Jean-Paul Mulders

‘Sommige anekdotes zijn oorwurmen van de ziel: eens ik ze heb gehoord, krijg ik ze moeilijk weer uit mijn kop geschud’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

‘Dit is de miljoenste vrachtwagen die Volvo gebouwd heeft’, staat op de flank van een oranje camion die trots door mijn straat kachelt. Ik probeer het mij voor te stellen: duizend keer duizend vrachtwagens, bumper aan bumper. Volgens een slordige rekensom is dat een file van aan mijn voordeur tot Mantsjoerije en terug. Dat zou ik cool vinden, waren daar niet de berichten over uitstervende diersoorten en smeltende poolkappen. Soms besef je hoe krankzinnig de dingen zijn die iedereen normaal lijkt te vinden.


De lucht is echter blauw en dat drijft mij naar buiten, naar een koffiebar waar ik heb afgesproken met vrienden. Een vriendin van hen, die ik nog niet kende, komt bij ons zitten. We keuvelen over het weer en andere koetjes en kalfjes, tot iemand opeens iets zegt dat de jonge vrouw zichtbaar van slag brengt. Als we vragen wat er scheelt, schudt zij het hoofd en glimlacht verontschuldigend, terwijl er een traan over haar wang loopt. Duiveltjeskermis, heet het weerkundige verschijnsel waarbij de zon schijnt en er tegelijk neerslag valt. Soms kun je dan een regenboog zien.


De vrouw begint te vertellen over haar moeder, die onlangs een beroerte kreeg waarna ze nog enkele weken heeft voortgesukkeld. ‘Ze lag half verlamd in het ziekenhuis. Toen vroeg ze plots helder: “Nu ben ik er echt wel heel slecht aan toe?” Ze wachtte mijn antwoord niet af, maar vervolgde bijna triomfantelijk: “En toch voel ik mij blij!”’


Haar taalgebruik was deftiger dan tevoren, wat blijkbaar kan gebeuren na een beroerte. Sommigen drukken zich zelfs uit in een taal die ze eerder niet machtig waren. ‘Mama wilde naar huis,’ zegt de dochter, ‘om een manifest te schrijven – dat woord had ze nooit eerder in de mond genomen. Ze zou daarin uitleggen hoe het mogelijk is om te lijden en toch gelukkig te zijn. Die boodschap wou ze nalaten. Ze hoopte daarmee iets te kunnen betekenen voor de achterblijvers.’


De dochter heeft alles opgeschreven. Maar nu haar moeder is gestorven, durft ze het niet meer te herlezen. Ze vertelt het eenvoudig en wij luisteren met ingehouden adem, vastbesloten ons vaker gelukkig te voelen nu wij alle lichaamshelften nog kunnen gebruiken. Ik neem mij voor om aan die dappere vrouw te denken bij regen en tegenslag. En ook als ik een baaldag heb of zomaar een zaag span.


‘Het is gezien’, schreef Gerard Reve in zijn roman De avonden. ‘Het is niet onopgemerkt gebleven.’ Er is een hoop onzin in de wereld, maar af en toe hoor je iets dat aan je ribben blijft kleven. Sommige anekdotes zijn oorwurmen van de ziel: eens ik ze heb gehoord, krijg ik ze moeilijk weer uit mijn kop geschud. Zoals wat ik las over Marie-Antoinette, de vrouw van Lodewijk XVI, die de geschiedenis inging als een bitch. Ik voelde voor haar nooit sympathie, tot ik vernam dat ze op weg naar de guillotine een vlinderhondje in haar armen droeg. Ze verontschuldigde zich tegen de beul omdat ze per ongeluk op zijn voet had getrapt.


Wat zou er met dat hondje zijn gebeurd, vraag ik mij af terwijl ik prei sta te snijden en in mijn straat de avond valt.


De miljoenste vrachtwagen is inmiddels allang weer ver weg.




Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content