Geschiedenis
Na duizenden jaren van inheemse Amerikaanse aanwezigheid in het Zuidwesten, arriveerden de eerste Europeanen op de South Rim in 1540. De eerste blanken die de Grand Canyon mochten aanschouwen, waren Spaanse soldaten die onder leiding van Vásquez de Coronado op zoek waren naar goud, rijkdom en “geluk”.
Hun interesse voor dit kale, onvruchtbare gebied was, na een weliswaar eerste ogenblik van verbijstering, toch niet echt groot, want de westerlingen lieten de Canyon de volgende drie eeuwen volledig links liggen.
De Grand Canyon werd voor het eerst echt verkend op 24 mei 1869 door John Wesley Powell (1834 -1902), een eenarmige veteraan uit de Civil War en ervaren expeditieleider. Samen met nog negen andere mannen slaagde hij er in om als eerste de volledige Colorado rivier af te varen met simpele houten boten.
Hij maakte een gelijkaardige expeditie in 1871 en ’72 en besloot daarop dit natuurfenomeen “Grand Canyon” te noemen. Zijn ervaringen zijn te lezen in zijn boek ‘The Exploration of the Colorado River and Its Tributaries’, Penguin Books, 1989.
In de jaren 1880 kwamen mijnwerkers, op zoek naar mineralen, zich vestigen in het gebied. Er was echter maar weinig te vinden dat de moeite waard was, waardoor ze al gauw hun toevlucht namen tot de zich langzaam ontwikkelende toerisme-industrie. De “mijnwerkers” verdienden hun stuiver met het begeleiden en rondleiden van toeristen in dit niet geheel ongevaarlijke gebied.
In 1901 arriveerde de eerste Santa Fe passagierstrein in de South Rim. De hotels en visitor centres schoten de volgende jaren als paddestoelen uit de grond, waaronder het befaamde El Tovar Hotel (1905). De Grand Canyon werd in 1908 een nationaal monument en op 26 februari 1919 werd het uitgeroepen tot het 17e nationale park van de Verenigde Staten.
Vandaag bezoeken elk jaar meer dan 5 miljoen toeristen het wereldwonder.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier