Waar de vissers geen boot hebben
Geen betere remedie tegen te veel informatie dan dagen achtereen te voet tweekleurige streepjes volgen. In het zuidwesten van Portugal duiden pas geverfde markeringen honderden kilometers wandelpad aan. Langs beschermde kliffen en stranden aan de Atlantische Oceaan, door kleine dorpen en eeuwenoude kurkeikbossen, graanvlakten en weilanden. Hard en zacht tegelijk.
Druk druk druk. Moeder en vader huiszwaluw negeren ons compleet. Terwijl we een stevig groentesoepje binnenlepelen, vliegen zij een halve meter boven ons hoofd af en aan naar hun piepende jongen onder het afdak. Een heerlijk spektakel, om uren te observeren, maar we zijn niet tot in het zuidwesten van Portugal gekomen om te luieren in de schaduw. Waterbidons vullen, wandelschoenen aan en hop, en route. We laten de koele tuin van Alfredo en Mónica Belleza in Cercal do Alentejo achter ons en stijgen langs een traag breed bospad de vallei uit. De felgroene varens, de bessenheesters en bloemen wijzen op de hoge luchtvochtigheid, een van de redenen voor de vruchtbare landbouwgronden die ervoor zorgen dat Alentejo de broodmand van Portugal wordt genoemd. Dat het een streek is van hardwerkende boeren is nergens zo goed beschreven als in Opgestaan van de grond van Nobelprijswinnaar José Saramago, die er geboren is.
Een historisch landschap, maar we zijn een van de eersten die de pas geverfde paaltjes langs de Rota Vicentina aflopen. Rood-wit markeert de caminho histórico, die dorpen in het binnenland verbindt. Blauw-groen staat voor de trilho dos pescaderos, het pad van de vissers dat langs de voornamelijk beschermde kust van Alentejo en de Algarve loopt (tot aan de Cap Vicentina). Samen zijn deze twee goed voor meer dan twintig etappes en 340 km wandelweg. Deze middag is rood-wit. En onderweg zien we inderdaad vooral graan, maar ook kurkeiken – die op olijfbomen lijken – en glooiende wei-landen met koeien en paarden. In de kleine gehuchten staan soms vervallen, maar toch bewoonde huisjes, met zonder uitzondering een moestuin en waakhond. In kleine schoothondversie of in grote loebasvorm. Allebei blaffen ze luid, maar ze blijven op hun erf.
Terwijl we richting zee wandelen vertelt Marta Cabral, de jonge coördinator van het met Europees geld gefinancierde Rota Vicentina, hoe het leven in Alentejo is voor een jong gezin met twee zonen in de lagere school. Haar man is architect, hij doet voornamelijk renovaties, hij houdt ervan om te werken met natuurlijke lokale materialen, zoals taipa, een eeuwenoude bouwmodder die uitstekend de warmte in een huis regelt op een natuurlijke manier. Of hij veel werk heeft ? vraag ik. ?Jobs zijn er hier niet, die moet je zelf creëren,” vindt Marta. ?En rijk zullen we hier nooit worden. Maar we doen hier ook niet veel geld op, want shoppen kun je hier gewoon niet. In het weekend gaan we wandelen of fietsen. Af en toe plan ik een trip naar Lissabon, dan bezoek ik tentoonstellingen, concerten, musea. Dat zijn intensieve dagen, maar dan kan ik er ook wel weer even tegen.”
AANGESPOELD
We zagen hem al enkele uren liggen, dus het is fijn om tegen zonsondergang te arriveren aan de Atlantische Oceaan, vlak voor het eiland Ilha do Pessegueiro. Helemaal donker is het als we met de auto parkeren op een domein in een van de bochten van de kronkelende Mila rivier.
’s Ochtends komt Rudolfo Muller ons oppikken, de voorzitter van Casas Brancas, een vereniging van een dertigtal overnachtingsplekken en restaurants in de buurt. Hij wil ons met de wagen de streek laten zien. De Zwitser is een van de velen die hier een ontsnappingsplek hebben gevonden. Net als Vanessa die mee in de auto zit. Ze kwam de promofilm draaien voor de Rota Vicentina en werd verliefd op de streek. Tegenwoordig brengt ze de helft van haar tijd hier door, in plaats van in Lissabon waar ze woont. ?Ik ben hier een beter mens geworden.”
We ontmoeten vandaag aan de kust nog aangespoelden : surfers in Arrifana, zonnebaders op het strand van Odeceixe (pas nog uitgeroepen tot het mooiste van het land), Sofia uit Keulen die ezeltrektochten maakt en Pedro, een masseur uit Porto die nu samen met zijn lief een huisje verbouwt vlak onder het kasteel van Aljezur. Allen zijn ze ervan overtuigd dat toerisme de toekomst is. Ze bouwen hun bedrijfjes op dat vertrouwen, maar toch zullen ze hun best doen om er hier geen tweede ‘veel te drukke Algarve’ van te maken.
Ook wat verderop wordt voor de toekomst gezorgd. In Cabo Sardão aan de beschermde kuststrook voederen zes ooievaarskoppels hun jongen op hun verbluffende nesten, boven op de kliffen. Onder hen spatten de golven uiteen, boven hen staan wij rustig hun huishouden te volgen : hun komen en gaan, hun klepperen en slapen. Een unicum. Het is onze eerste kennismaking met de ruwe kliffenkust, we staan hier letterlijk aan de rand van Europa, op dit oude visserspad, uitgesleten door de vissers zonder boot. Deze Portugezen hebben geen zeebenen, ze wandelen en klimmen tot beneden aan de golven. We vinden de haken waarlangs ze aan touwen van de kliffen afdalen. Zelf blijven we veilig boven, dat is trouwens de beste plek om de oceaanhorizon te bestuderen.
Dat blijkt zo’n tijdrovende bezigheid dat het weer bijna donker is als we verwelkomd worden in het historische landhuis van Clara Caiado. Zij verhuurt voormalige kurkarbeidershuisjes als gites. Haar zoon en schoondochter vragen of we zin hebben om de schapen mee op stal te zetten ? De stoere Franscisco droomt ervan om een haast militaire fitnesstraining aan te bieden op het landgoed van zijn voorouders. Zij, Patricia, een joviale jonge vrouw uit Lissabon, die nergens heengaat zonder haar twee yorkshire- terriërs, ziet een yoga & wellnesscenter wel zitten.
OUDER DAN DE MENS
De nabijheid van de Monchique bergen brengt ’s anderendaags een frisse witte mist tussen de kurkbomen van het landgoed. Maar de koffie en het ontbijt met confituur van groene tomaten is nog niet op als de zon al stevig brandt. En dat zullen we geweten hebben, want vandaag stappen we meer dan twintig kilometer langs de historische wandelweg : van Odemira tot São Teotónio. Langs glooiende en eeuwenoude landschappen van okergele aarde, langs kleine bossen en hier en daar een beekje. Een siësta onder een kurkeik is welkom. Ik begrijp waarom Saramago zijn boek over zijn geboortestreek begint met : ?Wat je op aarde het meest hebt, is landschap. Hoeveel er wat de rest betreft ook moge ontbreken, landschap is altijd ruim aanwezig geweest, een overdaad die je alleen kunt uitleggen als een niet-aflatend wonder, want het landschap is zonder twijfel ouder dan de mens en ondanks dat lange bestaan is het nog niet uitgeput.”
Wandeltochten worden gemakkelijker wanneer de kantoorstijfheid van de eerste dagen verdwijnt. Als de benen het tempo beginnen te bepalen. Het is zalig om geen enkele beslissing te moeten nemen. Zelfs kaartlezen is dankzij de tweekleurige wegmarkeringen niet nodig. Tegen de vooravond bereiken we onze bestemming. Het is spitsuur in het kleine dorp : pubers die van school komen, ouders die hun kinderen afhalen en arbeiders die het stof uit hun kleren slaan als ze uit hun bestelwagen stappen. Een schoenmaker maakt voor zeventig euro prachtige schoenen op maat (?Heb je tien dagen ?”), er worden muziekcassettes verkocht en in een garage repareren drie mannen een motor terwijl de eigenaar op het terras naast ons een pintje komt drinken.
Tussen Zambujeira do Mar en Odeceixe lopen we op de laatste dag door het spectaculairste decor van de reis. In het natuurgebied dalen we af tot zeeniveau, over rotsige paden en stenen, stijgen vervolgens tientallen meters steil omhoog en zien planten en bloemen die we de afgelopen dagen nog niet zagen. We lopen in een impressionistisch schilderij, met veelkleurige puntjes links en recht voor ons en met blauw-witte golven en donkerbruine rotsen aan onze rechterkant. We stappen tussen acaciabosjes en maquis en langs smalle paadjes vlak bij de klifrand. Vissers komen we amper tegen overdag, behalve in het piepkleine gehuchtje Azenha do Mar waar we met hen en de postbodes koffie drinken. Het witgoed en de vis hangen achter het café te drogen aan dezelfde lijn. Langs een houten staketseltrap laten we die bewoonde wereld weer achter. Om weer in het veelkleurige, ruige en rusteloze landschap te duiken.
We zouden niet in Portugal zijn als er geen muziek was. Een grootvader leidt na een diner van vis, rijst en groenten zijn familie het restaurant binnen. Drie generaties op een rij, met mandoline en Portugese gitaar, met handgeklap en vooral hun stemmen. De ober achter hen, met handdoek en glazen in de bezige handen, lipt mee. Na het applaus spelen de muzikanten nog een dik uur verder buiten op het terras, waar de instrumentenkisten wachten. Vanessa, het reclamemeisje uit Lissabon, probeert mij de songs te vertalen. ?Het gaat over de zee,” verduidelijkt ze, ?en over de wind, de bloemen en de markt, en ook over ooievaars”, gaat ze verder. Ze luistert aandachtig en wordt er stil van. ?Maar eigenlijk gaat het over de liefde, natuurlijk.” Haar stotterende vertalingen zijn zoveel mooier dan het blitse reclamefilmpje dat ze draaide of haar promopraatje van enkele dagen eerder. Ze moet tegen haar zin morgen weer naar Lissabon en straalt uit waar alleen Portugezen een woord voor hebben, saudade, heimwee ter plekke.
DOOR LEEN CREVE & FOTO’S DIEGO FRANSSENS
Het witgoed en de vis hangen te drogen aan dezelfde lijn achter het café
?Het gaat over de zee en over de wind, de bloemen en de markt, en ook over ooievaars. Maar eigenlijk gaat het over de liefde, natuurlijk”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier