Jean-Paul Mulders
‘Hoe langer ik leef, hoe liever ik vertoef in de nabijheid van kinderen’
Het is vrijdag de dertiende, maar gelukkig heb ik geen last van paraskevidekatriafobie – zoals psychologen de vrees voor deze dag noemen. Ooit had ik een baas met een grote mond die dan zijn huis niet durfde te verlaten. Hij bleef in bed liggen, bang voor alles wat hem nooit zou overkomen.
Zelf heb ik talrijke angsten, maar ik deins niet terug voor zwarte katten of ladders in nylonkousen. Op vrijdag de dertiende kom ik even stoutmoedig buiten als anders. Ik neem zelfs een tram die mij knarsend nergens naartoe voert. Bij de eerstvolgende halte stapt een gezelschap van kleuters in fluohesjes op. Fluohesjes vind ik erg geruststellend. Ze geven mij het gevoel dat ik tot nader order leef in het betere deel van de wereld, waar je grootste schrik is ten prooi te vallen aan de grillen van het wegverkeer.
De kleuters komen terug van een bezoek aan een winkel waar vacht- en schemerdieren zaten. Vroeger zou ik dekking hebben gezocht voor het gekwek en de snottenbellen. Maar hoe langer ik leef, hoe liever ik vertoef in de nabijheid van kinderen. Een van hen likt ongegeneerd aan de ruit, zoals alleen kinderen dat durven. Het is een voorrecht dat je verliest met het opgroeien, maar op hoge leeftijd soms terugwint.
Ik denk aan woorden uit tijden die zachter waren: ‘Vrede is een kind dat glimlacht als je ernaar kijkt. Een weiland waar de jonge veulens grazen.’
Bij de kinderen zijn twee juffen. Aan de hand van de ene juf bungelt een doorzichtig zakje met water en een goudvis erin. Op het hesje van de andere juf staat Ulrike, wat mij doet denken aan een welhaast vergeten terroriste. Volgens een biografe was Ulrike Meinhof een ‘sarcastische, humorloze vrouw met een groot rechtvaardigheidsgevoel’ – niet het type waarmee je wil rollebollen na een avondje stappen. De Rote Armee Fraktion is niet langer actief, maar stiekem spreek ik de naam nog weleens uit. Ik heb een zwak voor Duitse woorden die gemeen klinken, zoals Sturmbannführer of Kummerspeck.
In plaats van de Rote Armee Fraktion kwamen andere terroristen, die zonder uitzondering ook humorloos waren. Van alles wat je kunt zijn, vind ik dat misschien wel het ergste.
Het meisje naast mij op de tram blaast speekselbellen. Haar grote, donkere ogen hebben nog de luxe die onschuld wordt genoemd. Door mijn hoofd trekt een onprettige gedachte: een paar steenworpen verder is geen mededogen voor kinderen die er precies zo onschuldig uitzien. Ik heb vrienden die hun profiel tooien met de vlag van de ene partij of van de andere. Die aandrang voel ik niet, want overal zijn er zowel smeerlappen als sukkelaars die de klappen vangen. Ik oefen mij in meningloosheid met behulp van een meme die ik zag: The world before and after your opinion. Daarboven stond twee keer identiek dezelfde aardbol.
De juf met de vis vraagt iets over de papegaai in de dierenwinkel, die blijkbaar akelige klauwen had. De tram stopt abrupt en doet ons allemaal naar voren schieten. Het meisje met de donkere ogen glimlacht als om mij gerust te stellen. Ik denk aan woorden uit tijden die zachter waren: ‘Vrede is een kind dat glimlacht als je ernaar kijkt. Een weiland waar de jonge veulens grazen.’
“We zijn er”, zegt juf Ulrike. Vanuit zijn ruimtecapsule kijkt de goudvis nieuwsgierig de wereld in.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier