo’n paspoort zal misschien meer werk zijn voor grote bedrijven?”
Blondeel: “Eerlijk? Wij zitten er eigenlijk zelfs op te wachten. Het gaat volgens mij alleen nog even duren. (lacht) Ik ben fan, want het gaat het idee van circulariteit pushen. Door alles goed te documenteren, zal je ook het leven erna vergemakkelijken: wat kan gerecycleerd worden?”
Borrenberghs: “Zelfs voor pre-orders zou het interessant kunnen zijn. Zoals we nu opzoeken waar ons postpakketje is, zouden klanten kunnen volgen waar hun kledingstuk is. De mouwen liggen daar, de knopen zijn onderweg… Interessant voor de klant die met duurzaamheid bezig is.”
Jacmin: “Hopelijk verloopt alles dan correct en wakkert het niet opnieuw wantrouwen aan. Het proberen waard.”
Wanneer je jullie websites vergelijkt, valt het op dat niet elk van jullie labels al even transparant communiceert over het traject van de kleding. Bij JBC kun je documenten terugvinden met alle leveranciers, terwijl jullie eerder op de vlakte blijven, Ségolène.
Jacmin: “Ik droom van een sustainability manager die daar net als Griet voltijds mee bezig kan zijn. We hebben niets te verbergen. Sterker nog, we zijn heel trots op onze samenwerkingen, maar we moeten rekening houden met onze concurrenten. We vinden trots in de mooie stoffen die we gebruiken. Wanneer we al onze leveranciers zouden opsommen, voelt het ergens alsof we ons recept vrijgeven. En is dat waar klanten op zitten te wachten?”
Blondeel: “Nee, maar het maakt wel dat je makkelijker kunt samenwerken met andere bedrijven. Stel: je produceert in een fabriek in Turkije die impact ondervond door de aardbeving, dan kun je dankzij open communicatie over je aanwezigheid in die fabriek sneller de koppen bij elkaar steken om de mensen te hulp te komen.”
Belgische mode is geen wegwerpproduct
Een manier om de modesector te verduurzamen is om meer circulair te werken. Dat betekent dat we moeten afstappen van de wegwerpmentaliteit. Alles begint bij een goed product, maar hoe pakken jullie het aan om de kringloop te sluiten?
Jacmin: “We maken kleren die enorm lang meegaan, maar het is inderdaad belangrijk om ook al na te denken over wanneer een stuk wordt afgedankt. We hebben een tijdje geleden een collectie gemaakt van oude stukken. Het viel op hoe hard de klant hierdoor aangetrokken werd. Er ontstond tijdens de pandemie een grote honger naar lokale, duurzame merken. Wat ook een reden kan zijn, is het tastbare van upcycling. Je bent als klant zeker dat het niet om greenwashing gaat. We zouden dit op grotere schaal willen ontwikkelen, maar het is echt niet simpel om ateliers te vinden die hiervoor openstaan.”
Het is schrijnend wat sommige bedrijven doen met hun overschotten. Sommige verbranden ze, andere dumpen ze op stortplaatsen in verre landen. Er zijn grote spelers die bewust overproduceren omdat dit financieel interessant is.
Ségolène Jacmin, Façon Jacmin
Blondeel: “Bij JBC zamelen we al geruime tijd kleding in, samen met Wereld Missie Hulp. We stimuleren onze klanten om afgedankte kleding niet zomaar in de vuilnisbak te gooien. We organiseren ook populaire swap events waarbij onze klanten tweedehandskleding kunnen ruilen en willen naar de toekomst toe nog meer gaan inzetten op tweedehands. Van het textiel dat we inzamelen werd er ook een nieuwe zak gemaakt, van gerecycleerd garen.”
Borrenberghs: “Ik werk momenteel zowel met deadstock als met natuurlijke materialen. De zoektocht naar wat de juiste aanpak is, eindigt nooit. Werken met stoffen die al bestaan klinkt heel goed, maar hoe zijn die gemaakt? Zitten er chemicaliën in die ik er liever niet in wil? Ik werk het liefst met natuurlijke materialen. Ik ben maar een klein bedrijfje, voor mij is mijn afval verwerken niet zo’n probleem. Voor grotere spelers is dat moeilijker.”
Jacmin: “Het is schrijnend wat sommige bedrijven doen met hun overschotten. Sommige verbranden ze, andere dumpen ze op stortplaatsen in verre landen. Er zijn grote spelers die bewust overproduceren omdat dit financieel interessant is. In grote oplages bestellen is goedkoper en een deel van de stukken doen ze van de hand voor dumpingprijzen. De rest wordt dan letterlijk gedumpt in Afrika of Chili.”
Blondeel: “Dat zijn gelukkig praktijken waar we bij JBC absoluut niet aan meedoen. In de modestrategie van de EU staat bovendien dat alles wat je produceert als Europese speler jouw verantwoordelijkheid blijft. Je kunt het verkopen, recycleren of upcyclen. Als dit in wetgeving wordt vertaald, zal kleding verbranden of dumpen dus bestraft worden.”
Als het gaat over circulariteit, speelt ook de nood aan ecodesign. Ontwerpers zullen vooraf meer moeten nadenken over de impact van wat ze ontwerpen en over een tweede leven voor hun product.
Borrenberghs: “Dat maakt onze job extra uitdagend én creatief. De rol van de designer wordt uitgebreid en je verantwoordelijkheid groeit.”
Blondeel: “Onze ontwerpers hebben er een goed oog voor en stellen vragen aan mij over wat er nodig is. Het is een kwestie van samen aan hetzelfde zeel te trekken. Je moet alle mensen in het bedrijf meekrijgen.”
Is minder produceren ook niet noodzakelijk voor de transitie?
Jacmin: “Het is geen gemakkelijk thema, maar ik vind dat overproductie te weinig aandacht krijgt. Het gaat vaak over de arbeidsomstandigheden en de impact van materialen, maar wat met alle stukken die geproduceerd worden die niet nodig zijn?”
Blondeel: “Wij zullen verschillende collecties per jaar blijven maken, de consument vraagt daar ook om. We zoeken naar duurzame oplossingen op andere vlakken. Op het gebied van wetgeving en zorgplicht kunnen wij een voortrekkersrol spelen. Werken met biokatoen, gerecycleerd katoen en Tencel doen we al, maar grote innovaties qua modestoffen zijn helaas nog niet schaalbaar voor grotere merken. Daar zullen jullie als kleine spelers de pioniers moeten zijn, zodat wij uiteindelijk ook op die kar kunnen springen.”
Tot slot: hebben jullie tips voor mensen die bewuster duurzame mode willen kopen en dragen?
Jacmin: “Koop niets! Behalve Façon Jacmin. (lacht) Niet consumeren hoeft niet, maar denk voor je iets koopt bewust na. Heb je het nodig? Laat je tegelijkertijd ook niet verlammen door een schuldgevoel. Alle kleine beetjes helpen.”
Borrenberghs: “Blijf nieuwsgierig, stel vragen, ga voor kwaliteit en kies stukken die echt bij je passen. Zelf stel ik mezelf altijd de vraag: hangt dit over dertig jaar nog in mijn kledingkast?”
Blondeel: “Laat je niet ontmoedigen. De sector is ermee bezig en ook al gaat het soms traag, we gaan de goede richting uit. Met behulp van wetgeving zal alles duidelijker worden voor de producenten en wordt de keuze voor de consument ook gemakkelijker. Heb vertrouwen in de Belgische mode.”
Met dank aan designagentschap Melmath Agency voor de locatie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier