Van sneeuwuilen tot poolwolven: deze dieren houden van de kou
De poolvos is in de zomer bruin en in de winter wit, muskusossen krijgen in de winter een extra dikke vacht en ijsberen hebben hele brede poten die dienst doen als sneeuwschoenen: deze in het hoge noorden levende dieren hebben allemaal hun eigen manier om met de extreme koude om te gaan.
Lees ook:
Vijftien bedreigde diersoorten die aan een comeback bezig zijn
Deze wilde dieren werden mets succes teruggebracht naar de natuur
Alpensneeuwhoenen leven hoger dan de boomgrens (ongeveer 1500 meter hoogte) in toendragebieden in het noorden van Canada, in Alaska, Groenland, Spitsbergen, IJsland, Scandinavië, Schotland en ook in de Alpen en Pyreneeën.
In de zomer hebben de mannelijke sneeuwhoenen donkere grijsbruine veren en de vrouwtjes een goudgeel verenkleed. In de winter verliezen ze die grauwe veren en krijgen ze er sneeuwwitte veren voor in de plaats. Ze hebben wel nog een zwarte oogstreep en een rode boog boven de ogen. De vogels wisselen zelfs vier maal per jaar van veren zodat ze in ieder seizoen goed gecamoufleerd zijn.
Alpensneeuwhoenen lopen scharrelend rond op zoek naar bessen en insecten. Ze behoren tot best aangepaste vogels om in extreme koude te overleven. Ze hebben bijvoorbeeld veren op de poten die hen beschermen tegen de lage temperaturen en die het gemakkelijker maken om in sneeuw te wandelen.
De baardrob leeft in de Noordelijke IJszee rond de Noordpool en bij IJsland, Noorwegen, Alaska, Canada, Siberië, Groenland en Spitsbergen. Het dier wordt twee à drie meter lang en is genoemd naar de lange snorharen die eruitzien als een baard.
De baardrob is de grootste zeehond die in het poolgebied leeft. Ze kunnen tot 430 kilo wegen en de vrouwtjes zijn groter dan de mannetjes. De mannetjes maken onderwater een spookachtig geluid om vrouwtjes te lokken en hun territorium te verdedigen. Het geluid is tot op 30 kilometer afstand te horen.
De pups van baardrobben worden geboren op drijvend ijs en ze moeten heel snel zichzelf zien te redden. Ze kunnen meteen zwemmen en moeder blijft maar drie weken in de buurt. Misschien is het ook veiliger want een pup alleen op het ijs valt minder op dan samen met de grote moeder.
Chinese/Japanse kraanvogels zijn prachtige, statige vogels met een wit verenkleed, zwarte poten, nek en achterveren en een rood kapje op het hoofd dat feller van kleur wordt wanneer ze boos of opgewonden zijn. Ze worden meestal geassocieerd met koude regio’s omdat ze veel voorkomen in moerasgebieden in het oosten van Azië en Rusland, maar ze leven ook in streken waar het minder koud is.
De kraanvogels vormen paartjes voor het leven en uiten hun onderlinge band door fraaie dansen en een gezamenlijke zang. Daardoor staat de vogel in veel Aziatische culturen symbool voor trouw en liefde.
De Chinese/Japanse kraanvogels leven in groepen en worden ernstig bedreigd. Volgens National Geographic zijn er nog maar zo’n 1830 vogels in het wild over. Dat komt vooral doordat de moerasgebieden waar ze leven alsmaar meer verdwijnen.
De Chinese/Japanse kraanvogels kunnen goed tegen de koude. De Chinese kraanvogels zijn trekkers, de Japanse groep niet.
Dall schapen leven in de bergen in het westen van Canada en het noorden van Alaska. Zowel de mannetjes als vrouwtjes hebben stevige gekrulde hoorns. Die hebben ze ook nodig om zich te verdedigen tegen roofdieren zoals wolven, beren, lynxen en coyotes die het op hen gemunt hebben. De bokken gebruiken de hoorns ook om met rivalen te vechten.
Dall schapen hebben een dikke vacht van 5 cm die bestaat uit twee lagen waardoor ze tegen de koude bestand zijn. Omdat ze in zo’n afgelegen, onherbergzaam gebied leven waar amper mensen komen, hebben ze niet veel last van de jacht.
