Hij verstopt samen met een geliefde muntjes onder kilometerpalen en gaat er opnieuw naar zoeken als de liefde al lang gebroken is. En dan schrijft hij er boeken omheen. Tim Krabbé heeft ook met zijn nieuwe verhaal een gevoelig romantisch ei gelegd. Een gesprek over de gruwelijke schoonheid van hartenpijn.

Gretel Van den Broek / Foto’s Lieve Blancquaert

“Natuurlijk mag je dat. Mensen rond mij hebben me vaak gevraagd of ik wel wist wat ik deed met dit boek. Het verhaal is echt gebeurd en dus zeer kwetsbaar. Maar een schrijver geeft toch altijd inkijk in zijn leven, ook al is dat dan meestal op een minder directe wijze. Beweren dat de Tim van het boek nog net iets anders is dan de schrijver Tim is misschien een te zwakke verdediging. Ik heb gewoon mezelf als hoofdfiguur genomen omdat dat niet anders kon. Het thema van de hereniging met een verloren liefde in de dood was op een nogal onbewuste manier in minstens drie van mijn boeken geslopen. En dat het me dan verdorie in werkelijkheid overkomt, is toch onwezenlijk? Ik verlies als jongen een zeer belangrijke liefde en kan die terugwinnen in haar dochter, net in de periode dat ze rouwt om de dood van haar moeder. Dat is toch een ongelooflijk romantisch thema?”

Dat volledig naar waarheid is opgeschreven?

Tim Krabbé: De werkelijkheid moet altijd een handje geholpen worden om zichzelf te vertellen. De loutere werkelijkheid is geen goede baas van het verhaal. Het is de schrijver die baas moet blijven. Hij schaaft bij, laat dingen weg die er niet in passen, haalt er andere dingen bij. De waarheid liegen, noem ik dat. Je moet onwaarheden gebruiken om toch de waarheid te vertellen. De werkelijkheid is de drijfveer van mijn boek gebleven. Eigenlijk is het ook altijd zo geweest dat ik pas een thema onderscheidde als het boek al lang voltooid was. Ik probeer naïef te blijven ten opzichte van het boek dat ik schrijf, en ben al schrijvend niet met de diepere betekenis bezig.

U schrijft dat u de liefde met Kathy hebt stopgezet vanuit het besef dat ze niet volmaakt kon blijven. In uw boek ‘De Renner’ schrijft u over uw tweede plaats in een wielerwedstrijd. Is het romantische gevoel voor u een reden om iets af te wenden?

De Renner zou een vreselijk boek geweest zijn als ik de wedstrijd had gewonnen. En ook het boek Kathy’s dochter zou geen happy end verdragen. Als schrijver is het gewoon veel aantrekkelijker om het over een mislukking te hebben. Wat niet wegneemt dat ik inderdaad een behoorlijk romantische inslag heb.

In ‘Het gouden ei’ lezen we dat hoofdfiguur Rex overweegt om eindelijk maar eens ruzie te maken met zijn meisje, omdat hij wil zien “of er een touwtje is dat het breken waard is”.

Dat is een idee dat me bezighoudt. Er zijn liefdes die een zekere beleefdheid hebben die in alle omstandigheden volgehouden wordt. Nooit ruzie hebben kan net het omgekeerde zeggen van dat het goed gaat. Het kan zijn dat men zich niet genoeg geeft. Je kunt in een intieme relatie zitten waarin je nooit die gebieden binnengaat waarover je ruzie zou kunnen krijgen. In Het gouden ei beseft Rex dat een relatie die langs de veilige kant blijft hem minder waard is. Hoewel ik niet volledig met dat personage samenval, heb ik die gedachten ook wel.

Het doet wat getormenteerd aan.

Ach, ik ben heel romantisch en zeer weinig praktisch. Ik ben 58 en heb nooit een relatie gehad die langer duurde dan zeven jaar. Ik ben op 44 getrouwd met een lieve vrouw van wie ik drie jaar later alweer scheidde. En samen hebben we een kind. Ik denk niet dat ik in de wieg gelegd ben voor volwassen relaties. Dat is geen plan dat ik raadpleeg. Ik denk er eigenlijk niet abstract over na. Het gebeurt me. Het overkomt me. En die houding zie je ook in mijn boeken. Een Nederlands recensent is mijn werk psychologisch en zelfs therapeutisch gaan lezen en heeft er een samenhang in gevonden. Hij zegt nu dat het kan zijn dat de dramatische relatie met Kathy zo ingrijpend is geweest dat ik me nadien nooit meer heb durven binden, of zoiets. Ik weet het niet. Ik probeer bij alles in mijn leven mijn naïviteit en argeloosheid te bewaren. Eigenlijk probeer ik nooit iets te leren. Mijn devies voor het leven is: word nooit wijs, leer nooit iets, maak altijd dezelfde fout.

Dat moet u toch eens uitleggen.

Omdat je anders cynisch wordt, of blasé. Ik druk het nu wat sterk uit, natuurlijk. Maar als het om relaties gaat, stap ik er altijd in zonder te bedenken dat het misschien weleens mis zou kunnen gaan. Ik wil mijn jeugdig optimisme bewaren. Ik zou het cynisch vinden als ik een geliefde zou behandelen vanuit het idee dat we elkaar binnen een jaar toch niet meer zullen zien. Ik vind het belachelijk als mensen zeggen dat zoiets nu eenmaal in de sterren geschreven staat. Dat bepaalde liefdes nu eenmaal niet kunnen. Een man van bijvoorbeeld 56 en een fris meisje van een jaar of 30. Weet je wat ik doe? Ik neem haar op haar woord. En ik ga niet te zeer interpreteren wat ze zegt en doet. Ik neem haar zoals ze is. Stort me in het avontuur, zonder rekening te houden met een mogelijk vervelende afloop. De verhouding met Kathy’s dochter ben ik met een open vizier ingestapt. En de kans dat ik gekwetst zou worden is intact gebleven. Ik heb mezelf niet voor de pijn beschermd door een cynicus te worden. In principe verwacht ik álles van een relatie, ook al weet ik dan ergens in mijn achterhoofd dat het misschien niet lukt. Ik kan mezelf in haar doen geloven, kan mezelf toelaten het allemaal nieuw te vinden. Alsof het telkens weer voor het eerst gebeurt.

U bent kritisch tegenover relatietheorieën?

Ik betoog nooit iets. Kritiek leveren is me volkomen vreemd. Ik beleef een goed verhaal en schrijf het zo goed mogelijk op. Wat anderen doen met hun liefsten gaat alleen hen aan. Het interesseert me niet daarover iets te zeggen. Ik heb trouwens absoluut geen idee over hoe het zou moeten zijn in de liefde. Iedereen doet maar, en dat is prima.

En zo zijn er de kleinmenselijke kantjes. De Tim van het boek die bijna afhaakt op de angst dat zijn Kathy eventueel een kunstgebit zou kunnen hebben, of dat ze een onnozel bloemetjeshoedje werkelijk mooi zou kunnen vinden.

Ik beschrijf een jongen van negentien die heel erg onervaren is. Maar eigenlijk gaat het over de angst die iedereen heeft als er een nieuwe geliefde is. Je bent bang voor verborgen gebreken. Of bang of ze wel geaccepteerd zal worden door jouw wereld. Die angst symboliseer ik door bijna ridicule voorwerpen. Een grapje als “pas op voor mijn kunstgebit” zet een domper op de liefde. Tim kan niet geloven dat ze werkelijk een kunstgebit heeft, maar weet tegelijk dat hij het vreselijk zou vinden als het echt zo zou zijn. En hij is te laf om het haar te vragen. Zulke situatie verwijst voor mij naar een liefde die niet zo waardevol blijkt te zijn als je in je verliefdheid zou willen aannemen.

En daarom moet een levende liefde vermoord worden?

Dat is wat de negentienjarige Tim in mijn boek met Kathy deed. Het is niet precies aan te wijzen waarom, maar hij deed het wel. Het is gewoon jammer dat Tim geen volwassene tegenkwam. Die had kunnen uitleggen: “Jij bent gewoon gek op dat meisje en je hebt er een heerlijke tijd mee. Kijk maar uit dat dit niet verloren gaat.” Dus maakt hij het onherroepelijk uit. En dat was tragisch. Een van de lijnen in dit boek is dat haar dochter later hetzelfde met hem doet.

Doet iemand zoiets omdat de tragiek zo mooi is?

Ja, onder andere. Als het echt alleen maar fictie zou zijn, dan was de schoonheid van de tragiek het enige motief geweest. Maar ik heb het meegemaakt en het was veel meer dan dat. Nadat ik het uitmaakte met Kathy, heb ik er een manuscript over geschreven. Ik heb dat daarna nooit meer vastgenomen. Tot ik een mailtje kreeg van een meisje wier moeder net gestorven was en dat de dochter van Kathy bleek te zijn. Ik diepte het manuscript terug op, las het en besefte dat het met Kathy anders was dan ik me herinnerde. In mijn herinnering was het altijd een zeer romantisch gegeven geweest: dat ik niet kon verdragen dat het niet altijd volmaakt kon zijn. Na lezing bleek dat ik toen eigenlijk totaal in de war ben geweest. En dat ik me in mijn paniek had gericht op het enige waar ik echt om gaf: mijn meisje.

Ik weet dat vernietigingsdrang mij niet vreemd is. Ik heb een zekere liefde voor het gruwelijke. Ergens in mijn boek zeg ik ook dat de gruwelijke volmaaktheid van het zonder elkaar zijn onaangetast moet blijven. En er zijn verhalen genoeg waarin een man een vrouw letterlijk vermoordt om niet iets minder volmaakts met haar te hoeven meemaken. Zoiets was het met Kathy ook. Door de liefde te verbreken is ze onbewust en intuïtief omgezet in iets dat niet meer kapot kan. Het blijft dan een soort herinnering die alleen nog maar heel erg mooi is. Vraag me niet hoe dat juist functioneert. Ik zou zelf ontzettend graag weten wat ik op die bewuste laatste avond geantwoord zou hebben op de vraag: “Waarom doe je dat nou?”

Zou je je zoon van vijftien voor zulke stap behoeden?

Neen. Hij moet zijn eigen fouten maken. Wel zou ik hem wat overwegingen meegeven. Ik zou hem bijvoorbeeld mijn verhaal met Kathy kunnen vertellen. Verder vind ik dat een kind op die leeftijd al lang een eigen leven leidt en je niet meer alles vertelt. Ik maak duidelijk dat alles bespreekbaar is. En verder hoor ik te weten waartoe ik geen toegang heb.

Wat hebt u met peuken met lipstick? In minstens twee van uw boeken duikt dit detail op.

Dat zijn details die ik bij het verhaal verzin. Maar gek genoeg vond ik onlangs bij het opruimen van mijn bergruimte een luciferdoosje met peuken. Misschien had ik weer een of ander vreselijk slotgesprek met een meisje, en heb ik nadien haar lipstickpeukjes in een doosje gedaan. Ik ben een bewaarder. Ik ben sentimenteel. En ook heb ik regelmatig filmfantasieën.

Zoals u het wachten op Laura, Kathy’s dochter, beschrijft alsof er zich een film afspeelt?

Ik ben ook regelmatig bezig met de filmscenario’s van mijn boeken. Ik doe het graag om aan mezelf iets als in een film te vertellen. Met details erbij, sferen, de camerabeweging. Een man kleedt zich aan, ziet peuken liggen, vertrekt naar een afspraak. Het is ook een prettige manier om de lezer op het verkeerde been te zetten. Fantaseren hoe het in een film zou gaan, is niet noodzakelijk gelijk met wat er nadien werkelijk in het boek gebeurt.

In dit boek verstopt Laura een briefje voor u in Kreta, en in ‘Het gouden ei’ verstoppen geliefden muntjes bij een paal. Naast de zware romantiek ook de fantasie van de kleine dingen?

Laura was een aardig meisjes en vergat af en toe dat ze het zou uitmaken. Ze verstopte een briefje in Kreta, toen ze eigenlijk wel wist dat het moment van de breuk bijna gekomen was. Dat zijn van die kleine betekenisvolle dingetjes die ik ook met andere liefdes beleefd heb. En die muntjes onder die kilometerpalen langs de Autoroute du soleil, die heb ik daar ooit echt samen met een meisje gelegd. Enkele jaren later ben ik weleens gaan kijken of ze er nog lagen. Ze lagen er nog, onder een graszode.

Ik denk dat heel veel mensen dat soort dingen doen. Het is toch ook ontroerend als je na jaren nog een teken vindt van wat je ooit samen met iemand gedaan hebt? Het is zoiets als krassen in bomen. Een mens heeft altijd de behoefte om een tastbaar bewijs van zijn aanwezigheid achter te laten.

Om onsterfelijk te zijn?

Ik denk bij die kleine dingen niet zo gauw aan de symbolische duiding. Ik denk dan: dat ligt hier over honderd jaar nog. En dat maakt de liefde misschien wat onsterfelijk. Aan het einde van Kathy’s dochter vind ik een gulden in de zak van het jasje dat ik van haar geleend had, en zoek ik een plek om hem neer te leggen. Als herinnering. Je zou ook kunnen zeggen dat het iets masochistisch heeft, omdat de tekens er nog zijn als de relatie al lang gebroken is.

Maar toch voel ik dat niet zo. Als een geliefde belangrijk is geweest, is het huis hoe dan ook vol van haar. Ik weet nog dat ik ontzettend moest huilen omdat ik een kast openmaakte waarin een heel belangrijke vriendin een plankje had gehad. Op dat plankje hadden haar spulletjes en flesjes gestaan, en nu was het leeg. Dat was veel aangrijpender dan wanneer er nog iets was blijven liggen.

U denkt in uw boeken regelmatig na over het krijgen van een gedachte en de mogelijkheid van een daad. Iemand staat op een balustrade en denkt na over hoe het springen zou zijn. Het lijkt soms wel een soort autistisch gedachtespelletje.

In het gefingeerde slotgesprek van Kathy’s dochter vertel ik dat ik tijdens het kussen opzettelijk dacht: ik hou niet van haar. Kathy antwoordt dat ik dat deed omdat het juist niet waar is. Zoals je op een toren onvermijdelijk moet denken aan hoe het zou zijn om eraf te springen. Dat zijn gedachte-experimenten. En dat boeit mij. Ik vind het een raadsel dat het springen zuigt, maar dat je niet springt. Iets houdt je tegen. Een mens heeft zoveel absurde gedachten in zijn leven. Wat is het dan dat ervoor zorgt dat hij al die absurditeiten niet doet? Zelfmoord is volkomen absurd. Je lijdt er zelf niet aan, en toch doe je het niet.

Die gedachtespelletjes gaan perfect samen met de opbouw van de spanning. In uw werk is altijd wel een of andere oerangst aanwezig: levend begraven worden, verlaten worden en dergelijke.

Angst zal wel een inspiratiebron zijn, maar ik wil tegelijk vermijden om mijn verhalen te goed te begrijpen. Ze komen uit mij voort omdat ik ben zoals ik ben. En daar hoort bij dat je in mijn relationele leven de nodige mislukkingen kunt aanwijzen. Maar angst is bovenal universeel. De angst om levend begraven te worden, het thema uit Het gouden ei, is vooral psychologisch duidbaar. Toch vond ik het een uitdaging om dit oergegeven in een zeer realistisch verhaal werkelijk te laten gebeuren. Het verbijsterende aan Kathy’s dochter is dat zo’n krankzinnig verhaal zich werkelijk voordoet. Met mij dan nog. Met de dochter van een meisje over wie ik vroeger een boek geschreven heb.

In ‘De grot’ staat op de eerste pagina al: “De angst ruiste als verliefdheid door zijn bloed.” Is ook verliefdheid angstaanjagend?

De Grot is net als Engelse pocket uitgekomen. Er was een recensent die dacht dat er een woord was weggevallen. Die zin klopte niet, vond hij. Wel, dan zeg ik: hij kent de angst niet of hij kent verliefdheid niet. Want bij de twee voel je vlinders in je buik. Een kick misschien wel, een aangenaam soort opwinding. Het zou kunnen dat ik met deze vergelijking iets prijsgeef van een verkapte psychologie. Maar het is toch een sterk beeld. En ik vind het wel mooi om boude beweringen te doen en er verder niets aan toe te voegen.

In de meeste van uw boeken stappen de personages in volle bewustzijn een zwart gat in. De gebrokenheid lijkt onafwendbaar te zijn. Vinden zij een genoegen in het lijden?

Mijn ervaringen als amateur-wielrenner vertelden me veel over de onmisbaarheid van het lijden. Maar als schrijver is het niet vruchtbaar om daarover na te denken. Ik wil mijn thema’s gebruiken, niet begrijpen. Tim verzet zich tegen het onafwendbare einde van de relatie met Laura. Hij weet dat het zal komen, maar tegelijk weigert hij het. Hij zet oogkleppen op, opzettelijk. Zulke onafwendbaarheden zijn toch mooi?

Gelooft u dat er na de dood iets is?

Neen. Na de dood van Kathy vind ik haar terug in haar dochter. En in mijn boek De grot vinden twee mensen elkaar op het moment dat ze moeten sterven. Verenigd zijn in de dood vind ik prachtig, maar van na de dood geloof ik niets. Ik ben areligieus. Maar ik wil daar onmiddellijk aan toevoegen dat werkelijk niets ook moeilijk voor te stellen is. Ik speel maar met gedachten.

En met het nu-moment?

“Eerst zijn het de eerste seconden.” Dat zijn de beginwoorden van Kathy’s dochter zoals ik ze als negentienjarige opgeschreven heb. Ik had het uitgemaakt, had Kathy naar huis gebracht en dacht: dit zijn de eerste seconden nadat je haar voor het laatst gezien hebt. Ik nam het oude manuscript, schreef er een vervolg aan over Kathy’s dochter Laura en eindigde met het woord “altijd”. Dat vind ik mooi.

Ik spreek ook graag een moment toe: “Moment op de duinpan, op de vierentwintigste dag van onze liefde, hoe kom je erbij om voorbij te zijn? Hoe je je hebt verzet tegen de kracht waarmee ik dacht: nu liggen we hier nog, en nu nog?” Of ik ga in het hoekje van een raam staan verbijsterd zijn over de tijd: “Nu kan ik haar nog zien, en nu ook nog, maar zo meteen niet meer. Hoe kan dat toch?” De dramatiek van het weten dat je haar zo meteen niet meer zult zien, dat is een gruwelijk mooi moment. Als alles mooi was, dan was niets mooi. Dan was alles normaal. Het einde van iets helpt je te zien hoe mooi het was. Dat is de schoonheid van het voorbij-zijn. Misschien heb ik met Kathy iets van die schoonheid willen scheppen.

Dat is inderdaad ongelooflijk romantisch.

Ja, ik weet het. Maar er is niet aan te ontkomen. In de film Citizen Kane wordt aan het hoofdpersonage gevraagd van wie hij in zijn leven het meest gehouden heeft. “Op het meisje dat ik gedurende tien seconden vanop een veerboot in een andere veerboot zag naderen”, vertelt hij.

Zit er iets artistieks in de Krabbé-genen?

Mijn moeder is nu 88 en was filmvertaalster en meisjesboekenschrijfster. Mijn vader wordt binnenkort 94 en schilderde. Mijn broer Jeroen zit in de film, mijn halfbroer schildert en ontwerpt mooie lampen. We zijn opgegroeid in de overtuiging dat we geen confectieleven hoefden te leiden. Dat we in de kunst zouden terechtkomen, was bijna vanzelfsprekend. Maar los van het overgeërfde talent is er ook werklust. Anders is talent zinloos.

Tim Krabbé, Kathy’s dochter, Bert Bakker, 274 p., 19,95 euro.

“Ik verlies als jongen een zeer belangrijke liefde en kan die terugwinnen in haar dochter, net in de periode dat ze rouwt om de dood van haar moeder. Dat is toch een ongelooflijk romantisch thema?”

“Er zijn liefdes die een zekere beleefdheid hebben die in alle omstandigheden volgehouden wordt. Nooit ruzie hebben kan net het omgekeerde zeggen van dat het goed gaat.”

“Als alles mooi was, dan was niets mooi. Dan was alles normaal. Het einde van iets helpt je te zien hoe mooi het was. Dat is de schoonheid van het voorbij-zijn.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content