Etiquetteregels om de feesttafel bij je baas of verre familie te overleven
Wie straks aanschuift bij de schoonouders, de grote baas of verre familieleden kan best de etiquetteregels er eens op nalezen. Kwestie van later toch nog die loonsopslag durven te gaan vragen of zelfverzekerd je verloving aan te kondigen.
Uitgenodigd op een kerstfeest waar er meer van je zal worden verwacht dan enkel doen alsof je alles hƩƩrlijk vindt en vriendelijk glimlachen wanneer je iets wordt gevraagd? Dan kan het wellicht geen kwaad op je etiquetteregels nog eens op te frissen. We zetten de belangrijkste even op een rijtje.
1. Voor de maaltijd
– Weet welk bestek, welke glazen en welk broodbordje van jou zijn. De tafelschikking handelt volgens het BMW-principe: Brood (links) – Maaltijd (midden) – Water en Wijn (rechts). Gebruik je bestek van buiten naar binnen toe.
– Sta altijd recht wanneer er iemand aan tafel aanschuift of de tafel verlaat.
– Laat je servet te allen tijde op je schoot liggen, behalve als je even de lippen of vingers moet schoondeppen. Wanneer je de tafel tijdelijk verlaat, laat je je servet best achter op je stoel. Wanneer je niet meer naar de tafel terugkeert, leg je die netjes naast je bord. Ermee wapperen of het servet als zakdoek gebruiken is ten allen tijde verboden.
– Drink nooit op jezelf. Wanneer iemand een toast op jou uitbrengt, knik hem of haar dan vriendelijk toe maar neem geen slok. Dan lijkt het namelijk alsof je jezelf een schouderklopje geeft.
2. Aanvallen maar (op beschaafde wijze)
– Begin niet met eten voor iedereen bediend is en de gastheer/gastvrouw een duidelijk signaal heeft gegeven (door middel van een kort dankwoord of een toast) dat je mag ‘aanvallen’.
– Kruid nooit je eten bij voor je het op zijn minst geproefd hebt. Voor je je lepel nog maar in een kom soep gestoken hebt al vragen om het zout getuigt niet bepaald van vertrouwen in het kunnen van de gastvrouw/gastheer.
– Slurpen, smakken, goedkeurend brommen of eender welk ander geluid maken terwijl je voedsel in je mond hebt, is absoluut uit den boze.
– Gebruik je bestek enkel om te eten en keer je vork nooit om tenzij je erwtjes, rijst of couscous voorgeschoteld krijgt. Gesticuleer niet met je mes en/of vork in de hand.
– Gebeurt het Rampscenario nummer Ć©Ć©n en krijg je een gerecht geserveerd dat je niet lust? Probeer dan toch steeds een beetje naar binnen te werken. Als je het werkelijk niet door je strot kan houden heb dan de welvoegelijkheid van het eten een beetje te versnijden en over het bord te schuiven. Geef nooit een verklaring tenzij ernaar gevraagd wordt, zelfs als je allergisch bent. Zo breng je niemand in verlegenheid. (Een goede gastvrouw/gastheer vraagt gasten echter op voorhand of er dingen zijn waar ze allergische reacties op vertonen)
3. Wat met dat brood?
– Beboter je broodje op de welvoegelijke manier: neem boter en smeer deze op je eigen boterbordje. Breek vervolgens een stukje van het brood en besmeer het met de boter. Snijd dus nooit een broodje volledig open om het dan volledig te bekladden met boter, rechtstreeks van het botervlootje.
– Gebruik je brood niet om saus op te vegen of in uw soep te doppen. Brood is een bijgerecht dat je BIJ het eten mag eten.
4. Na de maaltijd
– Het is okĆ© om een beetje voedsel op je bord te laten liggen. Een volledig leeggeschraapt en afgelikt bord dat eruit ziet alsof je al een week niet gegeten hebt daarentegen is niet zo fijn om achter te laten. Je gastvrouw/gastheer kan zo denken dat je een te kleine portie hebt gekregen en zich daar slecht bij voelen.
– Lik nooit je vingers af en ga niet tussen de tanden zitten peuteren. Wanneer er tandenstokers voorzien zijn, neem je die best mee naar de toiletten om daar je tanden schoon te maken.
– Vergeet je gastvrouw/gastheer niet te bedanken op het einde van de avond. Een extra bedankkaartje (of iets moderner: een smsje) achteraf is ook een mooi gebaar.
(KS)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier