Maartje De Vries legt uit waarom ze staakt op 8 maart. ‘Hard werken maar niet genoeg verdienen om de eindjes aan elkaar te knopen, het klinkt veel vrouwen allicht bekend in de oren.’
“Solidariteit met alle vrouwen wereldwijd.” Op 8 maart, de internationale strijddag voor vrouwenrechten, zal deze strijdkreet klinken van België tot Zuid-Afrika, van de Verenigde Staten tot India. Overal ter wereld komen vrouwen op straat voor hun rechten, voor gelijke lonen, voor sterke publieke diensten, reproductieve rechten. Ze verzetten zich tegen een opkomend rechts dat een conservatief vrouwbeeld opdringt.
In tal van landen, zoals Spanje, is 8 maart een stakingsdag. In België roept ook het Collecti.e.f 8 Maars daartoe op, gesteund door een nationale stakingsaanzegging van het gemeenschappelijk vakbondsfront. Deze oproep is meer dan nodig. De bestaande ongelijkheid tussen vrouwen en mannen neemt toe en de zogezegd feministische Vivaldi-regering biedt geen antwoord. Meer nog, haar sociaaleconomisch beleid, met onder meer de pensioenplannen en de arbeidsdeal, zijn slecht nieuws voor vrouwen. Samen met Marianne, de vrouwenbeweging van de PVDA, staak ik daarom op 8 maart. We voeren mee actie voor een echt feministisch beleid, dat inzet op een hoger minimumloon en sterke openbare diensten, en dat een einde wil stellen aan geweld tegen vrouwen.
Een echt feministisch beleid geeft vrouwen financiële zuurstof
Anaïs is poetshulp aan huis. Vandaag verdient ze 11,48 euro per uur. Als ze vier jaar in dienst is, stijgt haar uurloon naar 12,30 euro. Dat is het maximum. Ze is alleenstaande met een dochtertje en heeft het bijzonder moeilijk om financieel rond te komen. Samen met haar collega’s strijdt Anaïs al enkele maanden voor hogere lonen en een hogere kilometervergoeding. Het grote dienstenchequebedrijf waarvoor ze werkt, maakt enorme winsten, maar een echte loonsverhoging kan er niet vanaf. Voor haar en haar collega’s is het telkens schrapen om het einde van de maand te halen. Een van de actievoersters verwoordde het als volgt: “Terwijl onze werkgevers miljoenenwinsten maken, weet ik niet of ik op het einde van de maand nog een warme maaltijd op tafel kan zetten.”
Hard werken maar niet genoeg verdienen om de eindjes aan elkaar te knopen, het klinkt veel vrouwen allicht bekend in de oren. Behalve in de schoonmaak zien we het ook in de verkoop, de zorg, de kinderopvang, enz. In de sectoren met de laagste lonen en precaire contracten werken vaak veel vrouwen. Dat zorgt voor een grote inkomensongelijkheid en verklaart een deel van de loonkloof tussen vrouwen en mannen. Die bedraagt vandaag toch nog steeds 22,7%.
Een echt feministisch beleid leunt niet op vrouwen.
Het zijn ook die sectoren die tijdens de pandemie zijn blijven doordraaien. Het vaak onzichtbare en ondergewaardeerde werk werd plots essentieel. Maar daar stond geen betere verloning tegenover. Integendeel, België behoort volgens de Internationale Arbeidsorganisatie bij de landen waar vrouwen het meeste loonverlies leden in vergelijking met mannen. Dat blijkt uit een rapport over de impact van de covid-crisis op vrouwen, opgesteld door de Senaat in oktober 2021. De regering deed geen gendertoets bij de sociaaleconomische maatregelen om de pandemie te bedwingen. Vrouwen betalen daar een hoge prijs voor.
Tijd voor meer koopkracht dus, zou je denken. Maar terwijl we vandaag fors meer betalen aan de kassa en de benzinepomp, terwijl we waanzinnige energiefacturen te slikken krijgen, blijft de regering vasthouden aan de loonnormwet, die een stijging van de lonen blokkeert. Daarnaast is ook het minimumloon nog steeds niet opgetrokken naar 14 euro per uur. Dat zou nochtans voor veel werknemers in sectoren met lage lonen een groot verschil maken. Een echt feministisch beleid geeft financiële zuurstof aan vrouwen door vrije loononderhandelingen en een minimum uurloon van 14 euro. Dat is goed voor iedereen en in het bijzonder voor vrouwen.
Een echt feministisch beleid leunt niet op vrouwen
Tekort aan kinderopvang, crèches die veel te duur zijn of geen personeel meer vinden, rusthuizen die failliet gaan of moeten sluiten omwille van wantoestanden, bewoners die elke maand enorme bedragen moeten neertellen, personeel dat zich de ziel uit het lijf werkt en dan nog handen en voeten tekort komt om de zorgen te geven die het wil geven. De privatiserings- en marktlogica heeft de zorg en de dienstverlening goed te pakken. Dat is nefast voor de kwaliteit, de toegankelijkheid, de kostprijs en de arbeidsomstandigheden.
Deze diensten spelen echter een belangrijke rol in het leven van vrouwen. Waarom? Bijna de helft van alle vrouwen werkt deeltijds. Eén van de redenen daarvoor is dat vrouwen nog steeds het leeuwendeel van alle zorg- en huishoudelijke taken op zich nemen: wassen en plassen, zorgen voor kinderen, ouderen, zieken, hulpbehoevenden, enz. Tijdens de covid-crisis is dat opnieuw gebleken. Vrouwen zijn nog meer gaan zorgen en hebben de sluiting van scholen en crèches opgevangen. Als er tekorten zijn in deze dienstverlening, als ze te duur of niet toegankelijk is, dan komen die taken terug bij de gezinnen te liggen en dus veelal bij vrouwen.
Neem bijvoorbeeld Christiane, die pas zes maanden na haar bevalling terug aan de slag kon. Eerder was er in de crèche voor haar zoontje geen plaats, en de eerste maanden kon ze er niet eens voltijds terecht. De grootouders springen één dag in de week bij, de andere dag neemt ze ouderschapsverlof. Of Leila, die zorgt voor haar hulpbehoevende vader die niet meer zelfstandig kan wonen. Een rusthuis of serviceflat is onbetaalbaar. Leila probeert haar vader dan maar zolang mogelijk thuis te houden en betaalt net als Christiane zelf een prijs. Voor hen betekenen die extra zorgtaken minder werken en daarom een lager inkomen.
Investeren in kwaliteitsvolle, toegankelijke en betaalbare publieke dienstverlening is een politieke keuze. Die keuze maakt de overheid niet
Vrouwen hebben dus veel te winnen bij een sterke, kwaliteitsvolle en toegankelijke publieke dienstverlening. Op de jongste editie van ManiFiesta interviewde ik Kristen Ghodsee, Amerikaans professor en auteur van het boek “Waarom vrouwen betere seks hebben onder het socialisme“. Hierin beschrijft ze het belang van sterke publieke diensten in de emancipatie van vrouwen. De collectieve diensten nemen een pak zorgtaken over die nu door het gezin en dus vaak door vrouwen gedaan worden. Op die manier kunnen vrouwen volwaardig deelnemen aan de arbeidsmarkt en een volledige loopbaan uitbouwen, zonder geconfronteerd te worden met een moordende combinatie tussen werk en gezin.
Investeren in kwaliteitsvolle, toegankelijke en betaalbare publieke dienstverlening, die tevens goede arbeids-en loonvoorwaarden schept, is een politieke keuze. Die keuze maakt de overheid niet. Zij kiest ervoor om zoveel mogelijk over te laten aan de privé en wat in eigen beheer blijft vanuit een efficiëntie-en winstlogica te runnen. Dat maakt de dienstverlening vaak duur en ontoegankelijk, waardoor veel zorg terug bij vrouwen terechtkomt. Een echt feministisch beleid leunt niet op vrouwen voor zorgtaken maar investeert in sterke publieke diensten.
Een echt feministisch beleid beschermt vrouwen tegen geweld
Wanneer ik deze tekst schrijf, is de zesde femicide van dit jaar een feit. In Luik manifesteerden honderden jongeren tegen seksueel geweld na de brutale verkrachting van een vijftienjarig meisje. De voorbije maanden is het thema niet uit de media weg geweest. Het regende klachten over seksueel grensoverschrijdend gedrag in het nachtleven, op de werkvloer, aan de universiteiten, in de culturele sector. Uit een rapport van het comité P. bleek dat de politie handen en vorming tekort komt voor een goede afhandeling van klachten over intrafamiliaal geweld. Het eerder vernoemde rapport van de Senaat toont dat de covid-crisis het geweld nog deed toenemen. Kortom, onze samenleving kampt met een diepgeworteld probleem. Daartegenover staat een traag, gefragmenteerd beleid van de Vivaldi-regering.
Anderhalf jaar had de Staatssecretaris voor Gendergelijkheid nodig om een Nationaal Actieplan gendergerelateerd geweld op papier te zetten. In augustus werd aangekondigd dat het klaar was, in november werd het bekend gemaakt. Vandaag is het nog steeds erg vaag hoe het in praktijk zal worden omgezet en welke budgetten er zullen worden vrijgemaakt. Tweeënhalf miljoen per jaar, dat bedrag kondigde de Staatssecretaris aan. Maar hoe zal dat besteed worden? En wat leggen de andere kabinetten nog extra op tafel? Dat blijft onduidelijk. Nochtans weten we allemaal dat een plan zonder voldoende middelen een papieren tijger blijft.
Ik staak op 8 maart mee voor een doortastend beleid tegen geweld op vrouwen, met een aanpak op alle terreinen van de samenleving, gaande van preventie tot opvang van slachtoffers, opvolging van daders, enz. Want een echt feministisch beleid beschermt vrouwen tegen geweld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier