Sociaal verantwoord en duurzaam ondernemen, de term duikt steeds meer op in de internationale bedrijfswereld, op congressen en lezingen. Maar hoe werkt het in de praktijk ? Wij gingen kijken op de Keniaanse theeplantages van Unilever.

Het zijn de jonge groene blaadjes die geplukt moeten worden. En de knopjes.” Patrick Too is plantagemanager van Kericho en Kerenga, twee Ke- niaanse theeplantages van Unilever, de Brits-Nederlandse specialist in voeding en producten voor huishouden en persoonlijke verzorging. Hij is verantwoordelijk voor het eerste stadium van de theeproductie : het plukken van de blaadjes en het onderhouden van de theestruiken. De zon brandt hard. We bevinden ons veertig kilometer ten zuiden van de evenaar en op tweeduizend meter boven zeeniveau. Het zijn ideale omstandigheden voor een voorspoedige groei van theeplanten. In 1924 streken hier, in het noordwesten van Kenia in Oost-Afrika, een groep Britten neer met Indiase planten. Die bleken goed te gedijen. De firma Brooke Bonds werd opgericht. “Nog steeds zijn een deel van onze theestruiken originele planten van meer dan tachtig jaar oud”, zegt Richard Fairburn. Hij staat aan het hoofd van Unilever Tea East Africa (UTEA) dat Brooke Bonds in 1985 overnam. UTEA produceert één procent van alle thee in de wereld. Kenia produceert een tiende van de wereldtheeproductie en UTEA is een grote speler met 11 procent van de nationale productie. Unilever is de grootste theeproducent ter wereld.

Minder gepraat, meer daden

Een brede dubbele regenboog strekt zich uit boven de theevelden. Ze kondigt een flinke namiddagbui aan. Dat is geen uitzondering. Wolken vormen zich boven het Victo-riameer in het westen en lossen door het hoogteverschil dagelijks een nieuwe vracht. Nog een troef voor de theeplanten, dus. We rijden ondertussen door de plantage die meer dan zeventig kilometer lang is en in totaal 12.975 hectare telt. Overal staan, her en der verspreid, mannen en vrouwen thee te plukken. De arbeiders worden betaald per kilo blaadjes die ze binnenleveren op een meetpunt. “Ze verdienen goed. Zo’n drie dollar per dag”, zegt Richard Fairburn. “Dat is drie keer het minimumloon in de landbouwsector.” Bijna 90 procent van de thee komt van de eigen plantages, maar 12 procent van de thee die in de fabrieken van Kericho terechtkomt, wordt aangeleverd door driehonderd theeboeren uit de omgeving.

De afkorting CSR duikt de laatste jaren steeds meer op in de internationale bedrijfswereld. Corporate Social Responsability staat voor sociaal verantwoord en duurzaam ondernemen. Sommige bedrijven creëren zelfs de nieuwe functie van CSR-manager. “Ik verwacht dat we eindelijk een volwassen CSR-beleid zullen zien. Met minder gepraat over wat CSR eigenlijk is, en meer effectieve daden”, zei duurzaamheidsexpert Paul Hohnen begin dit jaar nog in het magazine Ethical Corporation. “Althans bij topbedrijven.”

Unilever, het moederbedrijf achter Lipton, het meest gekochte theemerk in België, is een grote speler in de voedingsmiddelen- en verzorgingssector. “De triple bottom line van profit, people en planet willen wij aanhouden”, zegt Fairburn. Unilever moet dus, net als alle commerciële bedrijven die duurzaam willen ondernemen, overeenkomst zoeken tussen korte- en langetermijndoelstellingen. “Maar de moeilijkheid is net om die verkoopdoelen op korte termijn te combineren met duurzame ontwikkeling vanuit een milieuvriendelijk, sociaal en economisch standpunt.”

Het klinkt allemaal goed in theorie, maar het is niet eenvoudig in de praktijk te brengen in een ontwikkelingsland. We zijn nog in het land als de Keniaanse krant Daily Nation kopt met de resultaten van een studie die twee politici lieten uitvoeren : “Zestien miljoen Kenianen leven in extreme armoede.” Dit wil zeggen dat vier op de tien mensen moeten rondkomen met minder dan één (Amerikaanse) dollar per dag. Veel armen gaan in de theepluk aan het werk. Maar het is bekend dat er problemen zijn in de internationale thee-industrie. Sanne van der Wal is onderzoeker bij de Nederlandse Stichting Onderzoek bij Multinationale Onderne-mingen (Somo) : “Kinderarbeid, te lage lonen, gezondheidsproblemen door het zware werk of het werken met bestrijdingsmiddelen, geen of beperkte vrijheid van vakverenigingen en/of collectieve onderhandelingen en arbeidsonzekerheid door tijdelijke contracten zijn internationaal de grootste problemen in de theesector. Ook in Kenia spelen de meeste van dergelijke problemen.” Daarbij komt nog dat de prijzen van de thee over de jaren heen fors gedaald zijn. “De prijs en dus de inkomsten voor theeplantages gecorrigeerd voor inflatie is met circa 36 procent afgenomen tussen 1981 en 2001.”

Duurzame landbouw

Wat doet de Keniaanse theeafdeling van Unilever in deze omgeving nu concreet op het gebied van duurzaam ondernemen ? Flink wat, zo blijkt. Richard Fairburn troont ons mee doorheen zijn plantage. Hij brengt ons bijvoorbeeld naar een waterkrachtcentrale die drie procent van de energie levert voor de plantage. “Niet alleen milieuvriendelijk, maar ook goedkoop.” En er zijn 1896 hectare eucalyptusbossen, die meer dan 90 procent van de energie voor de plantage aanbrengen. Een mogelijk nadeel van eucalyptus is dat de bomen veel vocht opnemen uit de bodem. Maar in een streek als Kericho, waar het regelmatig regent, is dat minder een probleem. “Het is een snelgroeiende boomsoort : acht jaar nadat een zaadje geplant is, kan er al een grote boom gekapt worden. Het hout wordt gebruikt in de ovens in de fabrieken. De bomen die in aangroei zijn, nemen de CO2-uitstoot die bij die verbranding vrijkomt, gewoon terug op. We zijn CO2-neutraal.”

Als er over duurzame landbouw gesproken wordt, duikt ook telkens de kwestie van meststoffen en pesticiden op, de chemische bestrijdingsmiddelen die de planten moeten beschermen tegen ziektes of ongedierte. “Neen, pesticiden moeten wij eigenlijk niet gebruiken”, zegt Richard Fairburn. “Omdat we geluk hebben dat onze planten gezond blijven. De hoogte en de koude ’s nachts zorgen er vermoedelijk voor dat ziektes niet overleven. En er is genoeg woud dat natuurlijke vijanden van heel wat ziektes en beestjes herbergt.” Toch wordt er wel een herbicide gebruikt “dat goedgekeurd is door de overheid” en er worden wel regelmatig meststoffen, kaliumcarbonaat en zink op de velden gebruikt. “Maar we bekijken elk perceel individueel. De planten krijgen maar net wat ze nodig hebben. We meten het nitraatgehalte van de grond en het grondwater voor en na toevoeging van meststoffen. Uiteraard is het de bedoeling dat de plant alles opneemt en dat er in de grond geen mest doorsijpelt.”

Afrikaanse olijf

Volgens Fairburn is biodiversiteit creëren een belangrijke pijler van het duurzaam ondernemingsplan. Daarom plantte het bedrijf sinds 2000 al meer dan 200.000 inheemse bomen op de Afrikaanse theeplantages. Ook op andere plaatsen in Oost-Afrika lieten ze nieuwe bomen wortel schieten. Bomen planten is populair in Kenia, sinds Wangari Maathai, die in 2004 de Nobelprijs voor de Vrede kreeg, de Green Belt Movement opstartte. Die vereniging stimuleert lokale gemeenschappen om bomen te planten en te onderhouden.

Biodiversiteit is zo belangrijk voor Unilever dat elke bezoeker van de theeplantage uitgenodigd wordt om een boom te planten : ook wij krijgen een babyboompje in handen gestopt. De put werd al voor ons gegraven, wij moeten alleen het plantje in de grond steken en opvullen. De rode aarde rond de worteltjes slorpt gulzig een volle emmer water op. Kenia heeft er een Afrikaanse olijf en een Harungana madagascariensis bij. “Minstens 50 meter links en rechts van elke rivier op de plantage willen we een natuurlijk woud creëren : als inheemse wildcorridor, maar ook ter zuivering van het grondwater en om erosie te vermijden”, zegt Richard Fairburn. Het heeft iets absurds : eerst duizenden hectaren theeplanten uit Azië en eucalyptusbomen neerpoten in een jungleachtig gebied in Oost-Afrika en dan de inheemse biodiversiteit willen redden. Een Europese environmental planner in Nairobi, relativeert echter een paar dagen later. “Je moet ervan uitgaan dat élke nieuwe boom een goede boom is”, zegt hij. “Maar de ene boom is inderdaad beter geschikt voor een bepaalde omgeving dan een andere.”

Aidsbestrijding

Sociaal verantwoord en duurzaam ondernemen gaat verder dan ecologische maatregelen nemen en bomen planten. “Ik heb een tijdje gedacht dat 18.000 mensen tewerkstellen in een ontwikkelingsland genoeg was, maar dat is het niet”, weet Richard Fairburn. “We hebben een veel grotere verantwoordelijkheid en we zorgen voor een grote gemeenschap.” Unilever bouwt huisjes voor de werknemers en hun families op de plantages. Er wordt gezorgd voor schoolinfrastructuur, kinderen van werknemers krijgen universiteitsbeurzen en er is een groot ziekenhuis met een uitgebreid hiv/aids-programma. Perpetua Waithera begeleidt dat programma : “Ondertussen hebben we al 1218 patiënten in behandeling genomen. Het grootste deel ervan zijn werknemers van Unilever. Maar ook mensen die niet voor ons werken, behandelen we.” Ook op het gebied van preventie zijn er initiatieven. “We geven videoshows, laten boodschappen drukken op de omslagen van de loonbriefjes en we zetten een heel systeem van peer educators op”, legt Perpetua uit. “We laten 250 arbeiders met hun collega’s, vrienden en familie praten over aids, preventiemaatregelen en andere taboes. Op een informele, maar wel correcte manier informeren zij heel veel mensen. En het onderwerp komt tenminste aan bod.” Het leverde Unilever vorig jaar een Global Award for Workplace excellence in HIV programmes op.

Onder de loep

Unilever vat zijn duurzameproductiebeleid samen in tien punten : van regels voor bemesting en ziektebestrijding, tot het zorgen voor biodiversiteit, het gebruik van water en hernieuwbare energie, het omgaan met personeel en de lokale gemeenschap (zie www.liptonforthefuture.com). Maar dat is een eigen invulling van het begrip ‘duurzaam’. Voorlopig wordt Unilever niet gecontroleerd door een onafhankelijke externe organisatie.

Unilever sloot zich wel aan bij de Ethical Tea Partnership. “Dat wil zeggen dat er bij producenten thee wordt gekocht die aan bepaalde normen moet voldoen”, legt onderzoeker Sanne van der Wal uit. “Het betekent echter niet dat alle thee die Unilever aankoopt ook ETP-gecertificeerd is. Van Sara Lee, het moederbedrijf van Pickwick, weten we dat 90 procent van de aangekochte thee ETP-gecertificeerd is. Unilever geeft zijn percentage niet vrij maar ik vermoed dat het veel lager is.”

Unilever richtte ook USTI op, Unilever Sustainable Tea Initiative. “Dat is vooral een initiatief om landbouwproductietechnieken op theeplantages te verbeteren. Dat zou kunnen leiden tot meer milieuzorg”, meent Van der Wal. “Driekwart van de toeleveranciers van Unilever zou volgens dit initiatief werken. Maar gezien de kwaliteit en de reikwijdte van de genoemde initiatieven vinden wij (dat zijn de maatschappelijke organisaties verenigd in de Initiatiefgroep Thee, waaronder Somo) dat de huidige inspanningen van Unilever en andere grote theeproducenten, nog tekortschieten om de problemen in de sector werkelijk aan te pakken.”

In de herfst van dit jaar verschijnen de resultaten van een internationaal vergelijkend onderzoek naar de duurzaamheid van de theesector. Sanne van der Wal coördineert dit onderzoek. “We kijken naar aspecten zoals arbeidsomstandigheden en milieuzorg in de theesector in zes van de wereldwijd belangrijkste theeproducerende landen. Hierbij zullen ook de Unileverplantages in Kenia onder de loep worden genomen.”

Tekst Leen Creve – Foto’s Charlie De Keersmaecker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content