Dall schapen kunnen ongeveer 19 jaar oud worden. Aan het aantal ringen op de hoorns kan je zien hoe oud een dier is.
IJsberen zijn imposante dieren: de grootste vleeseters ter wereld. Mannetjes worden tot 2,6 meter groot en kunnen 800 kg wegen. We zien een witte beer, maar eigenlijk zijn ze zwart. Onder een dikke laag doorschijnend haar dat wit lijkt doordat het licht erop weerspiegeld wordt, zit een zwarte huid.
IJsberen zijn uitzonderlijk goede zwemmers, ze kunnen dat dagen achter elkaar volhouden. IJsberen besteden veel van hun tijd aan de jacht en zijn slechts zelden succesvol. Ze hebben een uitstekende neus waarmee ze hun prooi op een kilometer afstand kunnen ruiken. Ze eten vooral zeehonden.
IJsberen zijn afhankelijk van zeeijs omdat ze daarop rusten, jagen, zich verplaatsen en zwangere berinnen brengen de winter door in een hol in het ijs. IJsberen hebben dan ook veel last van de klimaatopwarming. Ze moeten zuidelijker op zoek naar eten en komen daar vaker in conflict met mensen.
IJsberen blijven warm dankzij een dikke laag vet, brede poten die functioneren als een soort sneeuwschoenen en drie oogleden die de ogen beschermen tegen bevriezen.
Kariboes leven allemaal in het hoge noorden. In de zomer trekken ze naar de toendra’s nog verder naar het noorden, in de winter zakken ze af naar de arctische bossen. Van alle landdieren leggen kariboes de grootste afstanden per jaar af: in totaal wel zo’n 5.000 kilometer. Kariboes leven in families van moeder en jongen binnen grote kuddes want zo zijn ze beter beschermd tegen roofdieren. In de zomer zijn de kuddes groter dan in de winter en dat heeft te maken met de muggen waar ze in grotere groepen minder last van hebben.
Kariboes zijn de enige hertensoort waarbij zowel de mannetjes als de vrouwtjes een gewei dragen. Ze gebruiken dat om sneeuw aan de kant te schuiven om voedsel te kunnen vinden en om zich te verdedigen tegen roofdieren. De mannen gebruiken het gewei bovendien om met rivalen te vechten in de paartijd.
Kariboes zijn bestand tegen de extreme kou dankzij een vacht die bestaat uit twee lagen: een laag met zachte, korte haartjes en daaroverheen een laag met ruwe haren die beschermt tegen neerslag. De vacht slaat lucht op wanneer de kariboes zich in het water bevinden. Daardoor blijven ze makkelijker drijven en kunnen ze goed zwemmen. Ze hebben hele grote poten met vier tenen waarmee ze goed in de sneeuw kunnen wandelen. Ook functioneren de tenen als een soort zwemvliezen tijdens het zwemmen.
Japanse makaken zijn de meest noordelijk levende primaten. Ze leven enkel op drie Japanse eilanden: Honshu, Shikoku en Kyushu. Daar kunnen de temperaturen in de winter dalen tot 20 graden onder nul.
Japanse makaken krijgen in de winter een dikkere vacht die hen goed beschermt tegen de koude, maar ze zoeken toch graag de warmte van vulkanische warmwaterbronnen op. Jonge makaken rennen over de rand van de bronnen en maken sneeuwballen. Het gaat hierbij om aangeleerd gedrag en dat is bijzonder want tot in de jaren negentig werd gedacht dat alleen mensen in staat zijn tot ‘culturele transmissie’, maar deze makaken kunnen dat dus ook.
Japanse makaken hebben heel expressieve ogen en gezichten die lijken op die van mensen.
Japanse makaken leven in groepen van zo’n 20 à 30 leden, soms vormen ze zelfs groepen met honderd leden. Ze slapen in bomen en kruipen dan dicht tegen elkaar om warm te blijven.
Muskusossen zijn indrukwekkende dieren die tot 400 kilogram kunnen wegen en tot 165 hoog kunnen worden. Ze leven op de toendra’s in het poolgebied. Daar eten ze mossen, korstmossen en wortels. In de winter gebruiken ze hun hoeven om door de sneeuw te graven om zo bij hun voedsel te komen. In de zomer eten ze ook bloemen.
De lange ruige haren van muskusossen zijn goed bestand tegen de kou. In de winter hebben ze een dubbele vacht. De onderste isolerende laag verliezen ze zodra het warmer wordt. De geschiedenis van deze dieren gaat enorm ver terug in de tijd, zo’n 10.000 jaar. Ze overleefden, net als rendieren, de laatste ijstijd.
Muskusossen leven in kuddes die bestaan uit 12 tot 24 dieren. Ze kunnen zich op die manier gemakkelijk verdedigen tegen roofdieren. Ze vormen dan een cirkel met de jongen in het midden. In het verleden werd er heel veel op de dieren gejaagd om hun vacht en vlees. Nu leven ze in beschermde natuurgebieden in Noorwegen, Alaska en Siberië.
Muskusossen zijn genoemd naar de sterke muskusgeus die mannetjes in het paarseizoen verspreiden. Ze vechten onderling om hun territorium met het beste voedsel te verdedigen en om de vrouwelijke ossen. Ze boenken dan hun hoofden heel hard tegen elkaar.
De narwal is nauw verwant aan de witte dolfijn, maar narwals hebben een lange slagtand die uit de mond naar voren steekt en die drie meter lang kan worden. Het is nog niet bekend waar die slagtand precies voor dient, wellicht om dominantie te tonen tegenover andere mannelijke narwallen.
In de winter leven narwallen gedurende vijf maanden onder het ijs tussen Canada en Groenland. Ze komen af en toe door wakken naar boven om adem te halen. Omdat ze afhankelijk zijn van het ijs, zijn ze heel kwetsbaar voor de klimaatopwarming. In de zomer leven ze in open wateren en kunnen ze enorm diep duiken. Ze kunnen tot 1500 meter diepte duiken en behoren daarmee tot de diepste duikers ter wereld.
Narwallen leven ten noorden van Canada, Groenland, Noorwegen en Rusland in groepen van 5 tot 20 dieren. Ze kunnen de gerespecteerde leeftijd van 50 jaar bereiken.
Poolhazen hebben in de winter een witte vacht die niet opvalt in de sneeuw. Alleen het topje van de oren blijft zwart. In de zomer, wanneer de sneeuw is verdwenen, krijgen ze een bruine vacht die dan beter in het landschap past.
Poolhazen hebben hele lange achterpoten zodat ze goed kunnen lopen in de sneeuw. In het Engels hebben ze dan ook de toepasselijke naam ‘snowshoe hare’. Ze kunnen heel snel rennen in de sneeuw en dat is ook nodig want er zijn heel wat roofdieren die het op hen gemunt hebben: vossen, lynxen, coyotes, roofvogels…
Anders dan konijnen, zetten poolhazen het op een lopen wanneer ze bedreigd worden. Konijnen verstijven juist en gaan stokstijf stil zitten.
Poolhazen krijgen, omdat ze zo vaak opgegeten worden, veel en vaak jongen. Ze hebben gemiddeld drie nesten per jaar.
Poolvossen zijn taaie diertjes: ze kunnen leven in temperaturen tot 50 graden Celsius onder nul. Ze vinden hun thuis in het noordelijk poolgebied op de boomloze toendra. Ze zijn bestand tegen de koude door de dikke vacht, harige poten, korte oren en korte snuit waardoor ze niet veel warmte kwijtraken.
De dikke witte vacht beschermt de poolvossen niet alleen tegen de koude, maar maakt ze ook onzichtbaar in de sneeuw.
Wanneer de sneeuw in de lente verdwijnt, verandert hun vacht van kleur. De haren krijgen dan een grijsbruine kleur die niet opvalt tussen de rotsen en toendraplanten. Dankzij de schutkleuren kunnen de vossen goed jagen op knaagdieren en vogels.
In de winter is het voor poolvossen moeilijker om te jagen. Ze luisteren dan of er dieren onder de sneeuw bewegen. Hebben ze een prooi gelocaliseerd, dan maken ze een hoge sprong en duiken ze met hun kop in de sneeuw. Een andere manier waarop ze in de winter aan voedsel komen, is door ijsberen te volgen en de prooiresten die zij achterlaten op te eten.
Net als de poolvos heeft ook de poolwolf een witte vacht. De poolwolf leeft in de poolgebieden in onder andere Groenland en in het noorden van Canada. Op hun verder naar het zuiden levende soortgenoten, wordt tot op de dag van vandaag veel gejaagd, maar daar hebben deze poolwolven veel minder last van. Daarom zijn ze ook niet zo bang voor mensen. Wel beginnen ze meer last te krijgen van industriële ontwikkeling in het poolgebied.
Poolwolven hebben kleine oren en een korte snuit om minder warmte te verliezen. Ze leven in familiegroepen van 5 tot 8 dieren. Omdat ze in zo’n koud gebied leven waar de grond bevroren is, kunnen ze geen holen graven om de pups in onder te brengen. Daarom zoeken ze bescherming in grotten, bij rotsen of bomen.
Poolwolven jagen onder andere op muskusossen, sneeuwhazen, poolvossen en rendieren. In het gebied waar ze leven, groeit weinig en daarom leven er ook niet zoveel dieren. Poolwolven hebben dan ook een enorm groot territorium waar ze jagen, van wel zo’n 2.500 vierkante kilometer. Ze volgen vaak de trektochten van de kariboes.
De sneeuwuil is een forse uil met een ronde kop, gele ogen en vrijwel geen oorpluimen. De sneeuwuil leeft in boomloze toendragebieden in het hoge noorden. Ze trekken daar op een onvoorspelbare manier rond en soms duiken ze opeens ook zuidelijker op.
De mannelijke sneeuwuilen zijn witter dan de vrouwtjes die meer bruine vlekken hebben. Ze hebben dikke, over elkaar liggende veren waardoor hun lichaamstemperatuur altijd tussen de 38 en 40 graden Celsius schommelt, zelfs wanneer het buiten 50 graden onder nul is. Ook hun poten zijn goed beschermd door een dik verenkleed. Dankzij hun kleur lijken ze in het witte winterlandschap op een klomp sneeuw.
Sneeuwuilen jagen overdag en dan hoofdzakelijk op lemmingen, maar ze eten ook andere knaagdieren zoals konijnen, hazen en muizen en vogels.
Drie soorten wezels wisselen van vachtkleur: van warm bruin in de zomer naar sneeuwwit in de winter. Wanneer een wezel van dezelfde soort in het zuiden woont, waar in de winter geen sneeuw valt, verandert de vachtkleur niet.
De klimaatopwarming kan onhandige gevolgen hebben voor wezels die in het noorden leven. De sneeuw valt pas later in het jaar, maar hun vacht verandert al eerder. Ze lopen dan met een witte vacht in een nog onbesneeuwd landschap waardoor ze juist enorm zichtbaar zijn.
Die zichtbaarheid is voor de wezels op twee manieren nadelig: ze worden zelf beter gezien door roofdieren en de prooien waar zij op jagen, zien de wezels veel makkelijker.
Witte dolfijnen behoren tot de narwalachtigen en leven in de arctische oceaan. Wanneer de zee daar bevriest trekken ze naar het zuiden. Ze leven in kleine groepen en hebben een ingewikkelde taal om met elkaar te communiceren. Hun lichaam is lichtbruin als ze jong zijn. Volwassen dolfijnen hebben een witte huid.
Witte dolfijnen kunnen 5,5 meter lang worden en zijn de enige walvisachtigen die hun hoofd op en neer kunnen bewegen. Ze hebben een dikke bult op hun voorhoofd en daardoor hebben ze verschillende gezichtsuitdrukkingen en kunnen ze allerlei geluiden maken. Om hun gezang en gefluit worden ze wel de ‘kanarie van de zee’ genoemd.
Witte dolfijnen leven vaak in ondieper water langs de kust, maar ze kunnen ook heel diep duiken. Het zijn hele speelse dieren die achter elkaar aanjagen, spuiten water op elkaar en gebruiken gevonden objecten als speelgoed. Ze zijn heel nieuwsgierig en zwemmen geregeld naast boten om te kijken wie erin zit. Ze kunnen behoorlijk oud worden: tussen de 35 en 50 jaar, maar soms bereiken ze zelfs de leeftijd van 70 jaar.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier