Nathalie Cardon
‘Ik werd een zombie met een Google-verslaving: “Na hoeveel nachten zonder slaap sterf je?’’’
Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal
Half januari. Goede voornemens spatten geruisloos uiteen tegen de realiteit. In menige huiskamer ligt een stel fitnessgewichten onaangeroerd op een kast. Door een open raam wordt alweer een stiekeme sigaret opgestoken. Ik stel me voor hoe iemand nog voor de eerste samenkomst z’n leesclub afbelt: waarom aan een groep vage bekenden bewijzen dat je je in 2025 wél door Alkibiades kunt ploegen?
Het bijzondere aan deze tijd is dat onszelf verbeteren niet meer beperkt blijft tot het begin van het jaar. Het is ons hoofdberoep geworden, volgens de goeroes van Instagram: ‘Become addicted to these 10 habits and you’ll be unrecognizable in six months!’ Turnen om vijf uur ’s morgens en ‘manifesteren’ dat er geluk en vooral veel geld naar je toe rolt, staan steevast op het lijstje. Ik heb eigenlijk nooit iemand ontmoet bij wie dat veel verschil heeft gemaakt. Voorlopig herken ik al mijn kennissen nog als de zoekende wezens die ze zijn.
In 2024 werd ik zelf unrecognizable. Daar hoefde ik helemaal niks voor te doen. In februari begon ik wakker te worden in het holst van de nacht, tegen april was vijf uur slaap het hoogst haalbare. De zomer werd een zwart gat. Ik doolde van kamer naar kamer als een zombie. Een zombie met een Google-verslaving. Na hoeveel nachten zonder slaap sterf je. Ik liet mijn hart checken op de spoed. Ik huilde me dwars door de wachtlijst van de slaapkliniek heen. Met elektrodes op het hoofd en draden tot aan de benen werd ik er toegesproken door een vrouw in witte kiel: ‘Wij gaan NU kalmeren. We gaan DOEN wat de DOKTER zegt.’ De meervoudsvorm en een kleutercadans, dat is je deel als je een paniekaanval tentoonspreidt.
Hoe was het zover kunnen komen? Het was die toestand op het werk, zei de een. Het was de kanker van je vader, zei de ander. Het is nooit één ding, sprak de psychiater. Haar pen zweefde boven een papier waarop verschillende soorten pillen stonden opgelijst. Door sommige had ze al een streep getrokken. Die hadden mijn lijf doen knetteren als een vuurwerkstokje, maar verder niet veel gedaan.
Langzaam kan ik weer mee met de wereld. Ik krimp niet meer ineen in de supermarkt, ben opnieuw in staat een attachment te openen.
Wie wordt losgekoppeld van wie hij dacht te zijn, rijdt een vreemd land binnen. Het is er eenzaam, op het eerste gezicht. Maar gaandeweg kom je andere gestrande reizigers tegen. Het antwoord ‘niet zo goed’ op de vraag hoe het gaat blijkt, indien niet al te klaaglijk uitgesproken, een stoel die je de ander toeschuift. Hij of zij kan desgewenst het eigen succesjasje uittrekken en over de rugleuning hangen. Je hoort verhalen over depressies waar je niks van wist. Je vraagt je samen af wat de kern van een mens uitmaakt, als vaste eigenschappen door verdriet, ziekte of medicatie verdampen. Grappig, welbespraakt. Er was niemand die me nog zo kon omschrijven. Maar dat deed er niet toe. Een vriendin zei dat het zo’n deugd deed dat ik haar vaker vastpakte. Ze mist haar moeder. Aan een man die ik niet zo goed ken, zei ik dat ‘samen even zitten’ genoeg was. Het werd niet eens awkward.
Langzaam kan ik weer mee met de wereld. Ik krimp niet meer ineen in de supermarkt, ben opnieuw in staat een attachment te openen. ‘Op naar een topjaar!’ wenste iemand met de nodige ambitie me onlangs toe. Ik knikte heftig om geen verdenking te wekken. Alsof ik grootse plannen had, de komende maanden. Een boek schrijven. Of spectaculair trouwen in Italië, zoals tegenwoordig de trend schijnt te zijn. Niet iedereen hoeft alles te weten. Dat je je verder wilt bekwamen in simpelweg zitten en lang genoeg zwijgen, dat houdt een mens soms maar beter voor zichzelf.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier