Het kleinste verschil

Komen mannen en vrouwen echt van verschillende planeten ? Nonsens, meent de Nederlandse wetenschapsjournaliste Asha ten Broeke in ‘Het idee M/V’, een zowel degelijk onderbouwd als geestig geschreven boek over het verschil tussen de seksen, dat eerder een bescheiden kuiltje dan een diep ravijn blijkt te zijn.

Vrouwen hebben geen ruimtelijk inzicht, zeuren hun partner de oren van de kop en kopen voortdurend schoenen. Mannen willen altijd gelijk hebben, zappen alle tv-kanalen af en laten de wc-bril omhoog staan. In de boekhandel kreunen de planken Populaire Psychologie onder het gewicht van pseudowetenschappelijke werkjes waarin de meer pittoreske sekse-verschillen uit de doeken gedaan worden. Mensen als John Gray ( Mannen komen van Mars en vrouwen van Venus) en het echtpaar Allan en Barbara Pease ( Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen en alle vervolgen) schreven er een fortuin mee bij elkaar. Waarom de twee seksen zo van elkaar verschillen ? Simpel, omdat in de oertijd, die verdacht veel lijkt op een aflevering van de Flintstones maar dan zonder brontosaurussen, het mannetje achter sabeltijgers aanzat, terwijl het vrouwtje hoogstens de grot uitkwam om bessen te plukken. Sindsdien, zo wordt ons ingehamerd, zijn mannen erfelijk belast met een knok-en-win-de-kost-DNA en vrouwen met een zorginstinct. Wat op zijn beurt tot weer andere gedrags- en mentaliteitsverschillen geleid heeft : hij is agressiever, heeft meer prestatiedrang en aanleg voor techniek, zij is socialer, empathischer en beter met taal.

“Maar is dat wel zo ?”, vroeg Asha ten Broeke zich voor het eerst af na een college ontwikkelingspsychologie, waarbij de docent opnames van twee huilende baby’s liet horen, David en Dana. Aan de studenten om te bepalen waarom de kleintjes huilden. Na ingespannen luisteren kwamen de studenten tot de conclusie dat David kwaad was en Dana verdrietig. Consternatie alom toen bleek dat het in beide gevallen om dezelfde geluidsopname ging ! Conclusie : zelfs wie zichzelf als onbevooroordeeld beschouwt, zit onbewust vol stereotiepe ideeën over mannen en vrouwen. Stereotypen die Ten Broeke aan de hand van talrijke internationale onderzoeksresultaten deskundig en met veel enthousiasme en humor te lijf gaat. En wat blijkt ? De overlap tussen mannen en vrouwen is zo groot dat de verschillen tussen de twee seksen absoluut in het niet verzinken bij de individuele verschillen tussen mensen onderling !

De exotiek van het andere geslacht fascineert ons eindeloos. Ben je dan niet een soort pretbederver als je stelt dat mannen en vrouwen niet zoveel van elkaar verschillen ?

Asha ten Broeke : In onze cultuur zijn we inderdaad verslaafd aan ‘leuke’ man-vrouwfeitjes. Ook al omdat je er gemakkelijk iets in herkent. Ik vergelijk het wel eens met een horoscoop. Als in een jaarhoroscoop van jouw teken negentig dingen nergens op slaan maar tien wel, dan onthoud je die laatste, zeker als ze ook nog treffend zijn. Dezelfde herkenning hebben we bij boeken als Mannen komen van Mars en vrouwen van Venus : “O, dat doet mijn man ook” of : “Kijk, mijn vrouw ten voeten uit.” Dat soort dingen vertel je door, en op die manier creëer je het beeld dat mannen en vrouwen inderdaad een andere soort zijn. Terwijl dat in werkelijkheid heel erg meevalt. Zo legde de Amerikaanse psycholoog Janet Hyde 124 onderzoeken naar de meest uiteenlopende sekseverschillen naast elkaar. Wat bleek ? 78 procent van die vermeende verschillen was zeer klein of bijna nul. De enige forse man-vrouwverschillen die overeind bleven, zaten in de neiging tot fysieke agressie, het ver kunnen gooien van een bal en het vaker masturberen. Of, nuance : mannen zéggen vaker dat ze masturberen. Maar met nuances haal je het grote nieuws niet.

Bijna alle onderzoeken naar man-vrouwverschillen gebeuren bij proefpersonen uit de blanke middenklasse.

Dat klopt. En dat terwijl sociale omstandigheden een grote invloed hebben op hoe stereotiep gedrag zich ontwikkelt. Zo ontdekte de Amerikaanse psychologe Susan Levine dat bij kinderen uit arme gezinnen geen sekseverschil bestond in ruimtelijk inzicht. Meisjes deden het even goed als jongens, terwijl dat bij kinderen uit welgestelde gezinnen niét het geval was. Levine verklaart dit zo. In arme gezinnen is er geen tijd om de kleintjes te stimuleren om zich te ontplooien, en ze hebben geen geld voor speciaal jongens- en meisjesspeelgoed. Zonder blokken en een papa of mama die hen bewust of onbewust aanmoedigt hun ruimtelijke talenten te gebruiken, ontwikkelen jongens hier geen voorsprong. En als we even vergeten dat wij het middelpunt van het universum zijn, en we er een ‘primitieve’ stam als de Aka-pygmeeën in Centraal-Afrika bij zouden pakken, waar de vaders zich intensief om hun kinderen bekommeren, dan zouden we waarschijnlijk ook heel verschillende onderzoeksresultaten zien. Veel van wat wij denken te weten over mannen en vrouwen en jongens en meisjes komt niet voort uit onze genen of uit het verleden, maar uit suburbia.

Ons beeld van de rolverdeling in de prehistorie berust op hypotheses. Maar wat u ertegenover stelt – dat vrouwen zich niet beperkten tot het verzamelen van vruchten – toch evenzeer.

Of vrouwen in de oertijd massaal aan de jacht deelnamen, weet ik niet. Er is trouwens discussie onder wetenschappers of we vroeger überhaupt een volk van jagers waren ; er zijn er zelfs die van mening zijn dat we voornamelijk aaseters waren. Al die rotstekeningen van jagende figuurtjes ? Het kan natuurlijk dat ze die maakten omdat de jacht zeldzaam en dus heel bijzonder was. Als je naar onze fotoalbums kijkt, zie je ook alleen maar kerst en verjaardagen. Iemand die dat niet kent, zou kunnen concluderen : dat zijn leuke zoogdieren, daar staat altijd taart op tafel. Wat we wel zeker weten, is dat tijdens de evolutie van de homo erectus en de homo habilis en de homo sapiens het klimaat op aarde heel vaak en snel is veranderd. Er waren ijstijden en ooit stonden er bossen in de Sahara. Wij hebben allemaal voorouders die erop gebouwd waren om in te spelen op de eisen van de omgeving. Die flexibiliteit zie ik als de echte erfenis van de oertijd.

Veel man-vrouwverschillen worden toegeschreven aan de genen. Maar zo simpel is het niet.

Precies. Genen zijn niet de blauwdruk waar we ze lang voor hielden. Het DNA is slechts een bandje met informatie, en aan een bandje heb je niets zonder afspeelapparatuur. De moraal van het verhaal is dat de aanwezigheid van een gen niets zegt over wat het uiteindelijk doet. Genen kunnen namelijk ‘aan’ of ‘uit’ staan en de wetenschap die over dat mechanisme gaat, de epigenetica, is een van de grootste doorbraken van de laatste tien jaar. Neem nu intelligentie, daar zijn wel duizend genen bij betrokken. Ik zie het als een soort symfonieorkest van genen, nu eens staan die aan, dan weer worden die onderdrukt. Dat staat nooit stil, dat verandert voortdurend, onder invloed van je omgeving en je levensstijl. Met andere woorden : onze biologie dwingt ons niet om altijd hetzelfde te blijven, zoals simplistische genetische en hormonale interpretaties van ons gedrag impliceren. Als een baby geboren wordt, zijn zijn of haar hersens geen onbeschreven blad, maar ze bevatten ook geen voorgekookt gedrag. Een voorkeur voor poppen of monstertrucks, een talen- of een wiskundeknobbel, het is aan de ouders om de genen aan en uit te zetten.

Waar het volgens u qua rollenpatroon goed misging, is bij de uitvinding van de landbouw.

Toen de mensen hun nomadische jager-verzamelaarbestaan opgaven om granen te verbouwen en vee te houden, zijn we in een rigide gedragspatroon terechtgekomen dat eigenlijk niet echt bij ons past. Twee dingen veranderden : één persoon kon tamelijk eenvoudig genoeg voedsel verbouwen om wel tien mensen te voeden. Dat er voedsel en tijd te over was, leidde tot de tweede verandering : een stijging van het geboortecijfer. Bij jagers-verzamelaars kregen vrouwen maar elke vier, vijf jaar een kind. Bij gebrek aan melkvee gaven ze langer borstvoeding en zolang ze zoogden konden ze niet opnieuw zwanger worden. Boerinnen daarentegen baarden gemiddeld om de twee jaar. Het is het begin van een rigide werk-zorgverdeling : de mannen zijn niet meer allemaal nodig voor de voedselvoorziening en kunnen professionaliseren: soldaat, smid of stamhoofd worden. De vrouwen zijn zwanger of aan het zogen en hebben dus weinig kans op een carrière. Het idee dat dat zo hoort, hebben we er later opgeplakt. Nu het niet meer nodig is om elke twee jaar een kind te krijgen, en de meeste vrouwen dat ook niet meer wenselijk vinden, is de tijd gekomen om af te zien van dat idee. In plaats van vast te houden aan het Mannen komen van Mars en vrouwen van Venus-idee zouden we beter opnieuw onze flexibele natuur omhelzen.

Dat idee komt veel mensen wel goed uit, natuurlijk.

Wie de middelen heeft, heeft de macht. Dat zie je ook in de natuur. Mijn favoriete voorbeeld is dat van een klein, maf vogeltje, de roodkeelsialia. In het wild zijn er maar weinig geschikte plekken voor een nest, en de vrouwtjes zijn dan ook uit op een mannetje met zo’n nest. De mannetjes, op hun beurt, ruilen hun schaarse nestplek voor seks met een vrouwtje. Maar toen gingen goedbedoelende mensen nestkastjes hangen en wat gebeurde er ? Het hele rollenpatroon werd omgegooid. Nu een nest niet meer het meest begerenswaardige in de roodkeelsialiasamenleving was, namen de vrouwtjes het er goed van en ze hadden seks met wie ze maar wilden. De mannetjes van hun kant gingen zich, om toch maar in de gunst van de vrouwtjes te komen, ontzettend uitsloven bij de zorg voor de babysialia’s. Binnen één generatie waren de rollen omgedraaid, met dank aan de aangeboren flexibiliteit van het epigenetisch aangedreven vogelbrein. Zo ging het dus ook bij de intrede van de landbouw : vroeger waren de middelen van iedereen, daarna voornamelijk van de mannen, de kostwinners, die ze al dan niet deelden met de vrouwen. Zoiets creëert een ongelijkheid. En nee, ik verdenk mannen er niet van een complot te smeden, maar de geschiedenis toont aan dat mensen van nature de macht niet gemakkelijk uit handen geven.

Als je één conclusie kunt trekken uit alle onderzoeken naar sekseverschillen, dan is het dat we zien wat we willen zien. Wetenschappers net zo goed als leken, trouwens.

Neem nu dat experiment waarbij proefpersonen op een scherm een volleybalwedstrijd volgen en moeten tellen hoe vaak het witte team de bal over het net tikt. Ik heb die test onlangs nog herhaald en daarbij een storm trooper uit Star Wars door het beeld laten lopen. Wel, de helft van de deelnemers had die figuur niet eens gezien, zo geconcentreerd waren ze op hun opdracht. En wetenschappers zijn ook maar mensen. Stel je voor dat je in zo’n klam oerwoud vol ongedierte en rare geluiden zit om een groep apen te bestuderen. Geen wonder dat je dan dingen over het hoofd ziet, die zo buiten je belevingswereld vallen dat je ze niet had kunnen voorspellen. Daarom is het zo waardevol dat vanaf de jaren tachtig nogal wat feministische antropologen het veld ingingen. Niet omdat ze het per se bij het rechte eind hadden, maar omdat ze met andere verwachtingen keken en dus ook andere dingen zagen. Zo krijg je een veel completer beeld van wat er echt in zo’n groep apen gebeurt dan wanneer je uitsluitend afgaat op de waarnemingen van een man in de jaren dertig. En wat zien we dan ? Dat soorten zoals de bonobo’s en de chimpansees die genetisch 99 procent op elkaar lijken, en volgens de evolutionaire tijdschaal nog maar sinds kort in gescheiden gebieden leven, qua gedrag toch heel erg van elkaar verschillen. Aan de ene kant van de Congorivier zijn de mannetjes de baas, aan de andere kant de vrouwtjes. Dat bewijst nog maar eens hoe flexibel ons genetisch erfgoed is.

Het hele laatste hoofdstuk van uw boek gaat over het bestrijden van seksistische vooroordelen waarvan we ons vaak niet eens bewust zijn.

90 procent van de mensen is onbewust bevooroordeeld, zo blijkt. Ook ik, moest ik na de Project Implicit-test van Harvard University tot mijn verbazing vaststellen. Daarom zijn ‘blinde’ sollicitaties zo’n goed idee. Dat zie je bijvoorbeeld bij audities voor symfonische orkesten. Vroeger werden vooral mannen aangenomen, want het cliché wil dat mannen beter musiceren dan vrouwen. Sinds de audities in Amerika blind gebeuren en de kandidaten achter een scherm spelen, worden tot 47 procent meer vrouwen geëngageerd. Misschien is het niet zo’n gek idee om te onderzoeken hoe je zo’n blinde sollicitatie ook in andere vakgebieden zou kunnen toepassen.

U hebt ‘Het idee M/V’ duidelijk vanuit een feministisch standpunt geschreven.

Ik had me voorgenomen om dat niet te doen. Zo heb ik met name niet veel op met het uitgangspunt van sommige feministen dat vrouwen eigenlijk toch een tikkeltje beter zijn dan mannen. We moeten allemaal op onze merites beoordeeld worden, vrouwen net zozeer als mannen. Maar ik ben wel van oordeel dat vrouwen in onze samenleving nog altijd niet dezelfde kansen krijgen als mannen. Van de eerstejaarsstudenten is meer dan 50 procent vrouw, maar nog geen 12 procent schopt het tot hoogleraar. Veel vrouwen bereiken alleen de top als ze geen kinderen krijgen. Ik ben anti glazen plafond, dat is eigenlijk mijn motivatie. Anderzijds kunnen mannen vaak minder tijd aan hun kinderen besteden dan ze zouden willen en kijken ze wel uit om op het werk te veel empathie te tonen. Het goede nieuws is dat we niet tot die tradities veroordeeld zijn. Niet door de natuur, niet door onze genen of hormonen. Alleen ons onderbewustzijn, onze vooroordelen willen nog niet zo goed mee. Ik weet niet of “Hoera, wat ben ik flexibel” als boodschap even prikkelend is als : “Nu weet ik waarom vrouwen altijd praten en mannen geen twee dingen tegelijk kunnen doen”, maar het is echt wel tijd dat we ons op individuele mogelijkheden en talenten focussen. Zoals ik in mijn boek al zei : laat maar komen, de volgende Einstein, ze is hard nodig.

Door Linda Asselbergs – Illustratie Bad Pritt

Als een baby geboren wordt, zijn zijn of haar hersens geen onbeschreven blad, maar ze bevatten ook geen voorgekookt gedrag.

Laat maar komen, de volgende Einstein, ze is hard nodig.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content