Voor het eerst in jaren worden niet enkel onze kleren, maar ook afdankertjes op Afrikaanse en Aziatische tweedehandsmarkten duurder
Textiel is na dertig jaar lang goedkoper te worden door fast fashion, opnieuw duurder aan het worden. Zowel kledingwinkels bij ons als importeurs in het Globale Zuiden voelen de impact van de inflatie. De tweedehandsindustrie in Zuiden is daardoor nauwelijks nog rendabel.
De textielindustrie heeft te lijden onder de energiecrisis en de oorlog in Oekraïne. Waar kleding sinds de opkomst van fast fashion in de jaren negentig en de onderlinge concurrentiestrijd tussen steeds goedkopere merken (zoals recent nog het Chinese Shein) vooral in prijs is gedaald, lijken nu ook retailers hun prijzen te moeten aanpassen aan de inflatie.
Afgelopen zomer leek textiel een van de weinige sectoren die niet onder de prijsstijgingen te lijden had. Uit de consumptieprijsindex van juli 2022 bleek nog dat dameskleding met 4,8 procent gezakt was in prijs, terwijl herenkleding 4,2 procent goedkoper was.
De geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) van oktober spreekt nu van een stijging van 3 procent. In Nederland meldt het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) zelfs een stijging van 8 procent.
Amerikaanse joggingbroek in maat XXL
Dat heeft een effect op de hele textielketen, zo ook op de tweedehandsindustrie. Kledingimporteurs en ngo’s in Afrika en Azië kaarten de stijgende prijzen en de gebrekkige kwaliteit aan van de ‘afdankertjes’ die tot daar geraken.
‘Ik ben een tweedehandszaak begonnen omdat kennissen zeiden dat ik er veel geld mee kon verdienen, maar tot nog toe zit ik vooral in de schulden.’ Aan het woord is Xy Sylvester, een van de jonge verkopers op Kantamanto, de grootste tweedehandsmarkt in Ghana. Volgens activisten is het misschien wel de grootste markt vol afdankertjes van West-Afrika, of misschien wel van de wereld.
Tijdens het interview troepen Sylvesters vrienden troepen om hem heen. Af en toe stellen ze marktwaar tentoon, om een punt te maken dat Sylvester aanstipt. De twintiger verkoopt voornamelijk broeken. De groep barst in lachen uit als een van hen een joggingbroek uit de hoop haalt waar Sylvester, die erg lang en mager oogt, wel drie keer in zou kunnen. ‘Het is een kledingstuk uit een baal met enkel Amerikaanse kleren’, legt de verkoper uit. ‘Mensen in de Verenigde Staten dragen XXL. Hier in Ghana komen dat soort maten niet voor. Waarom komt het hier dan terecht?’
Loterij: kwaliteit of synthetische brol?
De Amerikaanse activist Liz Ricketts is scherp voor het soort kleding die vanuit haar land in Ghana aanmeert. Ricketts heeft in Ghana The OR Foundation opgericht, een ngo die opkomt voor noodlijdende retailers en in kaart brengt waar kleren terechtkomen die niet verkocht geraken. Vooral de hoeveelheid kledingstukken die Ghana binnenkomt via de havensteden Tema en Takoradi, baart haar zorgen. Op de markt in de Ghanese hoofdstad Accra halen retailers wekelijks 15 miljoen kledingstukken oftewel 2425 ton afdankertjes op. Vier op de tien kledingstukken geraakt niet verkocht en komt terecht in het ecosysteem. Beelden van de stranden vol kleren in Accra en naburige gemeenten gingen de wereld rond.
Een van de problemen in Accra, vertelt Ricketts, is dat retailers de kledingbalen niet mogen openen vooraleer ze die aankopen. Die gang van zaken beaamt Sylvester. ‘Maar zo zijn ze nooit zeker wat voor kwaliteit ze binnenhalen’, meent de activist. ‘Het is een loterij.’ De kwaliteit van kledij is de laatste jaren zienderogen gedaald, doordat fastfashionkledij in synthetische stoffen als polyester de markt overheerst.
Komt daar nog bij dat de energiecrisis ook in Ghana lelijk huishoudt. ‘Waar balen vroeger 1000 cedi (80 euro) kostten, tel ik nu gemakkelijk 1500 tot 1800 cedi (115 tot 140 euro) neer voor een baal van 50 kilogram broeken’, vertelt Sylvester. ‘En ik verkoop steeds minder. Hoe het verder moet, weet ik niet. Ik blijf erin geloven dat ik geld kan verdienen op de markt, maar moet eerst van mijn schulden af zien te geraken.’
Vuilnismannen van de mode
In tegenstelling tot in Ghana is het in India verboden om tweedehandskleren te importeren voor de lokale markt. Het Zuid-Aziatische land staat enkel de import van ‘rags’ oftewel ‘kledingafval’ toe, dat het vervolgens recycleert tot nieuwe producten of verder exporteert, bijvoorbeeld naar landen in Afrika die de import van tweedehands niet aan banden leggen.
Via de haven van Kandla, in het district Gujarat, komt het ‘kledingafval’ in de rest van India terecht. Soms is het textiel op voorhand in stukken geknipt, maar vaak gaat het om hele kledingstukken. Importeurs transporteren het textiel vervolgens naar Panipat, een stad ten noorden van Delhi, in het district Haryana, die reisgidsen de ‘cast-off capital’ van het land noemen, vrij vertaald de afdankertjeshoofdstad. De kleding wordt er gesorteerd, de ritsen en andere metalen knippen arbeiders er weg en de overgebleven stof krijgt een nieuw leven in laagwaardig garen. Daarvan weven ondernemers tapijten of dekens, die op hun beurt geëxporteerd worden, vaak opnieuw naar Afrika.
Sinds de inflatie zo gestegen is, vertelt de ene na de andere sorteerder, lijkt het sop echter de kolen niet meer waard. ‘Mijn marge is geslonken naar twee procent’, vertelt Surender, een bedrijfsleider die ons te woord wou staan. ‘Ik ben nu zes jaar aan de slag als sorteerder en voel me steeds minder goed bij het werk dat we doen. Het textiel is in prijs gestegen, maar de spinnerijen die er nieuw garen van maken willen geen cent meer betalen. Via een collega hoorde ik dat deze kleding gratis weggegeven wordt in Europa en de Verenigde Staten. Toch moeten wij er zoveel voor betalen. We zijn precies de vuilnismannen van de textielindustrie.’
Plastic in plaats van wol
Ook Surender krijgt de kledingbalen niet te zien als hij ze koopt. Enkel opkopers die een hele container inslaan, openen één of twee balen vooraleer ze akkoord gaan met de verkoop. Kleinere bedrijfsleiders weten dus niet wat ze in huis halen. Ook Surender noemt het een loterij. ‘Soms is het goed, soms is het slecht. Het is een pure gok.’
Ravinder Kumar is aan de slag voor de ngo Humana People To People India (HPPI) en brengt de tweedehandsindustrie in Panipat in kaart. Ook hij stipt de inflatie aan. De gerecycleerde dekens en tapijten worden zo steeds minder profijtelijk. Tapijtenfabrikant Pawan Mishra zegt dat hij al zes maanden geen nieuwe bestellingen vanuit Europa gekregen heeft.
‘Bovendien is er scherpe concurrentie van synthetische producten uit China’, vult Kumar aan. Hij verwijst onder meer naar dekens van de stof ‘mink’. “De meeste mensen die daaraan voelen, hebben geen idee dat het plastic in plaats van wol is. En zo krijgen steeds meer recyclagebedrijven in Panipat het moeilijk.”
Crisis na crisis
Een van de geldschieters van HPPI is de Nederlandse kledingophaler Sympany, dat wekelijks gemiddeld 500.000 kilogram textiel verwerkt. In Assen sorteert het een deel van de kleding zelf, maar een groot deel komt in Litouwen terecht, waar het veel grotere sorteercentra heeft. Opnieuw een deel daarvan, blijkt uit een studie van HPPI, Sympany en de ngo Arisa, komt in Panipat terecht.
Directeur Erica van Doorn kent de beelden van de stranden in Ghana. ‘Daar zijn we allemaal collectief verontwaardigd over, maar ook bij ons belandt er dagelijks textiel bij het afval. Alleen staat er geen camera op wat wij hier elke dag verbranden.’ Voor haar is het een uitdaging, zegt ze, hoe ze aan steeds meer textiel kan komen. ‘We willen mensen verleiden om het, als ze het toch zouden wegdoen, liever aan ons te geven.’
Ook volgens Van Doorn is er steeds meer schaarste op de markt. ‘De prijzen liggen hoog, zeker als je het vergelijkt met bijvoorbeeld coronatijden. Toen waren veel sorteercentra dicht en is er enorm veel textiel onder de prijs gedumpt op de markt.’ Nu zien we volgens haar het omgekeerde. Mensen houden de vinger op de knip door de opeenvolging van de oorlog, de inflatie en de energiecrisis. ‘En als ze minder kopen, geven ze ook minder weg’, merkt Van Doorn op. ‘Al kan je dat, vanuit duurzaamheidsoptiek, alleen maar aanmoedigen.’
Dollars in broekzakken
Tapijtenfabrikant Mishra ziet het anders. Hij is niet zozeer gemotiveerd om duurzaam te ondernemen: voor hem is zijn recyclagebedrijf een business als een ander. Een lichtpuntje ziet hij in de interesse die er buiten India is in gerecycleerde materialen. Zo hecht de Europese Green Deal belang aan de afbouw van ‘maagdelijke’ materialen ten opzichte van recyclage.
Alleen is de vraag of Panipat daarin een rol zal spelen, aangezien de gerecycleerde garens niet in nieuwe kledingstukken, maar in tapijten en dekens verdwijnen. Downcycling, heet dat in principe: een minderwaardige toepassing dan het oorspronkelijke textiel. ‘Het zou bijzonder goed zijn voor ons als recyclage aan belang wint in plekken als Europa’, hoopt Mishra. ‘Al is het maar omdat voor ons gerecycleerd materiaal over het algemeen nog steeds minder kost dan nieuwe garens.’
Lees ook: Getest: kleding lenen uit een kledingbib
Voor sorteerder Surender maakt dit geen verschil. Hij heeft mensen in dienst die de zakken van de kleding ondersteboven halen, in de hoop er een zakcent te vinden, vooraleer de kleding gerecycleerd wordt. ‘Er blijven al eens dollars zitten in broekzakken’, weet hij uit ondervinding. ‘Of zelfs juwelen!’ In zijn fabriek sorteert hij op soort vezel – wol, katoen, synthetische stoffen – en op kleur. Witte stoffen kan je namelijk makkelijker opnieuw verven en zijn dus meer waard.
‘Maar vooraleer we dat doen, kijken we of er niet toch nog draagbaar textiel tussen het kledingafval zit. Dat verkopen we aan tweedehandswinkels, die het lokaal verkopen.’ Technisch gezien is dat verboden, al zegt Kumar dat er een gedoogbeleid bestaat. ‘Enkel zo kunnen we nog wat verdienen met ons bedrijf’, vertelt Surender. ‘Toch vraag ik me af wat de toekomst brengt, want op deze manier zie ik ons niet verder doen.’
Deze reportage kwam tot stand met de steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek.