KUBISTISCHE CONFRONTATIE

Piet Swimberghe

Met drie tentoonstellingen brengt Sint-Niklaas een ode aan het interbellum: boeiend voor wie houdt van modernistisch meubilair.

Voor de oorlog had de Oost-Vlaamse middenklasse een gespekte beurs. Dat merk je aan de riante nieuwbouwwijken rond Gent, Lokeren en Sint-Niklaas. Gefortuneerde textielbaronnen en kooplui bouwden verrassend moderne huizen. De hoekige art-decostijl die in 1925 gepromoot werd op de vermaarde Exposition des arts décoratifs in Parijs viel in de smaak. Niet vanzelfsprekend: elders bleven de neostijlen en vogue. Het Stedelijk Museum van Sint-Niklaas bedenkt haar interbellumpatrimonium met drie kleine tentoonstellingen. Art deco in detail toont mooie architectuurfoto’s van de opmerkelijkste bouwsels uit dit tijdperk, de beelden komen van een fotowedstrijd. En de Dienst Monumentenzorg van het provinciebestuur presenteert een architectuurgids die ons langs dit patrimonium leidt. Een copieuze ontdekkingstocht met een aanbod dat reikt van de klassieke Franse art-decostijl tot het Nederlandse modernisme. Naast lokale architecten droegen ook bekendere tenoren uit het Gentse hun steentje bij, zoals De Bondt, Hoge en Lippens.

Wie houdt van meubilair en opschik wordt waarschijnlijk meer geboeid door de derde tentoonstelling: Art deco & Modernisme. Daarvoor verzamelde Annemie De Gendt in een kleine zaal het kruim van ons vooroorlogs design. In amper een paar weken tijd slaagde ze erin een unieke collectie meubilair bijeen te krijgen, die je in geen ander Belgisch museum te zien krijgt. Met uitzondering van het Museum voor Sierkunst in Gent, dat trouwens de beroemde eetkamer van de woning Geerardyn uit Brugge ontleende. Deze kleurig beschilderde creatie van architect Huib Hoste wordt geconfronteerd met meubels van zijn grote voorbeeld Gerrit Rietveld. De tentoonstelling graaft dus veel dieper dan de decoratieve art-decostijl. Hoewel ook de Franse strekking goed is vertegenwoordigd met meubels van het Kortrijkse atelier De Coene, Alfred Chambon en de Studio Dominique.

De Gendt legt het accent op het avant-gardemeubilair van de jaren twintig en dertig: een verfrissing. Daarvoor ontleende ze van het Stedelijk Museum van Amsterdam bijzettafeltjes van Marcel Breuer, en van het Centraal Museum van Utrecht een volledige eetkamer van Rietveld. Het gros van de meubels en objecten komt uit privé-verzamelingen, waaronder de collectie van Ronny Van De Velde. Daar zitten heuse verrassingen bij met grote kunsthistorische waarde. Zoals een bureau en ontwerpen van meubels getekend door Le Corbusier voor de woning van René Guiette in Antwerpen. Uit de collectie van Van De Velde zijn er abstracte architectuurconstructies van Paul Joostens en Georges Vantongerloo. Van deze laatste werd uit een privé-verzameling ook een thee- en koffieserviesje opgediept: een blikvanger van formaat. Sommige stukken werden nooit eerder tentoongesteld, zoals meubel- en interieurontwerpen van Huib Hoste uit 1927. Dit ensemble omvat zelfs het ontwerp van een volledige wanddecoratie die naar Victor Servranckx verwijst, met wie Hoste voor de tentoonstelling van 1925 in Parijs heeft samengewerkt.

Door de bescheiden schaal van deze expo worden de verschillende tendensen van het vooroorlogse modernisme intens met elkaar geconfronteerd. Enerzijds zijn er de eikenhouten meubels van Hoste, zwevend tussen de stijl van de Amsterdamse School en het constructivisme van Rietveld, en anderzijds is er het modernisme van de jaren dertig, onder duidelijke invloed van Le Corbusier en het Bauhaus. Toen braken architecten met de traditionele meubelmakerij en kozen ze voor halfindustriële productieprocédés. Het tijdperk van het metalen buismeubilair brak aan. In een aparte ruimte worden originele buismeubels getoond van Eysselinck, Hoste, De Koninck, Gispen, Stam en Breuer. Dat gebeurt samen met schilderijen en tekeningen van Vantongerloo, Joostens, Peeters en Servranckx. Het vermengen van het werk van binnen- en buitenlanders bewijst dat het modernisme een internationale stroming was en toont aan hoe onze ontwerpers geprangd zaten tussen noord en zuid. De traditionele burgerij koos voor decoratieve ameublementen in Franse stijl. Slechts een beperkte groep aanbad het koele modernisme en gaf progressieve ontwerpers een kans.

De tentoonstellingen vinden plaats in het Museumcomplex in de Zwijgershoek in Sint-Niklaas. Open tot en met 16 augustus, van dinsdag tot zaterdag van 14 tot 17u. en de zondag van 10 tot 17u.

foto 2, 3

Piet Swimberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content