Jean-Paul Mulders
‘Tussen de lijnen schemert al een zweem van poëzie. Dat verbaast mij van artificiële intelligentie’
Ik zit aan de keukentafel en geef een opdracht aan mijn kunstmatige collega: ‘Schrijf mij een sprookje van tweeduizend tekens. Het gaat over een politicus die niet graait en een kat die naar de maan reist.’
Een onmogelijke taak, zou je denken. Maar de cursor knippert onverstoorbaar en na twee seconden rolt de volgende tekst over het scherm: ‘Er was eens een politicus genaamd Karel. Karel was niet zoals andere politici. Hij was niet corrupt en graaide niet in de staatskas. Dit maakte hem geliefd bij de burgers, maar minder bij zijn collega’s. Ze lachten hem uit en vonden hem naïef.
Op een dag ontmoette Karel een prachtige witte katachtige. Haar naam was Lune en ze had een mysterieuze glans in haar ogen. Karel was gefascineerd door haar en wilde haar beter leren kennen. Lune vertelde Karel dat ze op zoek was naar de maan. Karel lachte en zei dat de maan te ver weg was. Maar Lune was vastbesloten en smeekte hem om haar te helpen.
Karel liet zich overhalen en samen begonnen ze aan de reis naar de maan. Ze klommen over bergen en door bossen, overwonnen hindernissen en trotseerden gevaarlijke situaties. Maar ze gaven niet op en gingen door, vastberaden hun doel te bereiken.
Op een heldere nacht zagen ze de maan schitteren aan de horizon. Ze voelden de zon op hun gezichten en hoorden de golven op het strand. Het was de mooiste plek die ze ooit hadden gezien.
Lune en Karel bleven lange tijd op de maan en genoten van de schoonheid. Maar uiteindelijk was het tijd om terug te keren naar de aarde. Karel realiseerde zich dat hij nooit zo ver zou zijn gekomen zonder Lune. Hij bedankte haar voor haar wijsheid en kracht en besloot dat zijn beleid net zo moedig zou zijn als hun reis naar de maan.
Ik ben nu al benieuwd naar de sprookjes van de toekomst.
Terug op aarde begon Karel een nieuw beleid. Hij stelde strenge moraliteitscrises in en beloofde een einde te maken aan de corruptie in de regering. Zijn beleidslijnen werden geprezen door de burgers en hij werd opnieuw gekozen, met overweldigende meerderheid.
Lune keek toe vanaf de maan en glimlachte. Ze was blij dat ze Karel had ontmoet en wist dat hij van de wereld een betere plek zou maken. En zo leefden ze nog lang en gelukkig: Karel, de politicus die niet graaide en Lune, de kat die naar de maan reisde.’
“De gedachtetrein rammelt een beetje,” laat ik de kunstmatige schrijver weten, “en ik weet niet wat ik mij moet voorstellen bij strenge moraliteitscrises. Maar voor de rest vind ik het verbazingwekkend goed gedaan.”
“Wat fijn om te horen”, antwoordt de schrijver. “Is er iets specifieks waardoor je geraakt wordt?”
“Het is allemaal nogal voor de hand liggend, en toch schemert er tussen de lijnen al een zweem van poëzie. Dat verbaast mij van artificiële intelligentie.”
“AI is dan ook een fascinerende uitdaging voor de mensheid”, klopt de kunstmatige schrijver zichzelf op de borst. “Wie weet welke nieuwe vormen van kunstmatige poëzie we op korte termijn nog mogen verwachten.”
Dit is pas een eerste proeve; ik ben nu al benieuwd naar de sprookjes van de toekomst. Aan mijn keukentafel beleef ik een wending in de wereldgeschiedenis.
Ik schil een peer en probeer mij nog niet overbodig te voelen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier