OSCAR VAN DEN BOOGAARD

Anna Luyten Freelance journaliste

?Julia daalde en scheerde langs de ramen met de blote vrouwen, de knipperende neonlichten op weg naar Walhalla.” Een gesprek met Oscar van den Boogaard in een verlopen sekstempel aan het Brusselse Noordstation. Literatuur, peepshows en verlangens.

ANNA LUYTEN FOTO’S : LIEVE BLANCQUAERT

B eautiful Girls, Mister. Kissy Kissy, Sir. Hij gaat binnen. Hij duwt het gordijn van beduimelde plastieken slierten opzij. De schrijver. Aan de kassa bij de ingang wisselt hij wat bankbriefjes in muntstukken. Op het groezelige vast tapijt loopt het geheime genootschap van mannelijke klanten. We bekijken het interieur van Plaisirs d’Amour. Een sarcofaag van het genot. Hij zegt : ?Soms heb ik het gevoel dat ik de wereld vertolk.”

Oscar van den Boogaard (1964) is de auteur van De heerlijkheid van Julia, een prachtig en uitzonderlijk boek. Zo een waar je al jaren op wacht. Van den Boogaard beschrijft het leven van Julia, een vrouw van middelbare leeftijd, die wegkwijnt in de emotionele armtierigheid van het Vlaamse fermette-leven. Voor het schrijven van dit boek trok hij zich een tijdje terug op het Pajottenland. De mannen van Gooik spelen er ’s zondags in café Den Haas bolspel. Ze ruiken naar ?varkensrib met gestoofde ajuin”.

Eerder publiceerde Van den Boogaard Dentz, Fremdkörper en Bruno’s Optimisme. Met De heerlijkheid van Julia breekt hij pas goed door. ?Voor mij is de erkenning belangrijk dat ik er als Nederlander blijkbaar in geslaagd ben iets wezenlijks van het Vlaamse leven weer te geven. En als jonge man iets wezenlijks van een oudere vrouw. Ik beschouw het als een groot compliment.”

Van den Boogaard woont al enkele jaren in Brussel, waar hij samen met zijn vriend Jan Mot een galerie heeft. Hij groeide op in Suriname en in Nederland. Hij studeerde Europees recht en werkte een tijd op een Brussels internationaal advocatenkantoor. ?Toen ik vijfentwintig was, besloot ik te gaan schrijven. Ik moest gewoon toegeven dat onder mijn juridische dossiers een schrijfblok lag waarin zich verhalen vormden. Het schrijven is voor mij het belangrijkste dat er is. Het is alsof ik er in adem.”

Zijn werk is mooi, heel eerlijk en introspectief. Van den Boogaard onderzoekt het verlangen. Bruno’s Optimisme kondigde hij aan als de proloog op de trilogie Het Oceanisch Verlangen. ?Al die keurige kapsels om me heen, ik wilde mijn handen erdoorheen halen, ik wilde de essentie, de blote schedel, de krachtige oogopslag, woedend of blij als het tenminste maar iets uitstraalde… Was dit het moment om af te haken ? We waren nog jong, de een nog jonger dan de ander, we hadden tijd van leven, laten we dan ook leven.” Van den Boogaard : ?Verlangen is iets naïefs dat in het volwassen leven in het gedrang komt. Als je klein bent, kan je legitiem dromen van wat je wil. Je hebt er eindeloos veel tijd voor en eindeloos veel toekomst. Als je ouder wordt, maak je mee dat je dingen niet hebt waargemaakt, dat je verlangens niet hebt kunnen inlossen. De meeste oudere mensen hebben alleen nog standaardverlangens. Die gaan niet verder dan hun vakantiebestemming. Ik vind het prachtig als die kinderlijke verlangens in je volwassen leven nog kunnen voortbestaan. Ik heb een verlangen naar heel tegenstrijdige dingen. Die kan ik via mijn personages uitwerken.”

De directe aanleiding voor het schrijven van De heerlijkheid van Julia was een vreemde ontmoeting. In de zomer van 1993 zag Van den Boogaard in een Brusselse galerie een vrouw een enorm hoog bedrag neertellen voor een potje stuifmeel van de Duitse kunstenaar Wolfgang Laib. Hij volgde haar en kwam in het Pajottenland terecht, ?waar achter gesloten rolluiken ideeën leven waar je bang van werd”. ?Julia is totaal impulsief. Ongecontroleerdheid interesseert me. Daden van impulsiviteit zijn de daden uit het hart. Ik lever me over aan situaties. Ik denk dat voor beredeneerde mensen verlangen een project is in de toekomst, een uitstel. Voor impulsieve mensen is verlangen gewoon een daad in het heden.”

GEHEIM

Van den Boogaard stopt de muntstukken in de zakken van zijn lange jas. Hij trakteert. Op het einde van het gangpad hangt een genummerd fotomenu van vrouwen. We kiezen. We verdwijnen samen in een klein hok. Een venstertje geeft uit op een ronde kamer. Het glas is dik. Andere vensters waarachter je alleen de contouren van de andere gezichten ziet. Nummer zeven zit op handen en voeten naakt neergeknield op een draaischijf. Perfect belicht. Ze zwaait met haar blonde haar. Ze kijkt vanonder haar pony recht in ons gezicht. Zwoel. Op haar rechterbil heeft ze een getatoeëerde vlinder. Ze draait rond. Met haar ogen, haar hoofd, vooral haar achterwerk. Als haar vlinder vier keer is langsgekomen, dreigt het gordijnscherm voor het kijkvenster langzaam naar beneden te zakken. Alleen het inwerpen van muntstukken kan dat beletten. Van den Boogaard gooit ze snel in het gleufje naast het venster. ?Wat is geluk ? Het is zoiets als het kleinste kijkgaatje overhouden.”

?Een van mijn grote inspiratiebronnen voor De heerlijkheid van Julia was een bepaald werk van Duchamp in het museum van Philadelphia. Het is een soort kast, een kijkgat in een houten deur. Als je door dat kijkgat kijkt, zie je een liggende vrouw met een gaslantaarn. Als je dat werk van de zijkant ziet, merk je dat het een compositie van dode materie is. Wat je ziet, is dus niet wat het is. Dat je een vrouw kan decomposeren, dat interesseerde me bij het schrijven van het boek.”

Van den Boogaard leunt achter me in het donker tegen de deur van de cabine.

Ik ben gefascineerd door vrouwen. Ik denk dat ze het vermogen hebben om hun verlangens te koesteren, meer dan mannen. Bij sommige vrouwen kan je dat verlangen gewoon door hun ogen zien schitteren. Een hele sprookjeswereld.

Oscar Wilde zei : ?Geef een man een masker, dan toont hij pas zijn ware gelaat.”

Ja, dat is wel zo.

Jij kiest een vrouwelijk personage als masker.

Ik zou niet vanuit mezelf willen schrijven. Ik durf het gewoon niet. Misschien ben ik bang dat ik niet interessant genoeg ben. In De heerlijkheid van Julia koos ik als masker een vrouw van 48 omdat ik tot nu toe vooral vanuit leeftijdgenoten had geschreven. Ik wilde wat verder in het leven staan. Ik wilde meer herinneringen hebben dan ik zelf heb. Ik vond het een soort uitbreiding van mezelf.

Welke vrouwen heb je dan in je achterhoofd ?

Vriendinnen van me, vrouwen die ik ken. Vrouwen waarvan ik altijd gedacht heb dat ze dit zouden voelen. Ik wilde hun fantasieën grijpen.

Het gordijn dreigt weer dicht te gaan.

Vroeger moest ik me in mijn moeder verplaatsen. Het verlangen van het me verplaatsen in anderen heeft daar veel mee te maken.

Nog eens vijftig frank.

Mijn moeder leefde in een fantasiewereld. Ze dronk whisky met spuitwater. Ze was afwisselend euforisch en somber. Ik kon niet van haar weglopen want ik was afhankelijk van haar. Ik was vijf of tien of vijftien. Het enige wat ik kon doen, was me in haar verplaatsen en proberen haar te begrijpen.

We jagen de muntstukken erdoor.

Het is een verslaving je in te leven in een ander. Ik wil weten wat mensen beweegt. Ik ben door vrouwen opgevoed. Ik heb twee zusjes. Ik wist ook dat mijn moeder verlangde naar een bepaald soort man waar mijn vader niet aan voldeed. Ik was dertien toen mijn vader wegging. Voor hij ons verliet, zei hij me : ?Nu ben jij de enige man in huis.” Hij legde me nog uit hoe de verwarmingsinstallatie werkte. Een soort machtsoverdracht. Toen trok hij de deur achter zich dicht.

Het meisje draait hetzelfde rondje met haar achterste.

Verlangen is hier bijna voorspelbaar.

Ik denk niet dat verlangen voorspelbaar is, ik denk dat het profetisch is.

In Dentz, zijn eerste boek, verlangt Arthur, de zoon, naar de dood van zijn moeder die een knobbeltje in haar borst heeft gevoeld. ?Niet langer zou hij heen en weer geslingerd worden tussen de extremen van zijn moeder. Na haar dood zou hij ondubbelzinnig van haar kunnen houden. Ze zou plaatsmaken voor een dierbare herinnering.” Het gezwel blijkt goedaardig te zijn. Van den Boogaard : ?Toen ik het boek afhad, werd mijn moeder heel erg ziek. Ze is gestorven. Toen dacht ik : schrijven is profetisch. Omdat Dentz mijn meest autobiografische roman is, ben ik bang geworden voor autobiografie. Bij het volgende boek dacht ik echt : ik schrijf geen dingen op waarvan ik niet wil dat ze met mij gebeuren.”

Het kijkgat sluit zich helemaal.

Ik ben een man met veel geheimen. Mijn geheimen bewaar ik in mezelf. Soms stop ik ze in een boek, of koester ik ze gewoon.

CABINE TIEN

Nummer tien. De laatste cabine op het smalle gangpad. Hij doet het haakje in het slot. We zitten dij aan dij op het smalle bankje in rode skai. De zetelbekleding plakt. Boven de deur hangt een televisiescherm waarop heel gewone lijven in elkaar proberen te dringen, bonken, afdalen. Van den Boogaard : ?Kijk naar dat interieur, dat behang… Het is zo realistisch. Die sofa’s, die schemerlampen.” De pornografische vormen van vadertje en moedertje spelen. Huiselijkheid. ?Voor de buitenwereld was mijn vader een man met veel gezag. Hij droeg een militair uniform met veel balken en sterren. Als hij thuiskwam, stond hij achter de strijkplank. Mijn moeder verdronk ergens beneden in het huis haar grote verlangens. Ik zat op mijn kamer en droomde van een wereld die zou beginnen als ik het huis uit zou gaan. Ik verlangde naar een situatie waar redelijkheid de norm was. Het klinkt heel raar, maar toch zie ik mijn verleden als iets moois. Ik zie het als een soort opleiding, die familie. De les dat je je geluk zelf moet vormgeven. Eerlijk gezegd worden kinderen met een harmonieuze achtergrond over het algemeen niet de meest interessante mensen. Voor hen zijn zoveel dingen vanzelfsprekend. Ze hebben hun kinderwereld kunnen uitleven en zijn daarna echte volwassenen geworden. Misschien zijn het ideale mensen, maar mij trekken ze niet aan. Omdat in die ideale levens vanzelfsprekendheid de norm is. Ik wil een leven leiden in constante verbazing en nieuwsgierigheid.”

Terwijl hij spreekt, steekt hij geld in het gleufje. Ik zap met de bediening aan de zijkant van de armleuning. Geluidloze orgasmes. Ik vind geen volumeknop.

Mannen die het schaamhaar van vrouwen wegscheren. Veel scheerschuim. Van den Boogaard : ?Ik herinner me nog dat mijn moeder een polaroidfoto maakte van mijn eerste borsthaar. Ik lag nietsvermoedend in een tuinstoel te zonnen. Ik schrok me dood. Voor mijn elfde verjaardag kreeg ik een scheerapparaat en aftershave, maar er was nog geen baard- of snorhaartje te bekennen. Ze had zo’n behoefte aan een echte man in huis. Mijn zusje noemde mij haar ideale man. Als ze op een jongen verliefd was, zei ze : ‘Maar Oscar, wij hebben het samen toch veel fijner. Mijn moeder had een broer die ook Oscar heette. Hij was de grote liefde in haar leven. Ik voelde me door de vrouwen in ons huis belaagd. Ik wilde naar buiten…”

Weer vijftig frank. De machine zuigt geld. Zappen. Obsessies. Tongen die elkaar zoeken en grijpen. Vlees dat in elkaar verdwijnt. ?Als je een verhaaltje wil zien, moet je langer blijven kijken”, zegt hij.

WASHOK

Op het scherm binden vrouwen mannen vast en omgekeerd. Ze zepen elkaar in. Een wasserette met centrifugerend genot.

?In het schemerige washok drukte Julia haar middel tegen de Miele-wasmachine die het heerlijke voordeel had dat ieder jaar de Miele-onderhoudsmonteur naar hem kwam kijken. De behaarde atleet in kaki schil prees Julia omdat ze haar apparaten zo voortreffelijk verzorgde, natuurlijk, kosten nog moeite spaarde ze om haar Miele-wasmachine, en Miele-droogtrommel, en Miele-gasfornuis een eeuwige jeugd te geven, waar moest ze anders heen met al die liefde die in haar was ? Julia wilde het liefst de rits van l’homme au miel omlaagtrekken en bij hem binnengaan, dit zou toch een eerlijke beloning zijn voor de ijverigste huisvrouw ter wereld, of een troostprijs voor de ongelukkigste van allen, wat maakte het uit wat de reden was van deze beloning, het gevolg was dat ze hoe dan ook in hem zou opgaan… “

?Julia heeft dat verlangen naar zuiverheid. Ze koopt op een gegeven moment met het geld dat haar man in een motorhome wil investeren een potje stuifmeel. ‘Ze keerde het potje om en zeefde het tot een bergje, ze spreidde het uit tot een vierkant veld zoals ze het die eerste dag in de galerie had gezien… Haar in elkaar gekrompen wil kon in dit geel gedijen en zijn ware proporties aannemen. ‘ Maar Adolf Hitler had ook een verlangen naar zuiverheid. Bagwan had het ook. Verlangen op zich is niet legitiem. Het is niet automatisch goed. Er is zoiets als het kwaad. Dat interesseert me ook. Julia is in haar verlangen een monster. Op een gegeven moment, in haar extase, beschrijf ik hoe ze achter een jongen aanrent als een prehistorisch roofdier, met handen als klauwen.”

Nieuwe muntstukken. Andere beelden. Een vinger, twee vingers, dan drie, dan vier. ?Een vuist verdween in een romp alsof hij daar zou vinden wat hij altijd had gezocht. Dieper, dacht Julia, dieper, tot voorbij de ellebogen.”

Geen gekreun. Alleen de beat van een dom liefdeslied in het gangpad.

Hij : ?Die stunteligheid waarmee mensen toch proberen te vervloeien met elkaar. Het gedreun. Ik probeer in mijn romans een specialist van het verlangen te worden. Daarom moet ik ook de kwaadheid onderzoeken. Verlangen is niet madeliefjes en volle maan. Verlangen is ook gruwelijk. Dat zijn de twee kanten die ik in mijn romans vormgeef. Julien Green zei : ‘Een roman is gemaakt van het kwaad zoals een tafel van hout. ‘ Je kan niet een roman schrijven om alleen maar het mooie, naïeve verlangen op te tekenen. Je hebt een hoop onvolmaaktheid en complexiteit nodig om dat kwetsbare vorm te geven.”

Porno. ?Je kan in liefde geen buitenstaander blijven. In porno kan je dat wel. Je kwetsbaarheid kan je hier heel makkelijk beschermen.”

Van den Boogaard : ?Je moet even door dat gaatje kijken.” Ik gluur door een amateuristisch geboord kijkgat in de scheidingswand tussen cabine negen en tien. ?Ik zie alleen de schoot van een slechtgeconserveerd lichaam.” We kijken om beurten. Ik zie twee slagershanden. De ene masturberend. De andere graaiend naar een stukje keukenrol in de zak van zijn terlenka broek. De man klinkt als een stervend vogeltje. ?Geluk is misschien iemand niet meer te moeten missen”, zegt Van den Boogaard.

Een wanhopige manier van gemis.

Denk je dat geluk saai kan zijn ?

Zoeken naar geluk is in ieder geval niet saai. Er zijn alleen momenten van geluk. Die wil je natuurlijk rekken. Het moeilijkste in het leven is dat je je geluk niet kan vasthouden. Een roman is voor mij een soort kistje waar je dat geluk wel in kan bewaren. Er zijn mensen die de dingen zelfs niet hoeven op te schrijven. Ik ken mensen wier leven zelf een kunstwerk is. Ik ben daar niet spiritueel genoeg voor. Ik zit nog in het voorstadium van die perfectie. De behoefte aan het schrijven van een roman is een soort bewijs dat je niet genoeg aan het leven hebt. Het is een vorm van onvolmaaktheid. Ik heb nog dat boekhouderig ideaaltje van alles zo nodig te moeten neerpennen.

Ik voel dat ik in mijn leven telkens dichter bij de dingen kom die ik altijd heb gewild. Naarmate je ouder wordt, raak je gespecialiseerd in jezelf. Het is mooi met mensen om te gaan die dat ook worden. Vriendschappen gaan meer voorstellen. Vroeger raakte ik bevriend met mensen die hetzelfde boek aan het lezen waren. Nu is dat niet voldoende meer.”

DWEIL

Onder de deur van cabine negen wordt met een zabberend geluid een natte dweil geschoven. Dan houdt de man met de dweil even halt voor onze deur. Van den Boogaard : ?Dit is intimiteit die omslaat in walging.”

?Ik ben ontzettend nieuwsgierig. Bij alles wat ik waarneem, wil ik nadenken. Alles roept vragen op. Dat is ook heel vermoeiend. Op een gegeven moment moet je even een periode niets meer meemaken. Dat is in mijn leven wel heel moeilijk, omdat ik met meerdere dingen tegelijk bezig ben. Er komen bij ons heel wat kunstenaars over de vloer. Voortdurend blijven mensen logeren. Het is een in- en uitgeloop. Het complex waarin we wonen, wordt volop verbouwd. We zijn vaak op reis. Ik leef in een soort wervelstorm. Het wonderlijke is wel dat afleiding en drukte voor mij een voorwaarde zijn om me te kunnen concentreren. Ik moet me van de dingen kunnen afsluiten. Ik wil in mijn werk een soort orde scheppen. Als die orde om me heen is, word ik naar buiten getrokken. Chaos jaagt me naar binnen.”

We zappen. Mannen in een hevige omstrengeling.

?Ik weet wel dat ik heel erg trots was toen ik als eerste een man mee naar huis nam. Nog voor mijn oudere zusjes. Als zij het niet doen, doe ik het wel, dacht ik. Maar zij durfden hun vriendjes niet mee naar huis te nemen omdat mijn moeder geneigd was ze in te palmen. En bij mijn vriendjes had ze geen schijn van kans.”

En erotiek ? Vijftig frank erbij.

?Erotiek is voor mij heel erg belangrijk. Gewoon het in elkaar grijpen. Ik moet de dingen allemaal fysiek beleven. Ik moet me in het leven storten. Je hebt auteurs die ’s ochtends naar hun tuinhuisje gaan, schrijven en’s avonds naar huis terugkeren. Ik zou daar helemaal gek van worden. Ik moet de dingen aan den lijve ondervinden.”

?Ik werk ook graag met mensen samen. Ik ben op het moment in Parijs met een jonge Franse regisseur een film aan het schrijven over een man die een vrouw volgt die hij nooit zal kunnen bereiken. We werken samen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. En soms bellen we elkaar’s nachts uit bed als we een interessante scène hebben bedacht. Ik zou me met een wereld kunnen omringen waarin ik een soort staat van dienst heb. Maar ik zoek toch altijd situaties op waarin ik een vreemdeling ben.”

POPPEN

We zoeken naar de afdeling opblaasbare poppen. In de seksshop naast de peeptent ligt er eentje voor 1200 fr. MET BEWEGENDE OGEN, vermeldt de verpakking.

Poppen. ?Ik herinner me heel sterk de eerste man waar ik verliefd op ben geweest. Ik was vijf. Mijn zusjes hadden een Skippy en Barbie‘s. Maar een nichtje van mij had ook een Ken. Als kind denk je niet over seksualiteit na, maar ik herinner me nog het gemis dat ik voelde als we na een logeerpartij met de auto terug naar huis reden. Ik miste Ken. Mijn eerste vriendje was een kopie van Ken, hij leek wel van plastic. Toen ik Jan voor het eerst zag, dacht ik aan een andere pop die ik al vergeten was. In ons opberghok stond een rieten mandje waarin de poppenkastpoppen lagen. Eén poppenkastpop was zo lief dat ik er nauwelijks naar durfde te kijken. De eerste keer dat ik Jan zag, moest ik aan die poppenkastpop denken. Ken was anders dan het clowntje. Ken bleef de buitenkant. Het clowntje trok me echt in zijn binnenwereld. Ik denk dat ik door die periode van Ken heen moest om met dat clowntje uiteindelijk samen te kunnen zijn.”

?Als kind was mijn favoriete speelgoed ons poppenhuis. Ik speelde er de ideale familie. Mijn eerste boek begint met dat poppenhuis. Ik ben geobsedeerd door miniatuurwerelden. Voor mij is het schrijven van een roman te vergelijken met het spelen met een poppenhuis.”

Oscar van den Boogaard, De heerlijkheid van Julia, Amsterdam, Querido, 1995. Bruno’s Optmisme, Amsterdam, Querido, 1993. Fremdkörper, Amsterdam, Athenaeum-Polak Van Gennep, 1991. Dentz, Amsterdam, Polak Van Gennep, 1990.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content