Vrije Tribune
‘Een ziekenhuisbevalling? Ik durfde het niet. Ik was bang voor complicaties’
Een prinselijke baby en bijhorende berichtgeving doen het debat rond thuisbevallingen oplaaien. Jonge moeder en filosofe Marieke Brugnera vertelt waarom zij ervoor koos. ‘Ik ben zo’n type wiens bloeddruk de hoogte in gaat wanneer ik een bloeddrukmeter krijg omgespannen.’
‘Een thuisbevalling, oei, echt? Durf je dat? En wat als er dan iets misgaat? Is er tenminste wel een dokter bij?’
Het is mijn eerste zwangerschap. Meer dan drie jaar lang hebben we vergeefs op een kindje gewacht en net toen we er beiden vrede mee hadden dat het ouderschap dan allicht niet voor ons was weggelegd, test ik bij een bloedname naar aanleiding van een buikgriep als bij wonder positief. De euforie en dankbaarheid die ik voel, gaan van meet af aan gepaard met de tergende angst het vruchtje te verliezen, want krampen en bloedingen steken de kop op en een dreigend miskraam hangt ons boven het hoofd.
Het eerste trimester is een verschrikking. Eens het geluid van het kloppend hartje en een geruststellende eerste echo zich in ons hoofd verankerd hebben en we eindelijk voorzichtig durven klinken op de toekomst, word ik geteisterd door slapeloosheid en permanente misselijkheid; een slechte combinatie voor de hypochondrische, zwangere vrouw die ik ben. Elke afspraak met de gynaecoloog maak ik tot mijlpaal om naartoe te leven. Ik koester de houvast van het medische circuit en herleef bij ieder goedkeurend knikje van onze dokter, maar eens ik de deur achter me dichttrek, herval ik in mijn rusteloze onzekerheid.
Een ziekenhuisbevalling? Ik durfde het niet. Ik was bang voor complicaties
Met het tweede trimester doet ook de zomer haar intrede en worden de consultaties even op een lager pitje gezet. De zwangerschapskwaaltjes nemen langzamerhand af, maar wat nog fijner is: mijn vertrouwen neemt zienderogen toe. Gek genoeg merk ik dat het uitblijven van de ziekenhuisbezoekjes me rustig maakt. Doordat ik me niet langer op externe echo’s kan beroepen om mezelf gerust te stellen, leer ik me veeleer af te stemmen op wat er in me tot leven komt en ontdek ik voorzichtig wat mensen intuïtie durven te noemen.
Stilaan besef ik dat hetgeen ik voorheen in bloedresultaten, controles en echografieën zocht, uiteindelijk niet de onvindbare, ultieme garantie was dat alles goed zou komen, maar dat ik enkel en alleen maar een eenvoudig gevoel van veiligheid hoopte te vinden. Ik wilde niets liever dan dat ons kindje op de wereld zou worden gezet met een rotsvaste grond onder zijn voeten, waarop hij zich thuis zou voelen, maar hoe kon ik daar ooit in slagen als ik zelfs nu al zo bleef wankelen?
Maar goed, het ziekenhuisparcours dient volgens de wetten van goed fatsoen te worden vervolgd en eens terug ter zake staat de glucosetest op het programma. Om de tussentijd te doden, belooft de behulpzame vroedvrouw van dienst ons rond te leiden op de plaatselijke materniteit van het ziekenhuis waar we intussen ‘ouders en kind-in-spe’ aan huis zijn. We zien de suikerbonen op de balie, de boompjes geverfd op de muren, de koalakamers (speciaal uitgeruste kamers waar te vroeg geboren baby’s en hun ouders kunnen verblijven, nvdr) voor iets minder fortuinlijke ouders, de kleurrijke speelruimte voor de jongere kindjes, de vers ontsmette kamers.
Of ik in bad zou kunnen bevallen, hoor ik mezelf vragen. De vroedvrouw weet het niet. Het lijkt haar onwaarschijnlijk voor een eerste kind, maar zo zegt ze, het is aan de gynaecoloog dat te bepalen: ‘die beslist alles’.
We zien dat het er goed is, onberispelijk zelfs en zijn getuige van optimale medische bijstand en zorg. Mijn man kijkt enthousiast om, want ik begin aarzelend wat achterop te hinken, en hij peilt hoopvol naar mijn oordeel. Dat slaat bij me in als een bom, zodra de deuren van de verloskamer worden geopend. Mijn blik glijdt er over alle steriele faciliteiten waarop ik niks heb aan te merken: een bed, een baarkruk, een mat, een luxueus bevallingsbad. Toch gaan tegelijkertijd alle alarmbellen in mijn ontregelde zwangere lichaam af. Of ik in bad zou kunnen bevallen, hoor ik mezelf vragen. De vroedvrouw weet het niet. Het lijkt haar onwaarschijnlijk voor een eerste kind, maar zo zegt ze, het is aan de gynaecoloog dat te bepalen: ‘die beslist alles’.
Zo klaar als het felle licht op de uitgestalde monitor valt, weet ik: Hier gaat het niet lukken. Hier kà n ik niet bevallen.
Ik ben zo’n type wiens bloeddruk de hoogte in gaat wanneer ik een bloeddrukmeter krijg omgespannen, iemand die hoopt dat ze haar geboortedatum nog weet als ze er tijdens een controle naar vragen, zo’n persoon die in de onbekende ziekenhuiswereld en geïntimideerd door zoveel witte jassen een misplaatste prestatiedrang krijgt als de dokter vraagt om in of uit te ademen.
Heel dat belachelijke gedrag overdenk ik wanneer ik daar in die kamer sta. Daar word ik verondersteld het leven te geven aan ons zoontje dat ik zo graag in alle rust bij ons wil ‘verwelkomen’, maar die verhoopte geborgen sfeer staat in schril contrast met het onvermogen dat ik in die kamer in de ogen kijk. Want van bevallen ken ik op dat moment niets, maar één ding lijkt me vast te staan: dichtklappen tijdens de arbeid kan onmogelijk de gewenste beweging zijn.
Thuis laat ik in alle kalmte los wat ik al die maanden bezorgd had vastgehouden, want vertrouwen voedt zich aan vertrouwen en het gevoel van veiligheid meet zich niet aan de controle van een monitor
De noodzaak leidt me naar het alternatief dat slechts een kleine minderheid van de Belgische vrouwen ook maar in overweging durft te nemen. Maar ik vind wat ik zoek. Ik beval daar waar ik me veilig en geborgen voel: in m’n eigen bed, met uitzicht op onze pas versierde kerstboom met gebreide babysokjes, aan de zijde van mijn man die ik stevig in de hand knijp; omringd door twee vroedvrouwen die bij mij te gast zijn en erop vertrouwen dat ik precies weet wat ik doen moet om het kind naar zijn eerste ademstoot te helpen.
En zo laat ik in alle kalmte los wat ik al die maanden bezorgd had vastgehouden, want vertrouwen voedt zich aan vertrouwen en het gevoel van veiligheid meet zich niet aan de controle van een monitor.
‘Een thuisbevalling? Amai, dat is moedig. Ik had het niet gedurfd. Je hebt geluk gehad dat er geen complicaties waren zoals bij mij.’ Ik haast me te zeggen dat we op een boogscheut wonen van minstens drie ziekenhuizen en ik bij de minste complicatie meteen geëvacueerd zou worden. Ik wil niet verweten worden naïef en onverantwoordelijk te zijn. Maar eigenlijk heb ik zin om de waarheid te zeggen: ‘Een ziekenhuisbevalling? Ik durfde het niet. Ik was bang voor complicaties.’
Marieke Brugnera
Doctor in de Wijsbegeerte (huismoeder, voorheen postdoc aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, KULeuven)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier