Anders dan bij ons worden in Nederland architecten die conventioneel of traditioneel bouwen wel serieus genomen. De bekende Amsterdamse architectuurcriticus Hans Ibelings legt uit waarom.

Onze noorderburen springen op een meer ontspannen manier om met hun architectuur, er wordt zowel uitgesproken hedendaags als vrij klassiek gebouwd. In de polders verschijnen er nieuwe woondorpen opgevat als waterburchten, en in de Amsterdamse binnenstad wordt onopvallende invularchitectuur gepromoot. In sommige oude steden verschijnen er zelfs ‘moderne’ klokgevels in het straatbeeld. Voor Hans Ibelings is dit geen probleem. Hij vindt dat een veelheid aan stijlen onze complexe samenleving weerspiegelt. Bovendien moeten we oude gebouwen en steden niet overbelasten met te contrasterende nieuwbouw. Hij stelt ook boudweg dat er in de toekomst zo min mogelijk moet worden bijgebouwd en afgebroken om meer te kunnen renoveren, niet het minst om ecologische redenen. We moeten de economische groei en de vooruitgang niet onlosmakelijk met elkaar verbinden, zegt hij. Ibelings pleit voor een “vooruitgang door krimp”.

De monumentenzorg beschermt uit de jaren dertig zowel cottages, art-decohuizen, classicistische gevels als uitgesproken moderne bouwwerken, en aanvaardt dat er toen meerdere stijlen waren met een architectonische waarde. Nu appreciëren de architectuurpauzen enkel de hedendaagse stijl, de rest vinden ze kitsch.

Hans Ibelings : Ik weet niet of er echt wordt neergekeken op andere architectuurvormen. Nederland is nog sterker dan zijn buurlanden bepaald door de dominantie van het modernisme. Er ontstaat langzaam maar zeker een waardering voor de traditionele architectuur. Er zijn architecten die ideologisch gezien niet bij het traditionalisme thuishoren, maar wel een architectuur bouwen die daarbij past, met hellende daken en traditionele materialen. Ik stel vast dat er bewuster omgegaan wordt met de traditie, er is belangstelling voor een conventionele benadering van de architectuur. Dat merk je bijvoorbeeld in het centrum van Amsterdam waar de invularchitectuur geen herhaling is van wat er stond, maar zich wel rekenschap geeft van de conventie van de stad, zeg maar de omgeving.

Die conventionele architectuur verschijnt nu ook in nieuwe wijken, zoals IJburg naast Amsterdam. Daarnaast heb je dan de traditionele architectuur. Soms denk je dat die traditionele en conventionele architectuur reacties zijn op de moderne architectuur, maar eigenlijk laten ze sterke parallellen zien. Soms is er weinig verschil. In de Nederlandse architectuur van de jaren negentig zit een grote logica. Zo gaat het bureau MVRDV alles bij elkaar vegen in één gebouw. Maar dat merk je net zo goed in het werk van Sjoerd Soeters. De kastelen van de Haverlei zijn appartementsgebouwen die hij heeft opgevat als een waterburcht. Maar ze net zo logisch ontworpen als wat MVRDV brengt.

Maar stijlkundig blijft het een tegenstelling. Het ene hypermodern, het andere niet retro, maar op oude voorbeelden geïnspireerd.

De vorm is wat anders, maar de functie niet. Als je zo’n project van Soeters goed bekijkt, is het even modern van opzet.

Moeten we evolueren naar een soort eigentijdse, moderne eenheidsstijl, of moeten we een veelheid aan stijlen accepteren ?

De architectuur weerspiegelt de westerse samenleving met een veelheid aan uitdrukkingen. Maar eigentijds slaat niet altijd op de stijl alleen. Sla een boek open over architectuur in de jaren vijftig en je zult een diversiteit zien. Maar toch draagt alles, modern of klassiek, duidelijk het stempel van de jaren vijftig. Daarom denk ik dat ook de traditionalistische architectuur van vandaag over zoveel jaar gewoon als architectuur uit het begin van de eenentwintigste eeuw zal worden beschouwd.

Dat neemt niet weg dat een traditionele notaris- of pastoriewoning als zeer fout wordt beschouwd door architectuurcritici, die enkel hedendaags tolereren. Retroarchitectuur wordt als een zonde tegen de geschiedenis bestempeld.

Het is niet zo simpel als wordt voorgesteld, dat het modernisme de echte hedendaagse architectuur is en het traditionalisme vals. Je kunt natuurlijk wel zeggen dat de traditionele architectuur nostalgisch is. Maar de moderne ook, daar zit de nostalgie in naar een utopische toekomst. Het idee van de hoop op een betere toekomst. Er zit altijd een verlangen in de architectuur, of ze nu verwijst naar het heden of het verleden. Voor mij is dat hetzelfde.

Het is natuurlijk zo dat architecten een sterker idee hebben van wat modern is dan anderen. Maar je kunt geen mens verzinnen die op alle terreinen eigentijds leeft, zoals voor zijn kleding, eetcultuur, design of muziek. Er is altijd wel een aspect waaraan je niet meedoet. Je gaat niet louter naar hedendaags toneel of luistert niet enkel naar eenentwintigste-eeuwse muziek. Niemand zit op al die terreinen vooraan. Je ziet veel mensen die er bewust voor kiezen om in een notariswoning te wonen, maar voor de deur staat wel de nieuwste BMW.

Toch wordt de hedendaagse stijl op veel plaatsen opgedrongen. In Brugge mag je geen trapgevel meer bouwen. Moeten we niet losser omspringen met de stijl van de architectuur ?

Ja, dat doet me een beetje denken aan de kostuumfilms, die worden ook nog steeds gemaakt. En uiteindelijk hoef je je geen zorgen te maken dat het om een vervalsing van de geschiedenis gaat, want in zo’n film merk je toch ook, alleen al aan de kapsels, uit welke periode hij dateert. De eigen tijd sijpelt toch overal door. Het is een rare obsessie om altijd eigentijds te willen doen. Daarmee bedoel ik deze consequentie : wat vandaag eigentijds is, oogt morgen alweer ouderwets.

Die films doen denken aan de grachten van Amsterdam die soms pas in de jaren zestig een ‘zeventiende-eeuws’ uitzicht kregen.

Precies. Daar verwijst de recente tentoonstelling naar over architect A. Kok die heel wat heeft gereconstrueerd. Een paar stenen volstonden om een zeventiende-eeuwse gevel te verzinnen.

Heeft hij niet wat overdreven ?

Ik denk dat dit voor de Amsterdamse grachtengordel wel een zeer goede benadering was. Ik mag er niet aan denken dat dertig procent van de architectuur er zou zijn uitgevoerd in twintigste-eeuws modernisme.

Hij koos voor harmonie.

Invularchitectuur, traditioneel, conventioneel of modern, hoeft geen breuk te zijn met de omgeving. Een van dé hedendaagse architecten, Koen van Velsen, heeft bij de uitbreiding van zijn laat negentiende-eeuwse villa in Hilversum een garage bijgebouwd in oude stijl. Als je het niet weet, zie je het niet. Zijn eerste reflectie was “ik ga er iets nieuws aanbouwen”, uiteindelijk deed hij dit niet.

Is het geen probleem dat de traditionele architectuur niet meer wordt onderwezen, wat de afstand vergroot tussen heden en verleden ?

Het wordt niet gedoceerd, waardoor alle traditionalisten in Nederland, zoals het bureau Molenaar & van Winden, zelf moeten kijken naar de vooroorlogse en negentiende-eeuwse architectuur. Wordt het wel gedoceerd, dan is het direct in de sfeer van prins Charles of Rob Krier : te dogmatisch. Ik merk wel dat de gevoeligheid voor die architectuur vergroot. Onder meer aan de lezingen in de Amsterdamse academie voor bouwkunst en de masterclasses die ik samen met Sjoerd Soeters geef, waarbij we van het centrum van Rotterdam weer een conventionele, stedelijke omgeving willen maken. Het hoeft niet altijd om traditionele architectuur te gaan, maar over de opvatting hoe de stedelijke ruimte in elkaar zit. Kijk, je kunt het verleden op twee manieren zien. Je kunt er directe referenties uithalen als citaten. Maar je kunt er ook bijvoorbeeld structuren uit distilleren.

Ik ben geen zeloot van de traditionele architectuur. Mijn eerste belangstelling komt voort uit de wens om het terrein van de architectuur zo groot mogelijk te maken. Vergeet niet dat maar een klein procent van de architectuur telkens weer de tijdschriften haalt : het radicale modernisme. Maar dit is niet het grootste deel van wat er gebouwd wordt. Bij voorkeur behandel ik onderwerpen die zich aan de rand van de aandacht voor architectuur bevinden. Ik zal geen boek schrijven over Le Corbusier, maar denk liever na over de hele architectuur en stedenbouw.

U ligt niet zo wakker van de stijl van de architectuur, maar wel van haar impact op de maatschappij.

Denk eraan dat de bevolkingsgroei in Nederland bijna nul is. Die zal ook voor een groot deel van Europa niet meer toenemen. Volgens mij moet er gewoon minder worden gebouwd en meer aan inbreiding worden gedaan. Vooral ook om ecologische redenen. De bouw is bij ons goed voor 50 procent van alle afvalproductie, 50 procent van de broeikasgassen en 42 procent van alle energieverbruik. Dat moet drastisch naar beneden. Volgens mij moeten we gewoon niets meer afbreken en zo min mogelijk bijbouwen. Maar onze hele manier van denken is gebaseerd op ideeën die teruggaan op de industriële revolutie : groei en vooruitgang. Die zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, terwijl volgens mij vooruitgang kan door krimp.

Terwijl de bouwprojecten, niet alleen hier in Europa, maar bijvoorbeeld ook in China, almaar groter worden.

De schaal van veel projecten is te groot. De ingrepen veranderen te veel in één keer. Dat was ook in de jaren zestig en zeventig zo. Hopelijk groeit het besef langzaam maar zeker dat dit niet de goede weg is. In de jaren zestig en zeventig werd er ook veel afgebroken, in de jaren tachtig minder. Ik denk dat we nu weer naar een periode gaan van meer kleinschaligheid. Dat kan ook niet anders, die enorme bouwproductie moet stoppen, want die is uiteindelijk in strijd met alle economische logica.

Door Piet Swimberghe I Portret Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content