Wijze woorden van Xuan Bich Trinh, gynaecologisch oncoloog: ‘Als je doorzet, kun je best ver komen’
Deze week: Xuan Bich Trinh (43), gynaecologisch oncoloog. Als kind van Vietnamese bootvluchtelingen voelde hij de druk om iets van zijn leven te maken. Dankzij het advies van een bijzondere passant en de kracht van bijgeloof slaagde hij daar ook in.
‘Ze noemen me weleens de zendokter. In de afgelopen twintig jaar verloor ik inderdaad nog maar een keer of twee mijn kalmte, onder andere toen mijn supervisor me tijdens een stage onterecht verweet dat een dossier niet in orde was. Ik had er net de zoveelste wachtdienst van 36 uur op zitten en was zo geraakt in mijn perfectionisme dat ik zelfs begon te roepen. Op zulke harde momenten wilde ik met de opleiding kappen.
Gelukkig kon ik altijd de knop omdraaien dankzij het advies dat ik als 22-jarige heb gekregen van George. Hij was een Griek en een vaste klant in het Chinese restaurant waar ik opdiende. Ik werkte tien jaar lang bijna alle weekenden of feestdagen om zakgeld te verdienen, waarmee ik dan een auto kocht of kon uitgaan met medestudenten. Ik kom uit een liefdevol, maar niet erg rijk gezin.
Mijn ouders zijn in 1979 als bootvluchtelingen uit Vietnam naar België gekomen, samen met mij en mijn zus. Vooral voor mijn moeder was de ervaring traumatiserend omdat haar broers en zussen omkwamen bij een gelijkaardige overtocht. Maar ook voor mijn vader was het hard omdat hij hier onder het niveau van zijn diploma moest werken. Omdat ze niet wilden dat dat allemaal voor niets was geweest, koesterden ze hoge ambities voor mij. Ik ervoer dat als een druk, maar wilde zelf ook meer in het leven. Onder meer daarom koos ik voor geneeskunde: specialisten verdienen aardig en hebben veel aanzien – dat zou mijn ouders trots maken.
Het werd een gezond bijgeloof dat me sterkte als ik weer eens twijfelde.
Enige probleem: als student was ik nooit de beste van de klas en het PMS vond dat een studie aan een hogeschool voor mij het hoogst haalbare was. Ik was zo op mijn tenen getrapt dat ik me per se wilde bewijzen aan de universiteit. Het lukte, maar welke specialisatie ik zou kiezen, bleef lang onduidelijk. Toen George me er op een avond naar vroeg, antwoordde ik dat ik twijfelde tussen kindergeneeskunde en cardiologie. Maar hij zei, nippend van de dure Lafite-Rothschild die hij altijd bestelde: ‘Dat is niets voor jou, Bich. Ga voor gynaecologie, daarin zul je zelfs de beste worden.’ Ik was zo verbouwereerd door zijn vastberadenheid dat zijn advies me altijd bijbleef.
Natuurlijk waren er nog argumenten om voor gynaecologie te kiezen – mijn stage bleek me heel goed te liggen en ik werd gevraagd om te blijven – en toch hielp Georges raad me, vooral op moeilijke momenten. Het werd een gezond bijgeloof dat me sterkte als ik weer eens twijfelde, bijvoorbeeld omdat ik wist dat ik niet het type ben dat zich naar de top elleboogt. Zou ik er dan wel raken? ‘Natuurlijk,’ dacht ik dan, ‘George heeft gezegd dat ik de beste word.’
Ik heb lang de internationale top willen bereiken, en studeerde en doctoreerde daarom tot mijn 37ste, maar toen werd ik in 2015 op straat in elkaar geslagen en afgevoerd met een hersentrauma. Het deed me beseffen dat er meer in het leven is dan status en dat ik mijn rijkdom moet aflezen aan het aantal patiënten voor wie ik een verschil maak of een luisterend oor ben.
Op mijn eigen ziekbed speelde nog altijd dat bijna onsterfelijke gevoel dat George me had gegeven. Ik zou niet doodgaan, dacht ik, want ik had nog een lange toekomst voor me. Het blijft een raadsel of zijn woorden écht iets gestuurd hebben, maar het deed me alleszins in mezelf geloven. Dat gevoel wil ik nu doorgeven aan de artsen die ik opleid of aan de middelbare scholieren aan wie ik sinds kort mijn levensverhaal ga vertellen: zelfs al behoor je niet tot de top van je klas, als je doorzet, kun je best ver komen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier