Het gaat hard voor Zangra-architect Eve van Dyck: ‘De tgv waarop we zitten raast vrolijk voort’
Deze week: Eve van Dyck (50),de architect die het interieurlabel Zangra runt, samen met haar man Thierry Donnay. Ze steken elkaar naar de kroon wat betreft werkijver en zin voor zotte projecten. Eind dit jaar openen ze hun eerste fysieke Zangra-winkel in Brussel.
“Als ik het ongeluk van anderen zie, schaam ik me haast over hoe leuk ik mijn leven vind. Ik woon in de Ardennen, omgeven door velden, samen met mijn man, onze kinderen, mijn grootmoeder van 94 en de schattigste bordercolliepup ooit. We kweken schapen en kippen om ons eigen vlees te hebben en leven van de zomer tot het begin van de winter van groenten uit onze moestuin. Daarnaast werken we met veel passie voor Zangra – tien jaar geleden ontwierp ik voor mezelf een porseleinen lampje en intussen verkopen onze ontwerpen als zoete broodjes – en kopen en renoveren we gebouwen met een verhaal. Onlangs werkten we Villa Hastière af, een vakantiewoning aan de Maas, en nu verbouwen we een café-restaurant en kasteeltje in Waulsort.
Ik vind het soms maf dat we zulke tot de verbeelding sprekende projecten kunnen doen en vraag me dan af of we ooit op een grens zullen botsen. Voorlopig gebeurt dat niet. De tgv waarop we zitten raast vrolijk voort en dat past eigenlijk goed bij mij. Ik heb nu eenmaal jeukende handen. Als kind had ik al een hekel aan moeten rusten of dutjes doen. Jaren later las ik in een tijdschrift: ‘Rusten kun je als je dood bent.’ Toen wist ik dat dat de enige zin is met ‘rusten’ erin die wél bij mij past.
Ik heb altijd overal projecten gezien – kom ik voorbij een leegstaand café, dan stel ik me meteen voor hoe ik het zou runnen – maar ik schakelde pas écht naar een hogere versnelling in 2015. Toen zat ik met mijn kinderen en onze snowboards op een Italiaanse berg en kreeg ik ter plekke een trombose. Ik keek Pietje De Dood in de ogen en het is een cliché, maar ik besefte toen echt: it’s now or never. Daarna besloot ik niet meer eindeloos na te denken over projecten, maar me er gewoon in te storten. Ik besliste ook om nooit meer iets tegen mijn zin te doen.
Dat lukt vandaag heel goed, ook omdat ik mijn passie kan delen met mijn man. Hij heeft zo mogelijk nog meer energie dan ik. Na een volle werkdag vindt hij niets ontspannender dan hout te gaan hakken. Ik maak mijn hoofd leeg door onkruid te wieden. In onze woonkamer hebben we zelfs nog maar pas een zetel, want zitten doen we toch nooit.
Het is een groot geluk dat we die gezonde werkgekte toevallig bij elkaar vonden. Met ons eerste geld kochten we een oude koffiebranderij die niemand wilde. Ik had ideeën voor de renovatie en Thierry bleek zó handig – een godsgeschenk – dat we sindsdien bleven zoeken naar zeer goedkope, maar inspirerende panden om op te knappen.
Traditionele workaholics zitten alleen op een kantoor terwijl hun partner thuis zit te wachten. Ze groeien uit elkaar, maar bij ons gebeurde het omgekeerde. Wij beleven wat een huwelijk voor mij echt moet zijn: elke dag samen dezelfde drive delen.
Een typerend voorbeeld: vorig jaar bij de bouw van een loods voor Zangra werd er heel veel klei uitgegraven. Iemand anders zou dat misschien weggooien, maar Thierry en ik zagen er een kwaliteitsvolle grondstof in waarmee we thuis een nieuwe keuken konden boetseren. De voldoening die je voelt als je zoiets indrukwekkends zelf maakt, is zo groot dat er iets knettert in je hersenen.
Weet je, ik had sinds jaren een enorm minderwaardigheidscomplex en ik raakte daar pas van af door dat motto te volgen: niet rusten, maar doen. Elke keer dat er iets lukte, groeide mijn zelfvertrouwen, waardoor ik nu zelfs de zotste projecten aandurf. Het creëert een zeer aangenaam sneeuwbaleffect waardoor ik meer dan ooit denk: rusten? Nee, dank u.” (lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier