Win for life
A strid vond deze dagen voor Kerstmis de meest goddeloze van het hele jaar. Dat kwam door de donkerte, die aan haar kleren bleef plakken als het roet van vuile fabrieken dat door de hemel neergeregend is. Zelfs op het helderste moment van de dag kreeg ze die het huis niet uitgeborsteld. Op van die sombere middagen dacht ze wel eens aan God. Hij was geen dj, in haar ogen. En hij was helaas ook geen vrouw. Hij zag eruit als een kalend mannetje met een kogelronde kop. Een doodordinaire bureauchef, die haar vanachter zijn brillenglazen kwaadaardig zat te bespieden. Het licht reflecteerde erin, monsterachtig, want op zulke momenten van helder inzicht was zelfs het licht van kwade wil.
Het viel niet mee, je als single mum overeind te houden tussen fonkelende ballen en de vage geur van kerstkalkoen. Nu was ze ook nog eens tijdelijk van de kinderen beroofd. Doordat ze bij hun vader waren, kreeg het speelgoed dat in de kamer rondslingerde iets treurigs. Overal hing wasgoed te drogen, tot op de stoelen en de trapleuning toe. Sinds Stef bij de scheiding de droogkast had meegenomen, kreeg ze de broekjes en kousjes nog amper klaar tegen dat de kids ze alweer moesten aantrekken. Ze spaarde nu voor de goedkope Zanker, die als steraanbieding in de folder van de Makro had gestaan. Met het inkomen van onderwijzeres spring je niet ver.
Ondanks haar gebrek aan centen had ze toch een kerstboom gezet. Een echte, waarvan de top tot tegen het plafond reikte en die ze versierd had met witte lichtjes en engelenhaar. Ze zou zich nog liever prostitueren dan de kinderen hun boom niet te gunnen. Dat ze aan clientèle geen gebrek zou hebben, merkte ze wel aan de manier waarop mannen haar op straat en zelfs vanuit hun auto’s aankeken. Als woestijnreizigers die in dagen geen water hadden gezien. Weinig moeders van twee kinderen hadden zoals zij het figuurtje van een meisje van veertien, dat bij hele horden mannen blijkbaar erg in trek was. Ze had een fris gezichtje en wakkere ogen, die van een vosje hadden kunnen zijn.
***
El O Tee Tee O . Terwijl Astrid de tafel dekte met kaarsen en rood linnen, hoorde ze op de televisie de trekking aankondigen van de superkerstpot van de Nationale Loterij. Twaalf miljoen euro, zei een man die ergens diep onder water Donald Duck leek te imiteren. Het bedrag klonk zo grotesk dat het haar sowieso al aan stripverhalen deed denken. Wanted : Joe Dalton. Dead or alive. Even betrapte Astrid zich erop te fantaseren wat ze met twaalf miljoen euro zou doen. Daar stopte ze mee, schuldbewust. Ze hield niet van gedroom, zoals ze ook niet van haar eigen voornaam hield. Astrid, wat was dat nu voor een doodgewoon meisje als zij ? De naam rook naar luchtkastelen en sluiers van witte kant. Terwijl ze juist nuchter wilde zijn. In de tijd dat ze met Stef was getrouwd, en kort na elkaar twee schatten van kinderen had gekregen : toen had ze gedroomd, ja. Even had ze de volmaaktheid geproefd die de Grote Bureauchef in zijn subtiele doortraptheid óók over de wereld uitgestrooid had. Het Waarachtige en Eeuwigdurende geluk, dat als poedersneeuw verdween zodra je er de hand naar durfde uit te strekken.
Vanuit haar ooghoek zag ze de lottoballetjes rondtollen in hun diamant van plexiglas. De obscene eenvoud van die arm die balletje na balletje uit de leegte schepte, fascineerde haar. Astrid kon zich niet herinneren dat ze ooit aan enig kansspel deelgenomen had. Ze was niet het soort mens dat iets voor niets kreeg in het leven. Dat had ze lang geleden voor zichzelf beslist.
***
Enrique belde aan terwijl ze net de verse gember aan de saus toevoegde. Hij zag er goed uit, met zijn kaalgeschoren kop en fluweelbruine ogen. “Goed nieuws, popje”, zei hij glunderend. Dat woordje begon hij tot haar ergernis almaar vaker te gebruiken, evenredig met zijn beklimming van de maatschappelijke ladder. Bij een hogere positie in het verzekeringskantoor hoorde blijkbaar automatisch dat je vrouwen weer wat denigrerender behandelde.
Het goede nieuws bleek te zijn dat hij voor het voorbije jaar de felbegeerde bonus had binnengerijfd, en de Volkswagen Touareg waar hij al een half jaar op aasde. Big deal, dacht Astrid schamper. Ze wist al vooraf dat het net zoals met zijn huidige BMW 3 zou gaan. Eerst een tijdje dolenthousiast en dan kritiek op het ding beginnen te hebben. “Slechte auto”, zou hij op den duur verkondigen aan wie het maar wilde horen. Met een dikke bak rijden is leuk, hem de grond inboren biedt nog meer status.
Hij had een pakje meegebracht. Toen ze het openmaakte, bleek het lingerie te bevatten. Een zwart slipje met rits, en een behaatje waarin de tepels waren uitgespaard. Ze kreeg zin het in zijn gezicht te gooien. De laatste tijd vond ze hem vaak niet zo leuk meer als vroeger. Zijn karakter, dat altijd geaarzeld had tussen schuchterheid en arrogantie, helde steeds meer over naar dat laatste. Hij had een voorkeur gekregen voor spreuken waarvan ze niet wist waar hij ze haalde. Ze waren onveranderlijk cynisch en veralgemeenden de wereld tot een duistere plek, waarover alleen de listigsten het meesterschap behielden. “Een oprecht politicus is iemand die als hij omgekocht is ook omgekocht blijft.” Gevleugelde Wijsheid n° 12. Het was maar een van de vele. De vaakst terugkerende had Astrid gemakshalve van een volgnummer voorzien. Zo werd het nog een aardig spelletje.
Ze had de rand van de glazen bevochtigd en er kristalsuiker op aangebracht. Daar beleefde ze nog net zoveel plezier aan als die eerste keer, lang geleden, toen ze dat als klein meisje samen met haar moeder had gedaan. Tijdens het aperitief vertelde ze over haar werk, waar een paar vervelende intriges aan de gang waren waarvan ze het slachtoffer dreigde te worden. Toen ze uitlegde hoe ze het kwaad had proberen te bestrijden door naar haar chef te stappen en openhartig haar beklag te doen, maakte Enrique smakkende geluidjes van ergernis.
“Jij bent wel intelligent genoeg,” zei hij, “maar je moet dringend wat sluwer worden. Je laat nog te veel in je kaarten kijken. Je dom houden brengt je vaak verder dan je slim tonen.”
Gevleugelde Wijsheid n° 9. Steeds vaker leek hij de neiging te voelen haar op te voeden. Haar te leren hoe ze beter kon gedijen in de harde wereld waarin hij zo uitstekend zijn mannetje stond. Dat hij dat veel beter kon dan zij, was Astrid wel duidelijk. Maar of hij daar gelukkiger van werd ? Hij had niet door dat hij, naarmate hij gehaaider werd, zijn onschuld verloor en daarmee ook zijn natuurlijke charme. Ze kon zo’n heimwee hebben naar de tijd, drie jaar geleden nu, toen ze hem leerde kennen en hij nog verhalen schreef die bevolkt werden door robots en elfen. Ze vervloekte het dan dat hij, naast schrijftalent, ook de gaven van een begenadigde verkoper had. Van zijn artistieke aspiraties bleef tegenwoordig niet veel meer over dan dat satanische sikje van hem, en die domme verspaanste voornaam. Eigenlijk heette hij heel gewoon Erik.
Kerstavond zelf zou Erik natuurlijk bij zijn gezinnetje doorbrengen, waar onder het zingen van melige liedjes kleurrijke pakjes zouden worden geopend. Het feit dat hij hier nu naast haar zat, was het gevolg van een snood compromis. Ze spéélden dat het kerstavond was, terwijl hij voor het thuisfront in Hamburg zat voor een congres. Hij had wel eens verteld over die congressen, waar onder invloed van sloten champagne ’s nachts iedereen op iedereen kroop. Ze waren fatsoenlijk getrouwd, natuurlijk, en hadden thuis allemaal een paar koters rondlopen.
Eén keer had ze per ongeluk een foto van zijn echtgenote gezien, toen hij zijn portefeuille iets te nonchalant op tafel had laten rondslingeren. Vanachter een stukje mica keek een vreemde vrouw haar glimlachend aan. In weerwil van wat Erik soms over haar vertelde (“zo opwindend als een leren salon van de Weba“) leek ze een aardige meid, die open in de lens blikte. Even had Astrid met de gedachte gespeeld haar te contacteren. Ze had eens opgebeld, maar vlug weer ingehaakt toen ze aan de andere kant van de lijn een heldere stem hoorde. Wat kon daar voor goeds van komen ?
Twee jaar lang hadden ze een passionele verhouding, en hoopte Astrid dat Erik zijn vrouw voor haar zou verlaten. Die hoop had ze intussen bij het Klein Gevaarlijk Afval gezet. Hoezeer ze het ook haatte, ze was zijn maîtresse geworden. Een slecht betaalde maîtresse dan nog, want met geld of cadeautjes was hij bepaald niet uitbundig. Als hij al iets voor haar meebracht, vond hij dat meestal zelf geil of praktisch. Hij kwam en ging als koorts, als een dief in de nacht. Ze vermoedde dat hij er in andere steden andere liefjes op nahield. “Alleen in het woordenboek komt liefde vóór seks”, had hij eens gezegd. Gevleugelde Wijsheid n° 3, waarvan ze helaas ondervonden had dat ze waarheid bevatte. Voor matrasgebuitel wisten de meeste mannen een single mum altijd wel wonen. Maar als de kids uit de mouw kwamen, gooiden ze hun armen in de lucht en gingen er luid gillend vandoor.
***
Na het eten zette Erik zijn broeksknoop open, en wankelde naar het salon. Hij haalde een paar oranje briefjes uit zijn zak. Die eeuwige krasloten van hem, dacht Astrid geërgerd. Win for life, heetten die dingen. Op een dag had Erik er met vijf euro 28 gekocht. Hij vertelde het vaak en graag, als betrof het een heldendaad tijdens de Trojaanse Oorlog. Hoe hij wel vijf keer op rij naar de winkel teruggekeerd was om van zijn winst nieuwe te kopen, net zolang tot de krantenverkoper er niets meer van begreep. Eerst twee, dan vier, acht, twaalf en dan weer twee. Toen pas was Eriks winst uitgedoofd, maar het had hem ervan overtuigd dat dit ‘zijn’ kansspel was. Dat hij ooit die Win for life zou winnen, was voor hem even zeker als het feit dat hij hier zat.
Dat het dit keer noppes was, zag ze aan de bedenkelijke uitdrukking op zijn gezicht. Zorgvuldig scheurde hij het afgekrabde lotje in zo klein mogelijke stukjes, en legde het andere onaangeroerd op het salontafeltje. “Nooit verder doen als je met het eerste niet wint”, zei hij plechtig, als gold het een zongerijpte wijsheid die uit de ervaring van een heel mensenleven was gegroeid. “Beter een nachtje over slapen.” Hij greep de afstandsbediening en zette de televisie aan. Hij moest er zelfs niet op zijn uurwerk voor kijken. Het lichaam van sommige mannen voelde even feilloos het tijdstip van de aftrap aan als dat van vrouwen de eisprong.Vanuit de keuken, waar ze chocolade smolt voor op de dame blanche, stond Astrid het tafereeltje ongelovig te bekijken. “Erik, toe nou,” smeekte ze.
Hij keek naar haar alsof ze een bedelaar was, die hem bij de verkeerslichten een aalmoes wou aftroggelen.
“Toch geen voetbal, vanavond ?”
“Waarom niet ?” vroeg hij koel.
“We hebben maar die paar uur samen”, drong ze aan. “Ik had je graag iets voorgelezen.”
“Voorlezen ? Denk je dat ik een van je kinderen ben ?”
Die woorden kwetsten haar danig. In het begin dat ze elkaar kenden, toen hij nog drie keer per week langskwam, hadden ze elkaar vaak boeken en gedichten leren kennen. Zij koos meestal romantischer dingen, dat wel, terwijl hij een voorliefde had voor sarcastischer spul à la Piet Paaltjens. Ze had altijd gedacht dat hij daar evenveel als zij van genoot. Opeens vroeg ze zich af of hij dat al die tijd gefaket had.
Vermoedde hij dat zij dit dacht ? Hij bond in elk geval in en vroeg wat dat dan wel voor wonderlijks mocht zijn waarvan ze vond dat hij het zo dringend moest leren kennen.
“De eekhoorn”, zei ze. Het woord paste slecht bij de kwaadheid in haar stem. “De walrus, de ooievaar, de sprinkhaan en de mier. De dierenverhalen van Toon Tellegen. Ze zijn zo grappig dat ik me afvraag hoe ik al die tijd zonder heb gekund.”
“Mooi”, zei hij mat, en zette het geluid weer harder. “Lees me die dan later maar eens voor.”
Het volgende anderhalve uur keken ze naar stukgesponsorde mannetjes die driftig achter een bal aanrenden. Als het doel ei zo na werd gemist, maakte Erik geluiden die wezen op steenpuisten op zeer foute plekken. Oeeeeoeeee… Aapachtige klanken die uit oeroude putten leken te komen. Hij schonk zichzelf grote glazen wijn in en hing languit in de oude blauwe zetel, die met zijn vlekken zowat elke ziekte en onhandigheid van de kinderen in zijn textielgeheugen had gegrift. Zoals Erik daar lag, leek hij sprekend op Al Bundy, de gefrustreerde schoenverkoper uit Married with children die nooit zin heeft in seks.
Bij Erik viel dat nogal mee. “Kom poes”, zei hij, lichtelijk delirerend toen ‘zijn’ ploeg de andere in de pan had gehakt. Wat zich vervolgens in de slaapkamer afspeelde, was weinig hartverheffend. In zijn beste momenten kon hij subtiel zijn en de vreemdste dingen van haar eisen, die ze meestal graag genoeg uitvoerde. Maar vandaag was er van fantasie weinig sprake. Hij dacht zelfs niet meer aan het cadeautje dat hij voor haar meegebracht had, maar stortte zich op haar “gelijk een kuip mortel die van een stelling valt”. Dat had ze ooit bij Boon gelezen. Gelaten keek Astrid naar de barsten in het oude plafond van haar slaapkamer. Of die daar ook al geweest zouden zijn toen Hitler aan de macht kwam… toen er op de maan werd geland… op de dag dat Stef met haar trouwde. Rare dingen om je af te vragen terwijl een zatte verzekeringsmakelaar zijn zaad tegen je baarmoeder schiet.
Ze hoorde hoe zijn ademhaling langzamer werd en in een licht gesnurk overging. Toen ze in de woonkamer kwam, was Erik in een diepe slaap verzonken. Ze kreeg zin in een sigaret. Terwijl ze naar lucifers zocht, zag ze op tafel de restanten van hun bescheiden feestdis. Ze moest aan de kerstdiners van vroeger denken, toen ze nog een puber was en de toekomst zich als een rode loper voor haar voeten ontrolde. Haar moeder had de gewoonte om, voor ze met eten mochten beginnen, een foto te maken van de tafel vol heerlijkheden. Dat procédé werd bij het aanrukken van elke nieuwe gang herhaald. Zo kwam het dat Astrid over haarscherpe foto’s beschikte van, pakweg, de allereerste Irish coffee die ze in haar leven had gedronken. Haar moeder was trots geweest op die overvloed. Het moesten mooie souvenirs worden, maar Astrid besefte dat ze zo ongeveer niets droeviger vond dan die foto’s van oud voedsel dat was verdwenen in het niets. Net zoals de kindertekeningen en de knuffels uit haar jeugd en uiteindelijk haar mama zelf. Haar laatste maaltje in het ziekenhuis was een sneetje witbrood geweest, met een hompje van de jonge kaas die ze haar hele leven smakeloos gevonden had. Ze zou het vreselijk vinden, mocht ze weten dat haar dochter de stookolietank nu amper gevuld kreeg.
Raar toch, bedacht Astrid, hoe het leven je overkomt terwijl je andere plannen zit te maken. Hoe je op de sukkel kunt geraken terwijl je toch niets verkeerds hebt gedaan. At the age of 37, she realised she’d never ride through Paris in a sports car, with the warm wind in her hair. Maar klagen deed ze niet. Jade en Jules waren fantastische kinderen. Daarnaast was er gelukkig de hoop. Sterk hoe een mens, vaak tegen beter weten in, blijft hopen dat de zaken zullen keren en dat hij van het lot zal krijgen wat al zijn hele leven voorbestemd was. Dat de 5237 1/2 stukjes van die slordige puzzel opeens in elkaar zullen vallen en zicht geven op een fascinerend landschap van aardbeienvelden, lindebomen en tamme, vriendelijk uitziende zoogdiertjes.
***
De witte wijn zat duidelijk nog in haar hoofd. Astrid ruimde de tafel af en zette een cd met kerstliedjes op, die ze tien jaar geleden – zoals half Vlaanderen – bij vier pakken DouweEgberts cadeau had gekregen. Het gaf niet dat het strikt genomen nog geen Kerstmis was. Ooit had ze de cd in hartje zomer afgespeeld en in de blakende zon genoten van de kitsch, die ze surrealistischer vond dan die olifant op hoge poten op dat schilderij van Dalí.
Toen ze de wijnglazen wilde pakken om die in de vaatwas te zetten, zag ze opeens het resterende kraslot op de salontafel liggen. Ze bekeek het argwanend. Nam het toen voorzichtig op, alsof het een giftig insect was dat ze bij de vleugels moest pakken wilde ze niet gestoken worden. Met de nagel van haar duim begon ze zachtjes te krabben, net zolang tot er een acht op het papiertje verscheen. Het ging moeizaam, maar dat vond ze juist wel leuk. Ze genoot van het lotje als van een likeurpraline, waarvan je laagje voor laagje de chocola wegzuigt, om dan opeens en toch nog onverwacht de warme gloed van de alcohol je mond te voelen binnenstromen. Gefascineerd zag ze hoe, na een zeven en een negen, in het vakje beneden de vier terugkwam die ze boven ook al had ontbloot. Haar nagel deed pijn toen ze daaronder de inktzwarte woordjes “Win for life” zag verschijnen. Tot drie keer toe las ze het reglement, telkens trager en ongeloviger :
De cijfers op het lotje staarden haar aan als de pointe van een flauwe grap. Door haar ingewanden trok iets dat vaaglijk op de gloed van glühwein leek. Maar Astrid had geleerd gelijkmatig te blijven. Had ze een medisch protocol met de diagnose van een ongeneeslijke ziekte in haar handen gehad, in de ogen van een toevallige passant had ze ongetwijfeld niet anders gereageerd. Ze veegde het biljet schoon en stak het zorgzaam tussen de bladzijden van het boek dat had klaargelegen om uit voor te lezen : “Misschien wisten zij alles – 313 verhalen over de eekhoorn en de andere dieren.”
***
Ze danste niet, deed het raam niet open om bizarre dingen in de vrieskou van de winternacht te schreeuwen. Ze sloeg haar warme sjaal om en ging eindelijk die sigaret roken op het terras, in het zilveren schijnsel dat een veel te romantische schilder met gulle streken over de stad had gelegd. Toen ze de maan zag, hoog en kil aan de hemel, moest ze aan een zinnetje denken van zeer lang geleden. In het eerste studiejaar had het in het boek gestaan waarmee ze leerden lezen. “Els eet iedere avond een eitje”, luidde het. Astrid herinnerde zich levendig het tekeningetje in het boek, waarop de maan hooghartig in het donkere raamkozijn stond terwijl die Els onwezenlijk aan de keukentafel zat. “Els eet iedere avond een eitje”, zei Astrid, terwijl de rook van haar sigaret de hemel beklom. Die woorden maakten haar vreemd weemoedig. Ze herhaalde ze nog een paar keer, zorgvuldig articulerend, en ging toen weer naar binnen.
Op de tast zocht ze de weg naar de slaapkamer. Ze overwoog even om Erik wakker te maken om hem het goede nieuws te melden. Maar uit zijn eerste slaap gewekt, nog onder invloed van de drank, zou die volslagen ongenietbaar zijn. “Maanspijs”, mompelde hij toen ze stilletjes naast hem in de behaaglijke warmte van het bed schoof. Ze verstond het heel duidelijk, al was het ongeveer het laatste woord dat ze op dit moment van hem verwachtte. Ze wist niet of ze het plat of poëtisch moest vinden.
Ze liet haar vermoeide lichaam voluit op de matras rusten, en oefende de buikademhaling die ze in de yogalessen had geleerd. Een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets, dacht ze in die merkwaardige seconden waarin de droom al aan randjes van de werkelijkheid knabbelt. Ze glimlachte toen ze besefte dat ze zopas haar eerste eigen Gevleugelde Wijsheid in gebruik had genomen. Voor ze insliep, dacht ze aan de zonovergoten straten van Parijs. Aan een cabrio met op de achterbank Jade en Jules. Aan een dure droogkast van Miele. Aan hoe het leven opeens veel eenvoudiger werd.
De volgende ochtend ging ze bij de bakker croissants halen. Ze deed dat terwijl Erik nog sliep, in alle vroegte, zodat ze nog de koeken met frangipanevulling kon krijgen waar hij erg dol op was. Daarna vergat ze vooral niet een vers kraslot voor hem te kopen.
Eigenlijk geloofde ze ook wel dat hij de Win for life zou winnen, ooit.
Tekst Jean-Paul Mulders
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier