LIEVE JORIS Ze roepen : je bent net een zwarte geworden
Lieve Joris reisde drie jaar door Senegal, Mauretanië en Mali. Ze drong door tot in de kleinste dorpen en de meest verborgen gevoelens van enkele markante figuren. Mali blues heet haar boek.
Anna Luyten
Sinds maart is ze terug. In Mali staat er nu een telefooncabine die haar naam draagt. Telefooncabine LIEVE. ?Uitgebaat door Bina. Een man met een verlamd been. Een telefooncabine in een van muggen vergeven gat. Soms belt hij me op in Nederland. Zijn cabine moet renderen.? Ze zit weer in Amsterdam nu. Op blauwe sloffen loopt ze door haar huis, waar Afrikaanse muziek klinkt en waar je door de ramen van haar werkkamer de regen met bakken in de gracht ziet vallen.
De reis die Lieve Joris heeft afgelegd liep grotendeels langs kleine dorpen, gewone huizen en nomadenvestingen. Stippen op de landkaart die levend worden door de intieme portretten die ze schetst van de mensen die er wonen.
Er is het verhaal van François, geboren in Madagascar, waar zijn vader veearts was. Ze had hem tijdens de reis voor Terug naar Kongo al in Zaïre ontmoet. Nu woont hij in Dakar, waar hij directeur is van het Centre Culturel Français. Via François ontmoet ze Demba, een zwarte, oude man die een groot deel van zijn leven voor blanken heeft gewerkt en in het kleine dorp Podor woont. Ze verblijft er bij zijn familie en ontmoet er Amadou, een jonge weduwnaar die zijn tijd verdoet met het vangen van televisiebeelden voor zijn dorpsgenoten. Heel vaak zien ze alleen maar sneeuw.
Als Joris tijdens haar reis per toeval Sass ontmoet, gooit ze haar oorspronkelijke reisplannen om en volgt ze hem. Ze vindt in hem een tweede verhaal. Sass is geboren in een tent, uit nomadische ouders. Hij studeerde in Parijs en kwam als socioloog terug naar Nouakchott, de hoofdstad van Mauretanië. Ze volgt hem naar het oosten van Mauretanië, waar hij onderzoek doet naar dorpsschooltjes. Ze volgt hem ook doorheen zijn onzekerheid en vervreemding. Hij is een intellectueel die de spontane omgang met zijn stamgenoten heeft verloren.
Vanuit Mauretanië reist Joris in de laadbak van een pick-up naar Mali, waar ze de familie opzoekt van Abderrahmane Sissako, een cineast van Moorse afkomst, maar opgegroeid in Mali. Abderrahmane studeerde in Rusland en woont nu in Parijs. Hij vertelde haar in Amsterdam over zijn wortels. Lieve Joris gaat er naar op zoek. In Mali ontmoet ze zijn vader, een meteoroloog die veel door Europa heeft gereisd maar zich na zijn pensioen terugtrok in zijn geboortedorpje Sokolo. Zijn kinderen noch zijn twee vrouwen zijn hem gevolgd. Ze ontmoet ook Abderrahmane’s broers Bako en Amidou. Maar Maliblues is vooral een ontroerend portret van de oude statige man Sissako, die later door rebellen uit zijn dorp verdreven zal worden.
?Na die drie verhalen dacht ik dat mijn boek af was?, zegt Lieve Joris. Maar hoe gaat dat in het leven. Ze ziet de Malinese muzikant Boubacar Traoré (zijn roepnaam is Kar Kar) optreden in de hoofdstad Bamako. ?Ik heb naar de uitgeverij gebeld en gezegd : jongens, wacht nog maar even.? De bluesman van een jaar of 25 gidst haar door zijn leven in Mali. ?Op een dag zal ik je vertellen wat er gebeurd is,? zegt Kar, ?maar nu nog niet. Geen man heeft zoveel verdriet als ik doorstaan. Jij zal huilen, en iedereen die het hoort zal huilen.? ?In zijn woorden zit een belofte besloten die me geruststelt?, schrijft Lieve Joris. De weemoed die ze had verwacht, blijft niet uit.
Mali blues is het zevende boek van Joris. Intieme portretten. Het is zowat haar waarmerk geworden. Ze werd in ’53 in Neerpelt geboren in een gezin van negen kinderen. Op haar 19de vertrekt ze als au pair naar de VS. Ze zal er twee jaar blijven. Terug in Belgïe besluit ze journalistiek te studeren in Utrecht, daarna gaat ze werken voor het Nederlandse weekblad Haagse Post. Af en toe neemt ze verlof om een boek te schrijven. Sinds ’89 wijdt ze zich daar volledig aan.
Lieve Joris debuteerde in 1986 met De Golf, een verslag van haar reis door de Golfstaten. Daarna schreef ze Terug naar Kongo, een reis naar Zaïre, waarin ze in het voetspoor van haar oom-pater treedt. In De melancholieke revolutie (1990) zoekt ze de verhalen van mensen die in ’89 terecht zijn gekomen in de Hongaarse omwenteling. Vervolgens verschijnt Een kamer in Caïro, een heel persoonlijk essay, en Zangeres op Zanzibar, een collectie reisverhalen. In De poorten van Damascus (1993) doet ze verslag van een verblijf in Syrië, waar ze in een volkswijk van Damascus zes maanden het leven deelde met haar vroegere vriendin Hala en haar familie.
Na de Arabische landen terug naar Afrika ?
Lieve Joris : Ik wilde eigenlijk terug naar Zaïre gaan. Mijn boek over Syrië was net af en ik wilde even weg. François, die ik in Zaïre al had ontmoet, organiseerde een Afrikaans muziekfestival in Dakar en vroeg me te komen. François is voor mij een heel belangrijk personage geweest. Daarom begint dit boek ook bij hem. Hij is geboren in Afrika, hij heeft er zijn hele leven gewoond en een originele manier ontwikkeld om met mensen om te gaan. Hij heeft zoveel voorsprong op mij. Ik schrijf er in het boek niet over, maar in ’94 ben ik met hem met de motor van Dakar naar Parijs gereisd. Tijdens die reis heb ik hem beter leren kennen. Hij is iemand die een blanke huid heeft, maar in veel van zijn reacties is hij erg bepaald door de nabijheid van Afrikanen.
Je beschrijft in Mali blues de tragedie van Afrikanen die tussen twee werelden gevangen zitten. Zijn dat de mensen die jou het meest aantrekken ?
Ja. Hala in De poorten van Damascus heeft het bijvoorbeeld ook. Het zijn weliswaar mensen die stevig verankerd zitten in hun samenleving, maar ze staan er ook deels buiten. Daardoor laten ze me ook toe in hun wereld. Neem nu de muzikant Kar Kar uit het laatste verhaal in Mali blues. De Afrikaanse muzikale wereld fascineert me al lang, omdat muziek een van de succesvolle fenomenen is in Afrika. Te midden van alle ellende is het de muziek die werkt. Die muzikanten zijn jongens die enorm veel reizen, naar Europa, Amerika. Ze komen uit een heel ander milieu, soms uit Afrikaanse boerendorpjes. Ik wilde weten hoe ze dat doen. Maar het is moeilijk om het juiste personage te vinden, omdat ze te bekend zijn of omdat ze te stevig verankerd zitten in hun samenleving, waardoor ze nooit bereid zullen zijn om je te initiëren in hun wereld. Ik heb met Kar Kar geluk gehad. Hoewel. Ik denk ook dat mijn doorzettingsvermogen beloond is. In het begin was het helemaal niet evident dat het mij zou lukken. Maar ik voelde dat het de moeite waard zou zijn. Dan is het een enorme overwinnig als je slaagt. Je moet wel iemand hebben die bereid is om je toe laten. Er zijn levens die dat absoluut niet toestaan. Ik denk dat ik het nauwelijks zou tolereren dat iemand op die manier mijn leven zou binnenstappen.
Waarom niet ?
Onze samenleving leert het ook zo. In Afrika is het leven eigenlijk een theater. Dat is een van de redenen waarom ik er zo graag ben. Heel veel dingen gebeuren buiten. Kar Kar was een aantal maanden geleden in België. Ik heb hem meegenomen naar mijn eigen familie. Dat leek mij het minste dat ik hem kon aanbieden nadat hij mij alles getoond had. Wat hem zo opviel, was dat de mensen hier zoveel binnen zitten. De levens van anderen onttrekken zich hier aan onze waarneming. Bij hen zijn mensen echt observeerbaar. En omdat het dikwijls grote families zijn, kan er altijd wel iemand bij. Ik heb het gevoel en dat is niet alleen met Afrika, maar ook met mensen van andere landen die mij hier bezoeken dat ik hen zo weinig te bieden heb op dat gebied. Want behalve winkelen, wat kunnen wij hier doen ?
Ik word vaak overvallen door een enorme heimwee naar Afrika. Op zo’n druilerige zondag zit ik wel eens te denken : als ik nu in zo’n kaduke taxi kon stappen en naar een van die families kon rijden waar het poortje altijd openstaat, dan zouden we samen drinken, af en toe zou iemand opstaan om zijn schapen te eten te geven of om de heuvel op te lopen. Er zou onverwacht bezoek komen… Misschien een beetje zoals vroeger bij ons, op het Vlaamse platteland, waar op zondag grote families samenkwamen. Ik ontvlucht hier iets, maar ga het aan de andere kant van de wereld dan weer zoeken.
Je hebt ook delen van je boek in Afrika geschreven.
Ik was zelf verbaasd dat ik dat kon. Als ik met een boek bezig ben, is het met mijn leven zo : ik ben als het ware maandenlang buiten aan het spelen, materiaal aan het verzamelen. Dan kom ik terug en sluit ik me helemaal op. Een dubbel isolement : het isolement van het schrijven, maar ook het afgesloten zijn van de samenleving waaraan ik gewend ben geraakt. Ik heb mijzelf jarenlang wijsgemaakt dat ik alleen in Amsterdam kon schrijven. Maar nu leed ik er hier in Nederland onder. Het eerste verhaal heb ik in Podor geschreven, een klein dorpje in Senegal, bij de familie van Demba. Ik had er tevoren al gelogeerd. Toen ik er de tweede keer kwam, had Demba in het kleine logeerkamertje met het bed en een muskietennet ook een tafel met stoel gezet en een extra lamp opgehangen. Ik die altijd dacht dat ik alleen moest zijn om te schrijven, zat plots in een familie met vijftien mensen. Soms kwamen ze kijken. Ze brachten me hibiscussap, ze maakten mijn kamer schoon. Ik had een laptop bij me. Soms werd die heet. Dan vroeg Demba : ?Zullen we hem even in een ijskast laten afkoelen ?? Of als op het erf de televisie van Amadou, waarnaar het hele dorp kwam kijken, uitviel, zei hij : ?Kom jij maar met je computer. Dan gaan we daar naar kijken. Dat is ook een scherm.?
Ik ben over het algemeen tamelijk somber als ik schrijf, omdat je dat verhaal toch uit je moet persen, terwijl je versteend achter je machine zit. Daar had ik dat helemaal niet.
Wat betekenen je personages voor jou ?
Zo’n man als de vader van Abderrahmane, Sissako, een hoge functionaris die zijn hele leven de kans heeft gehad om het corrupte spelletje mee te spelen en het toch weigert, daar hou ik van. Ik ben erg aangetrokken tot dat soort personages. Het zijn vaderfiguren. Je bent ginds in een zeer chaotisch landschap, maar zo’n man straalt zekerheid uit, wijsheid. Ik hou van de manier waarop hij praat over de wereld om hem heen, de dingen zijn zo coherent en helder bij hem. Zo iemand geeft mij ook hoop en optimisme voor dat continent waar op dit moment toch het allerergste voor gevreesd wordt.
In de Arabische wereld kon ik heel makkelijk verdwijnen. Ik zou zo een halve Libanese kunnen zijn. In Afrika was ik een blanke. Zij waren zwart. Daar moet je even doorheen. Bij al die personages die ik van dichtbij heb leren kennen, vergat ik op een bepaald moment dat ze een andere huidskleur hadden. Ik denk dat ze dat tegenover mij ook hadden. De Afrikanen roepen dan wel eens : ?Je bent net een zwarte geworden.?
Heb je nu een ander beeld gekregen van Afrika ?
Het afgelopen jaar heb ik met Kar Kar en zijn kalebasspeler een tournee gemaakt door Oost-Afrika. Waardoor ik ook zag wat er gebeurt als een West-Afrikaan naar Oost-Afrika komt. Kar Kar en ik stonden soms veel dichter bij elkaar dan hij bij een doorsnee Ugandees. Omdat de taal hen bijvoorbeeld al scheidde. Sommigen waren ze zeer verbaasd dat Kar Kar geen Engels sprak. Ik denk dat de Afrikanen nog erg bepaald zijn door die kolonisatie, veel meer dan ze zelf weten.
Wat schept de intimiteit tussen jou en de personages ? Soms krijgt die iets heel geladen, bijna erotisch. Sommige van je personages zijn weduwnaar. Soms word je beschouwd als hun vrouw. Hoe diep kan je gaan ?
Ik herinner me dat wij vroeger bij de Haagse Post wel eens zeiden dat als je iemand moet interviewen, als je je echt moet verdiepen in een persoon, je eigenlijk verliefd wordt. Ik heb het wel vaker gehad. Je aanvaardt dat personage helemaal zoals hij of zij is. Je wil alle uithoeken van dat leven in kaart brengen. Soms ontmoet je iemand waarvan je voelt : daar zit een verhaal achter. Zo’n personage dat aan je trekt, waardoor je denkt : als ik zijn leven binnenstap, dan ga ik iets leren. Maar het is ook tamelijk gewelddadig wat je met mensen doet. Dat realiseer ik mij al doende. Je bent heel intens aanwezig in hun leven. Ik heb ontwenningsverschijnselen als ik terugkom. Bij Kar Kar was het heel erg. Ik had me naar hem geplooid, heel hard geprobeerd om in zijn omgeving te blijven. Toen ik terug was, was ik bijna vergeten wie ik zelf was.
Ik heb de indruk dat dit boek ook een zoektocht is naar de weg die jij hebt afgelegd. De scheiding tussen twee werelden…
Naarmate je dichter bij een van die personages uit die landen komt, kan je dingen die je zelf hebt meegemaakt ook beter plaatsen. Neem nu Kar Kar : hij komt uit Kayes en uit de familie waarin hij opgegroeid is, en gaat dan in Amerika en Canada op een podium staan. Dat is een hele stap. Als hij in zijn geboortedorp rondloopt, kijken de mensen op een vreemde manier naar hem. Hij is een ontsnapte. Dat ken ik ook. Daarom vond ik het ook wel mooi dat hij zo’n goed contact heeft onderhouden met de mensen ginder. Als zijn zwager met ons op stap gaat en zelfs een omweg zou maken om naar een tomaat te kijken, zegt Kar Kar : ?Alsof wij niets van de wereld hebben gezien.? Zo’n personages als zijn zwager ken ik in mijn eigen omgeving ook. Die zeggen : ?Wat ? Eet jij dát ?? Mensen die verwonderd zijn over de afstanden die je aflegt. ?Wat ? Ga je weer weg ?? Mensen kunnen zich soms moeilijk voorstellen dat je je thuis voelt in een veel grotere wereld.
De verhalen vormen een verbinding tussen mensen die op een of andere manier ooit afstand hebben genomen van hun familie en toch terugkeren.
Voor mij is dit boek ook een beetje het feest van de Afrikaanse familie. Enerzijds is die familie in Afrika een heel groot probleem, net zoals dat bij ons vroeger was : ze smoort het individualisme in de kiem. Tegelijkertijd moet je soms die schobbejakken van jongens zien, hoeveel eerbied ze hebben voor de ouderen. Daarom is het ook aangenaam om oud te worden in die samenleving. Het heeft niet dat tragische dat het hier heeft, hier word je overbodig.
Tegelijkertijd is er wel een crisis tussen de oude en de nieuwe wereld. Ik denk dat vooral Afrikaanse intellectuelen daaronder lijden. Zij worden geïntroduceerd in een wereld die zoveel wetenschappelijker is en waar heel andere verklaringen worden gegeven voor fenomenen waar ze in geloofden. Bij hen wordt de kloof heel diep.
Heb je vaak gedacht aan je eigen familie ?
Ik had nooit kunnen worden wie ik nu ben als ik in Neerpelt was gebleven. En ik moest wel weggaan, maar het gevoel dat ik tot die familie behoor, is voor mij intact gebleven. En ik denk dat ik op mijn manier, net zoals sommige personages in mijn boek, heel erg aanwezig ben voor mijn familie. Ik ben in geen enkel opzicht een dissidente. Dat was ik misschien toen ik achttien was, maar waren we dat niet allemaal in die tijd, toen we dachten : ?Weg met de familie? ? Wij zijn met zijn negenen thuis. Naarmate ik ouder word, merk ik dat ik die familie erg waardeer. Ik heb vijf zusjes, en het is heel aangenaam om met hen te kwebbelen en aan elkaars spullen en kleren en make-up te zitten. Dat soort geborgenheid krijg ik er zomaar bij. Voor een hoop mensen is die familie het enige wat ze hebben. Hun leven is erop gebouwd. Ik heb een enorme omweg gemaakt. Als ik thuiskom, denk ik : ?Nu heb ik dit ook nog, die intimiteit die er is als je uit hetzelfde nest komt.? Dat is iets wat niemand anders je kan geven.
Wat heel belangrijk is voor mij tijdens het reizen, is te voelen dat ik stevige wortels heb, dat ik ergens verankerd ben, dat ik weet waar ik vandaan kom. Je hoeft dat niet te ontkennen. In het begin deed ik dat wel. Ik dacht dat je ongestraft in een andere cultuur kon verdwijnen.
Mali blues, Meulenhoff/Kritak, Amsterdam. Het boek ligt vanaf 20 september in de boekhandel.Op 28 september is Lieve Joris te gast op het Andere Boek in Antwerpen. Zij spreekt om 18 u. in het Kolverniershof. Aansluitend is er een optreden van de zanger Boubacar Traoré, alias Kar Kar, het hoofdpersonage uit een van haar verhalen in Mali blues.
V.l.n.r. : met François in de Spaanse Sahara ; familie van Kar Kar op het erf in Kayes ; met Baaba, de broer van Kar Kar, in diens winkeltje.
De oude Sissako, een hoge functionaris die weigerde het corrupte spelletje mee te spelen. Joris : Ik ben aangetrokken tot dat soort personages. Zo’n man straalt zekerheid uit, wijsheid, en geeft mij hoop voor dat continent waar toch het allerergste voor g
Met Amadou in Podor, een jonge weduwnaar, die zijn tijd verdoet met het vangen van televisiebeelden voor zijn dorpsgenoten. Vaak zien ze alleen maar sneeuw.
Met Kar Kar bij het atelier van zijn mecanicien in Bamako. Deze 25-jarige bluesman gidst Joris door zijn leven in Mali. Op een dag zal ik je vertellen wat er gebeurd is. Geen man heeft zoveel verdriet doorstaan als ik.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier