Jean-Paul Mulders

‘Ik probeer mijn dochters op te voeden tot fatsoenlijke mensen, in een wereld die met de dag onfatsoenlijker lijkt te worden’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

De weg naar de hel is al geplaveid met goede voornemens, maar ik ontvang nog een wenskaart die in de post is blijven haperen. De kerstman staat erop, vergezeld van een rendier, sneeuwvlokken en nog wat clichés van het seizoen. ‘Een mooi kerstfeest,’ luidt de begeleidende tekst, ‘en een knallend uiteinde’. Bij dat laatste probeer ik mij niets onfatsoenlijks voor te stellen.
Fatsoen heb ik altijd een raar woord gevonden, het lijkt op een niesbui als je het tien keer na elkaar zegt. Toch probeer ik mijn dochters op te voeden tot fatsoenlijke mensen, in een wereld die met de dag onfatsoenlijker lijkt te worden.

Onlangs, in de auto, zag ik trekvogels over het landschap wieken in een indrukwekkende V-formatie. Het kunnen wulpen zijn geweest, kolganzen of anders fluiteenden. Van vogels heb ik geen verstand, wel trof mij de schoonheid van hun vlucht. De dieren waren een toonbeeld van gezondheid en kracht. Ook werkten ze beter samen dan ik bij mijn soortgenoten gewend ben. Er zat geen vogel tussen die krasloten kocht om geld wit te wassen, geen vogel die vuurwerk afstak naar de hulpdiensten, geen vogel die het eigen nest bevuilde zoals wij dat zo goed kunnen. Ik reed door terwijl ik het lijstje aanvulde.

In de wereld van de mensen liggen de lege flessen in de glasbak. De kerstboom is met de vuilkar meegegeven en we zijn weer een jaar van de feestvreugde af. Op de radio klinkt ‘Mia’ van Luc De Vos, met die pianoriedel die ontstond door een foutje, zoals wel meer mooie dingen.

De lege flessen liggen in de glasbak, de kerstboom is met de vuilkar meegegeven en we zijn weer een jaar van de feestvreugde af

De kat schrikt op van een geluidje in mijn telefoon. Nooit zal zij begrijpen dat de update naar iOS 18.1.1 succesvol is verlopen. Op dezelfde manier, of toch ongeveer, gebeuren er dingen die ondoorgrondelijk zijn voor mij. Gelukkig heb ik leren omgaan met die onmacht. Ik mediteer elke dag en ga weer vaak naar de vlooienmarkt.

Daar vind ik postkaarten die een moeder naar haar zoon heeft gestuurd in de zomer van 1950. Ze zijn beschreven in priegelig handschrift: ‘Tante Maria en Jos zijn ook te Blankenberghe en hebben reeds naar u gezocht’, luidt de tekst van de eerste. ‘Ik zal zondag aanstaande bij u komen tussen 9 en 10 uur. Het weder is wat verbeterd.’

De tweede kaart gewaagt van een persoon van wie de naam onleesbaar is geworden. ‘Hij is wat teleurgesteld omdat de mixte velo nog niet toegekomen is in de Mousquetaire’, klinkt de boodschap geheimzinnig.
Ik betaal twee euro voor de kaarten, hoewel ik er niet bijster veel mee kan aanvangen. Wat moet ik met beter weder uit een vorige eeuw, net nu het buiten zo hard waait? Geen idee wat de Mousquetaire, laat staan een mixte velo was.

‘Beste kussen – Mama’, schrijft de moeder als afscheid. Mama vind ik het aandoenlijkste woord ter wereld, en misschien is die houterige blijk van liefde wel het laatste wat er rest van deze mama. Ik draai de kaart om en denk aan de woorden van Gerard Reve: ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.’
In het nieuwe jaar hoop ik mij aan te kunnen sluiten bij een formatie fatsoenlijke trekvogels. Voor de rest zijn mijn wensen bescheiden. Ik wil graag eens een ei pocheren en de kat uit de boom kijken.

Lees ook: ‘Als je jong bent denk je dat leeftijd een onvervreemdbare eigenschap is die je hebt gekregen voor het leven’

Lees ook: ‘Ik vind het lastig mijn dochter te zeggen dat er ook volwassenen zijn die ervan genieten kinderen pijn te doen’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content