‘Het is verrassend om op je vijftigste een boek te lezen dat je manier van naar de wereld kijken fundamenteel verandert’, schrijft Knack Weekend-redactrice Nathalie Le Blanc over The Wayfinders van Wade Davis.
‘Deze piramide staat tot op twee centimeter waterpas.’ De Egyptische gids was trots op de prestatie van zijn voorouders, maar een van zijn toeschouwers geloofde er niets van. Voor zo’n immens gebouw was dat onmogelijk, toeterde de man. Toen de gids daarna vertelde dat de vier hoeken zo goed als perfect overeenkomen met noord, oost, zuid en west, ook al hadden de Egyptenaren nog geen kompas, liep de man stampvoetend weg. ‘Hij maakt ons fabeltjes wijs!’, riep hij.
Dit incident van dertig jaar geleden borrelde weer op terwijl ik The Wayfinders van Wade Davis las. Deze antropoloog bundelde zijn reeks lezingen over de kennis en wijsheid die verloren gaat als oude culturen verdwijnen. Neem nu Polynesische navigatie. Terwijl wij Europeanen tot de 14de eeuw amper de Noordzee en de Middellandse Zee uit durfden, en daarna nog lang braaf in de buurt van de kust bleven op onze veroveringstochten, voeren Polynesische ontdekkingsreizigers al in 1500 voor Christus van de Koraalzee ten westen van Australië naar Samoa, 2400 kilometer over zo goed als open water. Vijf eeuwen voor Columbus trokken ze in open catamarans nog duizenden kilometers verder en vestigden zich met succes op afgelegen plekken als Hawaï. Hun wayfinders hadden geen kompas of sextant, maar wel een diepgaande kennis van oceaanstromingen, golfpatronen en weersystemen én de sterrenhemel.
Onderweg zijn we naast mensenlevens ook adembenemend veel waardevolle kennis kwijtgeraakt.
‘Het is een van de grote tragedies van onze geschiedenis dat de Europeanen totaal geen moeite hebben gedaan om deze kennis te bestuderen’, schrijft Davis. De Polynesische culturen werden zo goed als van de kaart geveegd. En zij niet alleen. Maori, Maya, Kikuyu of Sioux, zonder geschreven taal, gebouwen, technologie of de juiste godsdienst was je een vogel voor de koloniale kat. De evolutietheorie helpt niet, stelt Davis. ‘Ze suggereert een soort ladder van succes, een hiërarchie in beschavingen. Wij geloven in het Westen in de cultus van vooruitgang en denken daarom in termen van primitief en geciviliseerd.’ Daaruit ontstond het idee dat we ‘de primitieveling’ moesten civiliseren.
Onderweg zijn we niet alleen mensenlevens en ecosystemen, maar ook adembenemend veel waardevolle kennis kwijtgeraakt, stelt Davis. ‘Elke cultuur heeft dezelfde rauwe genialiteit en stelt zich dezelfde vraag: wat betekent het om mens te zijn en hoe gaan we met onze omgeving om?’ Uiteraard waren Da Vinci en Einstein geniaal, en zijn smartphones, harttransplantaties en AI indrukwekkend, maar is het niet even geniaal en indrukwekkend, stelt Davis, dat de Inuit en Aboriginals overleefden in een omgeving die in theorie dodelijk is voor de mens, door elk aspect ervan tot in het diepste detail te bestuderen en die kennis zonder geschreven taal honderden generaties lang door te geven? Is de cultuur van pakweg Canada, met immense rijkdom voor the few maar ook dakloosheid en armoede, geciviliseerder dan de cultuur van de Penan in Borneo, waar men vindt dat één mens die in armoede leeft de hele gemeenschap te schande maakt?
Het is verrassend om op je vijftigste een boek te lezen dat je manier van naar de wereld kijken fundamenteel verandert. Maar dat is wat The Wayfinders met je kan doen. Je bent gewaarschuwd.
The Wayfinders, Why Ancient Wisdom Matters in the Modern World, uitgeverij Anansi.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier