‘De generatie die vraagt om een betere wereld, geeft ook zijn geld uit bij Shein’: Jasmien Wynants en Ruth Goossens over de weg naar een duurzame mode-industrie

Ruth Goossens en Jasmien Wynants
Ruth Goossens en Jasmien Wynants © Aaron Lapeirre
Ellen De Wolf
Ellen De Wolf Hoofdredacteur Knack Weekend & Le Vif Weekend

Jasmien Wynants werd dit jaar uitgeroepen tot Sustainability Professional of the Year 2023. Ze startte haar eigen bedrijf Masjien op, waarmee ze o.a. modelabels begeleidt in maatschappelijk verantwoord ondernemen. ­Wynants wordt geïnterviewd door Knack Weekend-hoofdredacteur Ruth Goossens. Zij is een van de oprichters van het label en modeatelier REantwerp, waar anderstalige nieuwkomers sinds dit jaar kleren maken uit reststoffen van Belgische designermerken.

Ruth Goossens: Tien jaar geleden, op 24 april 2013, stortte in Bangladesh Rana Plaza in, een acht verdiepingen tellende kledingfabriek. Met meer dan duizend doden was het de zwaarste ramp ooit in de kledingindustrie. Wegkijken was geen optie meer. Ook voor mij niet; het veranderde mijn koop­gedrag drastisch. De ramp bracht het debat over duurzaamheid in de mode, zowel sociaal als ecologisch, in een stroomversnelling. Jij geldt als een van de belangrijkste Belgische stemmen in dat debat. Hoe werd jij een voorvechter van verduurzaming?

Jasmien Wynants: “Ik ben gestart als projectmanager in de reclamesector, maar ik besefte na een paar jaar dat ik daar niet op mijn plaats zat. Ik wilde mensen niet overtuigen om dingen te kopen die ze niet nodig hebben. De zingeving ontbrak. Ik maakte de overstap naar het Flanders Fashion Institute (sinds 2016 deel van Flanders DC, red.) en werd daar eerder toevallig verantwoordelijk voor alles wat met duurzaamheid te maken heeft. Het is niet zo dat ik uit een heel groen gezin kom. Ik heb me er pas bij het FFI in verdiept, wat vrij laat is, en ben me er dan helemaal in verloren. Eens je weet wat de impact is van de kledingindustrie op mens en milieu, is het moeilijk om nog weg te kijken.”

Met meer dan duizend doden was de instorting van Rana Plaza de zwaarste ramp ooit in de kledingindustrie. Het veranderde mijn koopgedrag drastisch.

Ruth Goossens

Ik volg de mode al meer dan twintig jaar op de voet en heb de sector hard zien veranderen, zeker sinds Rana Plaza. Wat zijn voor jou de grootste veranderingen van de afgelopen tien jaar?

“Er wordt niet alleen meer gepraat over duurzaamheid, het wordt ook serieuzer genomen. In elke laag van de mode-­industrie heeft er iets bewogen, terwijl het tien jaar geleden vooral in de marge leefde. Upcycling, bijvoorbeeld, is lang iets vies en onmodieus geweest, voor de doe-het-zelvers op hun zolderkamer. Initiatieven zoals REantwerp hebben dat imago veranderd. Ze komen ook op het juiste moment. Upcycling, maar ook tweedehandswinkels of kledingverhuur bestaan al veel langer, maar slaan nu pas aan omdat ze in de tijdgeest passen.”

Ik heb het gevoel dat er nog veel ruimte is voor verbetering, ook bij onze Belgische bedrijven. Jij adviseert enkele daarvan bij het verduurzamen. Hoe staan ze ervoor in vergelijking met de rest van Europa?

“België is een land van kmo’s. Zij wachten vaak tot de overheid hen verplicht stappen te ondernemen. Nu die verplichting er is, vragen veel bedrijven zich af waar ze eerst hun energie en geld moeten insteken. Niet iedereen kan uiteraard een fulltime sustainability manager aanwerven om dat voor hen uit te zoeken. Veel bedrijven staan al onder druk door de stijgende energie- en loonkosten, maar de wil is er wel.”

Ruth Goossens
Ruth Goossens © Aaron Lapeirre

Nieuwe regels

De Europese Green Deal, een pakket beleidsinitiatieven om klimaatneutraal te worden tegen 2050, heeft ook een plan voor de textielindustrie, met onder meer strenge regels om greenwashing tegen te gaan.

“Eigenlijk zijn die regels niet nieuw, want ze vallen al onder het consumentenrecht voor eerlijke handelspraktijken. Je mag je als bedrijf niet groener voordoen dan je bent. Maar ook voor een te vage formulering of een gebrek aan bewijs kun je als bedrijf worden bestraft. Het is dus niet genoeg om te zeggen dat een kledingstuk gerecycleerd is, er moet dan bijvoorbeeld op staan: ‘gemaakt van zestig procent gerecycleerd polyester’. Veel bedrijven doen dat per ongeluk fout. Je moet bovendien ook de certificaten hebben om te bewijzen van wat, waar en door wie dat polyester is gemaakt, een soort digitaal paspoort voor je kledingstuk. Er komt dus veel bij kijken.”

Een van de commentaren op de wet­geving is dat ze gemaakt is op maat van de grote multinationals. Wordt er voldoende rekening gehouden met de kleine spelers?

“Die commentaar is niet geheel onterecht. Het lijkt soms alsof de wetgeving is geschreven zodat de big polluters, die alles om zeep hebben geholpen, kunnen blijven bestaan. Want alleen zij, met hun leger aan advocaten en sustainability managers, hebben de middelen en mankracht om aan alle vereisten te voldoen. Terwijl niet alleen België, maar eigenlijk heel Europa een regio is van kleine en middelgrote ondernemingen. We moeten nu aan de bel trekken, zodat we niet opnieuw een scenario krijgen zoals in de jaren zestig, toen de textielindustrie hier massaal vertrok omwille van het gevoerde beleid.”

Tegen 2025 moet een vierde van het textiel dat daar wordt ingezameld, gerecycleerd worden naar textiel. Dat is nog lang niet aan de orde als je weet dat dat percentage vandaag nog maar één procent is.

Jasmien Wynants

Bij REantwerp werken we uitsluitend op basis van stofoverschotten, maar de nadruk ligt in het textielplan vooral op recyclage. Is dat de juiste keuze?

“Je zou de vergelijking kunnen maken met plastic. Enkele jaren geleden was alle plastic slecht. Toen rees de vraag: moeten we plastic afschaffen? Uiteraard niet, want plastic is een goede uitvinding, het is sterk en het gaat lang mee. Het is dus alleen slecht als het in verkeerde toepassingen terechtkomt of als je het maar één keer gebruikt. Eigenlijk zou je hetzelfde kunnen zeggen over mode: weg met alle single-use fashion. Alleen is dat systeem pervers: om ervoor te zorgen dat multinationals grote volumes kunnen blijven maken, gaat er nu veel aandacht naar recyclage. Een kledingstuk moet grotendeels recycleerbaar zijn of gemaakt van gerecycleerd materiaal. In Nederland is die regel al in voege. Tegen 2025 moet een vierde van het textiel dat daar wordt ingezameld, gerecycleerd worden naar textiel. Dat is nog lang niet aan de orde als je weet dat dat percentage vandaag nog maar één procent is. Toch word je als bedrijf nu gepusht om daarin te investeren en daar heb ik het moeilijk mee.”

Je werkt als zelfstandig duurzaamheidsconsultant, onder andere voor het Belgische modelabel Xandres. Welke veranderingen hebben zij al door­gevoerd?

“Xandres heeft de afgelopen twee jaar al veel werk verzet. Dat gaat van de stoffen die worden aangekocht tot het aanbieden van levenslange garantie. Is je kledingstuk kapot, dan kun je het er gratis laten herstellen. Xandres heeft ook beslist om nooit meer deel te nemen aan Black Friday en zijn winkels die dag te sluiten: een belangrijk statement.”

Eén T-shirt

Je bracht dit jaar samen met mode­ontwerpster Judith Thomas het boek Groeien broeken aan bomen? uit. Waarom hebben jullie een boek voor kinderen gemaakt?

“Het is een boek voor iedereen van 8 tot 108 jaar. Het is geschreven op kindermaat, maar als volwassene kun je er ook veel uit leren. We leggen uit waar onze kleding vandaan komt en welke impact dat heeft op mens en milieu. Net zoals je aan een kind uitlegt hoe het heelal werkt, of dat melk van de koe komt. Als je weet dat een kledingstuk begint bij een plantje, ga je er ook anders naar kijken. Dan vind je een T-shirt van twintig euro misschien niet duur meer. Op het einde van het boek hebben we een disclaimer geplaatst: dit is geen antimodeboek. Wij zijn beiden zot van mode, daarom werken we ook in die sector. We hopen dat onze lezers door dit boek kleding net meer gaan koesteren in plaats van het als wegwerpproduct te zien.”

Welke reacties krijg je op het boek?

“Ik krijg best vaak de vraag van scholen om te komen praten over het boek. Wat opvalt is dat kinderen heel erg schrikken als ze horen hoe weinig een fabrieks­arbeider verdient aan het kledingstuk dat hij maakt. Onlangs gaven we een lezing aan kinderen en hun ouders in een museum in Den Haag. Ik vroeg hun hoeveel T-shirts je kunt maken van de hoeveelheid water die je drinkt van je geboorte tot je zeven jaar bent. De kinderen riepen cijfers van honderd tot een triljoen. Het antwoord is één. Eén T-shirt. Dat komt wel binnen.”

Dat een merk als Shein zo kan groeien vind ik hallucinant. De generatie die vraagt om een ander soort wereld, is ook de generatie die daar geld uitgeeft.

Jasmien Wynants

Nog enkele opvallende cijfers uit je boek gaan over de hoeveelheid kleren die we maken.

“Van 1985 tot 2000 is dat cijfer vervijfvoudigd door de komst van fast fashion, en van 2000 tot 2019 verdubbeld. Ik denk dat we lang niet hebben doorgehad hoeveel we zijn gaan produceren, en wat daarvan de dramatische gevolgen zijn.”

Tijdens de pandemie werd opgeroepen om minder te produceren. Er werd gepleit voor een reset van de mode-industrie. Daar lijkt nu weinig van over.

“Ja, hoe keer je dat schip? Ik denk dat het niet kan zonder een strenge wetgeving die alles stroomlijnt. Je moet al een zeer rendabel bedrijf zijn om vandaag vrijwillig te beslissen om minder te produceren, terwijl je concurrenten dat niet doen. Dat is in de huidige omstandigheden tekenen voor een faillissement. Het zal een hele transitie zijn voor onze economie en voor de consument, maar het kan wel. Ik herinner me nog dat je tussen je hoofd­gerecht en dessert aan tafel een sigaretje kon roken. Dat kunnen we ons nu niet meer voorstellen. Een grote maatschappelijke ommekeer kan dus wel, maar je hebt leiders nodig met ballen aan hun lijf die de juiste maatregelen durven te nemen. En liefst op wereldniveau, want het feit dat een merk als Shein zo kon groeien de laatste jaren, vind ik hallucinant. De generatie die vraagt om een ander soort wereld, is ook de generatie die daar zijn geld uitgeeft.”

Jasmien Wynants
Jasmien Wynants © Aaron Lapeirre

Verzadigd geluk

De zogenaamde degrowth, waarbij je afstapt van het principe van oneindige economische groei, vraagt ook van de consument dat die minder koopt.

“Dat is de eeuwige discussie: aan wie ligt het? Sommigen zeggen dat je de verantwoordelijkheid niet bij de consument mag leggen, maar ik zie niet goed hoe je iets kunt veranderen zonder de consument te wijzen op zijn koopgedrag. Een bedrijf kan alleen bestaan als mensen er geld uitgeven. Daarom is het belangrijk om te blijven sensibiliseren, ook in de pers. Ik vind het opvallend hoe weinig mensen weten dat de kleren die je terugstuurt naar een grote onlineketen gewoon worden weggesmeten of verbrand. Of dat de kleren in de kledingcontainers niet allemaal naar arme mensen gaan. We zijn nog lang niet op het punt dat iedereen mee is.”

Ik vind het opvallend hoe weinig mensen weten dat de kleren die je terugstuurt naar een grote onlineketen gewoon worden weggesmeten of verbrand.

Jasmien Wynants

Ik beleef zelf nog weinig plezier aan een middag shoppen. Hoe is jouw relatie met mode veranderd, nu je als duurzaamheidsexpert werkt?

“Mijn moeder klaagde weleens dat het niet leuk meer is om met mij te gaan winkelen. En dat klopt, shoppen is voor mij geen bezigheidstherapie. Ik weet nog goed dat ik een H&M binnenwandelde en fysiek onwel werd van de hoeveelheid kleren daar. Het is niet dat ik niets meer koop, maar ik denk wel goed na voor ik iets koop. Ik geef met plezier geld uit aan iets dat ik heel graag zie, waarvoor ik gespaard heb en waarvan ik weet dat ik het veel ga aandoen. Ik ben daar langer… verzadigd gelukkig mee.”

Wat vind je van het discours dat duurzame mode te duur is?

“Kwaliteit kost meer geld, dat is gewoon zo. En dan heb ik het nog niet over duurzaamheid, maar over simpelweg geen rommel kopen. Kleren zijn in verhouding níét duurder geworden dan vroeger, maar we geven er wel meer geld aan uit. Het antwoord op je vraag is voor mij daarom tweeledig: ten eerste, wat is de cost per wear van een stuk. Hoe vaker je iets draagt, hoe goedkoper het wordt per draagbeurt. En ten tweede, de mensen die het niet kunnen betalen, die maar centen hebben voor één T-shirt van Zara of Primark elk seizoen, zijn niet het probleem. Het zijn de mensen die er elke week buitenkomen met vijf zakken en er de week erna weer staan die moeten veranderen. Zij zijn kapitaalkrachtig genoeg om andere keuzes te maken en doen dat niet.”

Waar hoop je dat de sector over tien jaar staat?

“Ik hoop dat ik tegen dan geen werk meer heb als duurzaamheidsconsulent. (lacht) Ik zou het fijn vinden als we afraken van de ultra fast fashion. Ik weet dat het ambitieus is om dat in tien jaar tijd te verwachten, maar ik hoop op z’n minst een vertraging te zien. Soms zeggen ze mij dat ik naïef ben, maar ik vind dat geen belediging. Je hebt in deze job wat naïef optimisme nodig om te blijven geloven dat het anders kan. Er zijn al grote stappen gezet in tien jaar tijd. En er zullen er nog komen, want ik zie rondom mij veel warriors die aan de kar trekken en strijden voor een groenere wereld. Dat geeft mij hoop.”

Wil je meer weten over de mensen die volgens Knack Weekend het verschil maakten in 2023? Lees Changemakers van 2023

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content