HARBIN

Dertig graden onder nul en toch plezant : januari en februari zijn toeristische pieken voor Harbin. De Noordchinese metropool wordt dan een uitgestrekt winterpretpark, met het IJslantaarnfestival als climax.

Tekst en foto’s : Erik Raspoet

Luid applaus stijgt op als de deuren van de geïmprovizeerde kleedkamer openzwaaien. Daar zijn ze dan : de vrouwen in vrolijk bloemetjesbadpak, de mannen in hun blote bast. Er ontstaat tumult, iedereen wil met de ijsberen op de foto. Dit is China, een land van 900 miljoen poseurs en 300 miljoen amateur-fotografen. De winterzwemmers laten zich gewillig kieken, ze kunnen een beetje bewondering best gebruiken. De termometer wijst 25 graden onder nul, een schrale wind eet de oren van mijn kop. Het ijs op de Songhua is meer dan een meter dik, stevig genoeg om er met volgeladen vrachtwagens over te rijden. Het kost de organizatoren dagelijks een paar uur hard labeur om hun attraktie vlot te houden. Het resultaat : een echt zwembad, netjes afgewerkt met een uit kristalhelder ijs gehakte boord en startblokken. Sommige helden plonzen rechttoe rechtaan in het water, anderen geven een staaltje schoonspringen weg. Vandaag staat er een verrassingsact op het programma : een forse delegatie uit Rusland doet haar blijde intrede. Eigenlijk is het een verpicht nummer : tenslotte werd het winterzwemmen in deze contreien door de Russen geïntroduceerd. Een stokoude, graatmagere Siberiër ontpopt zich tot ster van de dag. Terwijl hij ongezond lang in het water blijft ronddobberen, deklameert hij voortdurend dezelfde zin : ?Ik heb vroeger nog met voorzitter Mao in de Yangtze gezwommen.” De toeschouwers liggen in een deuk.

De marktkramers in de smalle straten van de Daoliqu-wijk voeren een aktieve verkooppolitiek. ? Sulian pengyou“, Sovjetvriend, roepen ze me na. Sulian, tovaritsj, spasibo, het zijn woorden waarmee je als langneus in Harbin onvermijdelijk wordt gekonfronteerd. Een beredeneerde gok van de Chinezen. Sinds de normalizering van de betrekkingen tussen de twee grootmachten reizen zakenlui uit Siberië massaal naar Harbin om er de markten en grootwarenhuizen af te schuimen. Bontmantels, textiel, elektronika, de winstmarges kompenseren blijkbaar ruimschoots de forse reis- en hotelkosten. Prettig nevenverschijnsel zijn de restaurants op Zhongyang Dajie waar je borsjt en blini’s kan savoereren. Andere westerlingen zijn voorlopig nog zeldzaam. Harbin hinkt ver achterop bij zuidelijke steden als Shanghai, Shenzhen en Kanton, waar de ene joint venture na de andere van start gaat. Ook onder reizigers is de hoofdstad van de noordoostelijke provincie Heilongjiang geen klassieke bestemming. Geen wonder : de Chinezen zelf beschouwen het hart van het voormalige Mantsjoerije als een onherbergzaam oord. Wie in Peking het woord Harbin laat vallen, krijgt steevast dezelfde reaktie : ?feichang leng”. Vreselijk koud, inderdaad. Het wintert van oktober tot april, temperaturen van -35 zijn standaard. De toeristische dienst van Heilongjiang doet nochtans zijn best om zijn produkt aan de avontuurlijke toerist te slijten. Rendieren jagen in het reusachtig Taoshan-natuurpark, vissen op het Jingpomeer, trekken in de Xing’an bergketen, mountainbiken in ongerepte wouden ; Heilongjiang heeft beslist potentieel voor sportieve vakanties. Misschien komt de nering van de grond na de Aziatische winterspelen die dit jaar in Harbin en omstreken plaatsvinden. De autoriteiten hebben alvast op geen yoean gekeken om het primitieve ski-oord van Yaboli tot een modern wintersportcentrum uit te bouwen.

En toch kent ook de horeca van Harbin zijn topseizoen. Van begin januari tot eind februari, ironisch genoeg de koudste weken van het jaar, lopen de hotels vol met Japanners, Koreanen en een jaarlijks groeiend aantal westerlingen. Het is feest in de stad : in Daoliqu en Nangang, de winkelbuurten van Harbin, heerst een onvervalste braderiestemming. De talloze markten zijn nog drukker dan gewoonlijk, ambulante snackventers schieten handen te kort. In deze periode verandert de Songhua in één uitgestrekt pretpark. Winterzwemmers tonen hun bravoure, er wordt fanatiek geschaatst, zeilsledes en ijsscooters razen over de bevroren bedding. Honden, paarden, kamelen, geiten, alles wat vier poten heeft, wordt hier voor een slede gespannen. De middenstand kent geen erbarmen : in enkele weken moet hier een jaarrecette worden gedraaid. In het Stalinpark, aan de oever van de rivier, vergaapt de menigte zich aan een bonte stoet volksdansers, steltenlopers en potsenmakers. De ambiance groeit naar een hoogtepunt. Straks gaat in het nabije Zhaolinpark het jaarlijks IJslantaarnfestival in première.

IJsskulptuur geldt in heel Noord-China als een volwaardige kunstvorm met een eeuwenoude traditie. Ook in steden als Peking en Qiqihar vinden grote tentoonstellingen plaats. Maar liefhebbers zijn het roerend eens : op het Japanse Saporo na kan geen enkel festival zich met het Harbin Bingdeng Jie meten.

Zeven uur ’s avonds. Het Zhaolinpark baadt in een oaze van licht en kleur. De meesters van de neonreklame hebben zichzelf overtroffen. Iedere skulptuur verspreidt een bonte gloed, veroorzaakt door simpele kleurlampen die vernuftig in de glasheldere ijsblokken zijn gebouwd. Het woord feeëriek borrelt spontaan op als ik door het park struin. Tempels, kastelen, triomfbogen, bruggen, deze bouwmetode heeft vele toepassingen. Chinezen verdringen zich op de kantelen van een tien meter hoog sprookjesslot. De achterkant van het gevaarte is een glijbaan waar ze op een houten plank afsuizen. Velen landen met de neus in de sneeuw, dolle pret voor jong en oud. Een kruising tussen de Efteling, de Brusselse Foor en Legoland, met ijsblokken als bouwstenen. Of is Mini-Europa toch een betere vergelijking ? Met replica’s van de London Tower, de Eiffeltoren, de Akropolis en de Sagrada Familia is het verre Westen alleszins goed vertegenwoordigd. Zelfs Manneke Pis ontbreekt niet. In China is de grens tussen kunst en kitsch altijd vaag. Het levensgroot Confucius-postuur is echter boven alle twijfel verheven. De serene trek om de mond van de wijsgeer verraadt de hand van een meester.

Eigenlijk is het hele IJslantaarnfestival vooral een dankbare aanleiding om de verplaatsing vanuit Peking, een slordige 1400 kilometer, te verantwoorden. Goed, Harbin is een Chinese industriestad van vier miljoen inwoners, met alle ongemakken vandien. Overbevolking, verkeerschaos, luchtverontreiniging, Chinese steden scoren zelden hoog op het vlak van leefkomfort. Maar Harbin is niet alleen een gemiddelde Chinese metropool : het is ook een voormalig Russisch bolwerk. Vooral rond de eeuwwisseling, tijdens de bouw van de spoorverbinding met Vladivostok, stroomden Russische immigranten toe. Ze moesten echter baan ruimen toen de Japanners in 1932 Mantsjoerije onder de voet liepen. Een erfenis van die bewogen periode valt nog steeds te bewonderen in Harbin : het Japanse koncentratiekamp waar gevangenen aan gruwelijke medische experimenten werden onderworpen. Pas na de kommunistische overwinning in 1949 werd het woelige noordoosten opnieuw stevig bij het Chinees imperium ingelijfd. En kwamen de Russen naar Harbin terug, dit keer onder het mom van sovjetexperten die de jonge volksrepubliek uit de kinderschoenen moesten helpen. Zoals geweten, was de solidariteit tussen beide supermachten van korte duur. In 1960 werden alle Russische koöperanten door Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov teruggefloten. Het grootste park van Harbin draagt nog altijd de naam van zijn nooit in ongenade gevallen voorganger Jozef Stalin. Maar het orthodox kerkhof heeft allang plaats gemaakt voor een ijspiste, een haast symbolische streep onder het Russisch verleden. Gelukkig heeft de geopolitiek sporen nagelaten.

De buurt tussen Shangzhe Dajie en Zhongyang Dajie in het distrikt Daoliqu is een web van overdekte winkelgalerijen en straatmarkten. De gezichten zijn Chinees, de koopwaar is Chinees, de neons en ook de drukte zijn Chinees. Het kader kon echter zo uit Leningrad weggeplukt zijn. Warm, zandkleurig geel is de hoofdtoon, enkele façades zijn in roze, blauwe of groene pasteltinten geschilderd. Er zitten pareltjes van eklektische architektuur tussen. Erkers springen wulps uit de gevelrij, torentjes verheffen zich boven de zadeldaken, smeedijzer plooit zich in organische motieven, een verre echo van de art-deco-rage die destijds in Europa woedde. De staat van dit patrimonium is echter lamentabel. Hele wijken zijn al afgebroken en vervangen door betonnen woondozen en glazen shoppingpaleizen. Maar het tij is aan het keren. Steeds meer Russische gebouwen worden gerestaureerd, zij het niet altijd even subtiel. Zelfs façadisme, de bedenkelijke gewoonte om banale nieuwbouw met historische gevels te verdoezelen, is hier al bekend.

Bao Feng is verbolgen over zoveel misprijzen voor het historisch erfgoed van zijn stad. Hij troont me mee naar een overdekte meubelmarkt waar verkopers liggen te pitten tussen hun eigen waren. We belanden in een openluchtschrijnwerkerij. Hier hebben we een prima zicht op het voorwerp van Bao Fengs gramschap : de Nigula Jiaotang ofte Sint-Nikolaaskerk. Het is een prachteksemplaar, een forse tempel kompleet met ajuinkoepel als sierlijk oriëntatiepunt voor de orthodoxe gelovigen. Maar veel gebeden en psalmen weerklinken hier niet meer. De Sint-Nikolaaskerk dient nu als houtopslagplaats. Het is een absurd beeld. De enorme ruimte is van alle religieuze parafernalia gestript, alleen een massieve crucifix houdt koppig stand, te zwaar om te verwijderen allicht. Op een stapel planken zitten twee Chinezen te kaarten. ?Wat moeten jullie hier ?” vraagt er een bars, zonder zijn sigaret uit de mond te nemen.

Bao Feng betekent letterlijk sterke wind. Maar ik mocht hem ook Charley noemen, de naam die hij kreeg toen hij aan de universiteit Engels studeerde. Bao Feng is werkloos, een probleem waar vele afgestudeerde jongeren mee kampen. Hij wil in het hotelwezen aan de slag. Al zijn hoop rust op de Holiday Inn, de eerste keten die in Harbin is neergestreken. Maar voorlopig heeft hij tijd zat om gids te spelen. We nemen de trolley, een transportmiddel dat in China nooit in ongebruik is geraakt. Verwarming is er niet, de ramen zitten onder een dikke laag ijsbloemen. Geruisloos bereiken we deDaoli-boerenmarkt, de buik van Harbin. Deze galerij van staal en glas herbergt de meest pittoreske vroegmarkt van de hele stad. Het ruikt er naar gebraden kip, specerijen en voorbijgangers die te veel look hebben gegeten. ?Haochi”, lekker, grinnikt een marktkramer als ik me nieuwsgierig over een vreemd ogende delikatesse buig. Mijn bange vermoedens worden waarheid. ?Zijderupspoppen”, zegt Bao Feng. ?Een plaatselijke lekkernij.” Weet wat je eet zou een goede slogan zijn om exkursies naar deze plaats te promoten.

Beenhouwers zijn druk in de weer met het vierendelen van kadavers. Waarom vanmiddag niet eens vegetarisch eten, denk ik bij het zien van hun groezelige stalletjes. Tofu is de logische uitkomst. Tofu met geraspte aardappelen, tofu met oesterzwammen, pikante mapo tofu, in Heilongjiang springen ze heel kreatief om met sojapasta. Bao Feng heeft me een onooglijk eethuis binnengeloodst. Boven de ingang hangt één rode lantaarn, een teken dat hier alleen volkskeuken wordt geserveerd. Heilongjiang heeft een culinair kwoteringssysteem dat uniek is in China : hoe meer lantaarns aan de gevel bengelen, hoe geraffineerder de keuken. Vanaf drie staan er Sichuan en Kantonese gerechten op het menu, vier-lantaarnchefs draaien zelfs slangen, schildpadden, kikkers en andere exotische specialiteiten in de pot. Hier en daar prijkt tussen de rode armada een blauwe lantaarn, de kode voor moslim-restaurants die vooral op schapevlees teren. Michelin-gidsen maken hier weinig kans.

Iedereen in Harbin kent Qiouling Gongsi, het oude grootwarenhuis dat begin deze eeuw door een Russische handelsbaron werd gesticht. Het rijzige gebouw is grondig gerenoveerd. Binnenin geen verrassingen : Hugo Boss, Sony, Dior, Apple, Benneton, de Chinezen hebben resoluut gekozen voor het merkensocialisme. Gelukkig is de bediening nog autentiek. Kopen vergt pendelwerk tussen kassa en toonbank, rekenen gebeurt nog altijd met het telraam, de abacus. En natuurlijk wordt wisselgeld je niet overhandigd maar toegeworpen. Het sjieke magazijn is echter maar het topje van de ijsberg. Onder het gebouw bevindt zich een reusachtige markt die zich vier verdiepingen in de grond boort. Oorspronkelijk was het een schuilkelder, een van de vele kunstwerken die werden gebouwd in de jaren zestig. Mao was er rotsvast van overtuigd dat er een atoomoorlog met de Sovjets ophanden was. In Harbin zal je niemand horen beweren dat het een nutteloze investering was. Met de ellebogen banen we ons een weg door dichte drommen kooplustigen. Honderden kraampjes proberen krek dezelfde pullovers, hemden en jeans te slijten, een reusachtig labyrint waar de wetten van de vrije markt geen vat op hebben. Op min vier krijg ik het benauwd. ?Zhonguoren tai duo”, mompelt Bao Feng. Als buitenlander hou je zo’n opmerking beleefdheidshalve achter de kiezen. Maar zelf winden de Chinezen er geen doekjes om. ?Er zijn te veel Chinezen.”

Neen, Björn Hagen gaat niet naar het IJslantaarnfestival. Na drie edities heeft hij het spektakel wel bekeken. Ik was hem eerder toevallig in Peking op het lijf gelopen. In een nabij verleden was Björn lid van het Noors schaatsteam. Drie jaar geleden verhuisde hij naar Harbin om er lokale schaatstalenten te coachen. ?In de winter trokken we op hoogtestage naar Binnen-Mongolië”, vertelt hij. ?We trainden zelfs bij min 40.” Björn is intussen Mandarijnenchinees beginnen studeren, hij heeft nog geen plannen om het anker te lichten. Samen met Bao Feng ging ik hem opzoeken. Björn heeft zich aan de lokale zeden aangepast : zoals de regels van de gastvrijheid voorschrijven, trakteert hij ons op een kopieuze hot pot. Het is een ritueel dat in heel Noord-China wordt bedreven. Flinterdunne rolletjes schapevlees, brokjes kip, tofu, noedels, groene kool, komkommer, pikante sauzen, de ronde tafel wordt tot de laatste centimeter met schotels bedekt. Stukje bij brokje verdwijnen de spijzen in de kokende bouillon van de hot pot, een bassin waaruit een schoorsteen priemt. Normaal wordt het water met houtskool aan de kook gehouden, ons nieuwerwets eksemplaar werkt met gas. Hot pot is een avondvullende aktiviteit waarbij luidt gediskussieerd en veel gedronken wordt. Diensters brengen Baijiu, Chinese aquaviet van 50 graden, en grote flessen bier die met behulp van twee chopsticks worden ontkurkt. Glazen klinken, de ene ad fundum volgt de andere. Een in mootjes gehakte vis wordt geserveerd. ?De kop wijst naar jou”, stelt Björn vast. ?Volgens de regels van de etiquette moet jij nu het oog van de vis op het bord van de gastheer leggen, waarna wij samen in een teug het glas ledigen.” Ik laat me niet pramen. ?Op de traditie”, toast Björn. ?Hier in het barre noorden zijn alle ekskuses goed om te drinken. Dat hebben ze heus niet van de Russen geleerd.” Zoals een echte Chinees onderbreekt hij regelmatig de maaltijd om een sigaretje op te steken. ?Op een keer zat ik negen uur aan een hot pot”, zegt hij. ?Waarom zou men zich ook haasten ? Tijd is goedkoop in China.” Het is een vaststelling die ik alleen maar kan beamen als ik ’s anderendaags op Harbin-Peking-exprestrein zit, een slome rit van twintig uur. En vanwaar toch dat zwaar gevoel in mijn hoofd ?

Chinese ijsbeer aarzelt, zijn Russische kollega heeft er zin in.

Badpakkendefilé bij min 30.

De meest pittoreske vroegmarkt van Harbin.

IJspret ten top : suizen van de glijbaan van een tien meter hoog sprookjesslot, opgetrokken uit ijsblokken.

IJs- skulptuur van Confucius : de hand van een meester.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content