Bob Brozman Elke muzikant is een soldaat minder

Niet te missen : gitarist Bob Brozman komt naar Sfinks. Zijn liveoptredens met World Blues vonken, zijn trukendoos is onuitputtelijk. Wat ook blijkt op zijn nieuwe cd ‘Mahima’.

H De cd ‘Mahima’, met Debashish Bhattacharya, is uit bij Riverboat/World Music Network.

Met René Lacaille staat Bob Brozman op het Sfinks-festival in Boechout van 24 t/m 27 juli. Zie ook p. 33.

B ob Brozman (49) mag dan etnomusicologie gestudeerd hebben aan de Washington University en als een expert gelden in de National-steelguitares (metalen gitaren in een art-deco-ontwerp) en in Hawaïaanse muziek, met zijn gevoel voor humor en zijn sociaal engagement is hij allerminst een dorre wandelende muziekencyclopedie.

Brozman is de tegenhanger van Ry Cooder, bekend van grote producties als Buena Vista Social Club en het Radio Mali-project van Ali Farka Toure. Net als hij is hij een archivist, iemand die een reddingsboei gooit naar etnische muziek die dreigt verloren te gaan of vergeten te worden, maar zijn aanpak verschilt danig : als low profile artiest heeft Brozman een uniek empathisch vermogen.

Onmiskenbaar drukt hij een eigen stempel op zijn projecten. Als je de allianties van de voorbije jaren naast elkaar legt – met musici als Takashi Hirayasu (Okinawa), Djeli Moussa Diawara (Guinee), René Lacaille (La Réunion) en Debashish Bhattacharya (India) -, zie je wel degelijk een link : World blues.

Al je sparring partners getuigen van een open muzikale geest. Zou je met iemand die bij zijn eigen traditionele ding blijft, bevredigende resultaten kunnen boeken ?

Bob Brozman : De mensen met wie ik samenwerk, zijn meester in hun traditie, maar staan tegelijk open voor andere muziek. Indiase klassieke muziek pur sang zou ik nooit kunnen spelen. Daar heb je een levenslange training voor nodig. Ik moet toegeven dat ik een aparte methodologie heb. Ik benader de muzikanten als een anti-imperialistische antropoloog. Als sterren met een grote reputatie en dito entourage met een derdewereldartiest in zee gaan, voelt die zich geïntimideerd. Uiteraard schrikt die ervoor terug om die beroemdheid rechtuit te zeggen dat hij geen bal begrijpt van zijn muziek. Ik verblijf nooit in een Hilton-hotel. Ik verkies te slapen en te eten in hetzelfde huis als de muzikant met wie ik scheep ga. In die omstandigheden durft zo’n man heus wel te wijzen op de fouten die ik maak. Hij ziet in dat ik het om muzikale en humane redenen doe. Alle muzikanten met wie ik heb gespeeld, zijn vrienden voor het leven geworden. Deze maand ga ik trouwen. Al die kerels komen dan als toerist naar de VS.

Kunnen ze lekker jammen.

Reken maar. Dat wordt the greatest weddingband in the world ( lacht). Het huidige politieke klimaat in Amerika maakt dat het heel lastig en duur is om entertainers van vreemde origine het land in te krijgen. Mijn trouwpartij is dus een unieke kans voor mijn Amerikaanse vrienden om al deze muzikanten tegelijk aan het werk te zien.

Je bestudeert eerst de regels van de muziekstijlen waarin je je onderdompelt om te weten waar je ze kan breken. Toch heb ik de indruk dat je je niet altijd zo minutieus voorbereidt. Zo leek de samenwerking met Takashi Hirayasu héél spontaan.

Met koraspeler Djeli Moussa Diaware kwam er zelfs helemaal geen repetitie bij kijken. We spraken de toonaard en het tempo af en gooiden alles direct op band. Nu moet je weten : ik heb hem, op zijn 38ste, moeten leren dat de aarde rond is. Ontstellend, toch ? Op muzikaal vlak had ik hem echter niets bij te brengen. Voor onze westerse oren heeft zijn stijl niet echt een duidelijke structuur. Maar als je dieper graaft, bots je op een constant alternerende, microscopische structuur. Het deed me denken aan de aha-erlebnis die ik op mijn zevende had. Ik stond op het strand en besefte plots dat er geen twee identieke golven bestaan, maar dat ze toch iets gemeenschappelijks hebben. Je kan Djeli’s muziek daarmee vergelijken. Debashish Bhattacharya, met wie ik de cd Mahima maakte, is nog zo’n verfijnd natuurtalent. De hoeveelheid gratie, evenwicht, expressie, accuratesse, intelligentie en gevoel die hij in elke noot steekt, is buitenmenselijk. De snelheid van uitvoering heeft geen belang. Neem nu de metalgitarist Yngwie Malmsteen. Een fantastische sportman, maar geen muzikant. Het gevoel dat je in je noten stopt : dat is de essentie. Debashish is tot veel complexere muziek in staat dan je op Mahima hoort. Op de concerten die we al in Australië hebben gegeven, legde ik het publiek uit dat sommige van deze ingewikkelde liedjes te vergelijken zijn met de oefeningen die peuters in India krijgen. Driejarigen spelen zoiets daar met gemak, terwijl ik ermee aan de limiet van mijn technische bekwaamheid zit. Debashish wees me erop dat je in alle westerse religies, zoals christen- en jodendom, profeten hebt. In het hindoeïsme bestaat die personencultus niet. In hun muziek is dat net zo. Zij hebben geen componisten. De Indiase klassieke muziek is oneindig en hoort niemand en iedereen toe. Het is een rijke, 7000 jaar oude traditie. Ik moet altijd lachen met de Britten als ze trots verkondigen dat ze als kolonialisten in India orde op zaken hebben gesteld. Ze stonden daar verdorie al veel verder dan zij.

Kan je stellen dat je na al die jaren van research verrichten en muziek spelen elk muziekgenre kan begrijpen ?

Nee. Ik begrijp niets van westerse popmuziek. De bestaansreden ervan is mij een raadsel. Ik snap niet hoe het meest saaie ritme dat de mens uitgevonden heeft nu al veertig jaar uitgemolken wordt, zonder enige evolutie. Wat in de rockmuziek tot the next big thing wordt gebombardeerd, verschilt doorgaans slechts één procent van wat eraan voorafging. In de muziekwereld ben ik maar een kleine garnaal. Ik beschik niet over gigantische budgetten. Madonna heeft alle macht en alle middelen die ze zich wenst. Bedenk eens wat ze daarmee zou kúnnen doen. Maar ze houdt zich liever dom. Ik hoorde dat er in Frankrijk een hommageconcert aan haar gewijd werd. Een hoop artiesten coverde haar werk. Maar wat blijkt : ze heeft niets eens naar die optredens gekeken. Bovendien moesten alle groepen een contract ondertekenen waarin gestipuleerd stond dat ze tussen de bedrijven door in hun eigen kleedkamers moesten blijven. Liepen ze haar tóch tegen het lijf, dan mochten ze haar onder geen beding aanspreken. Als je zo hoog op de ladder staat, zou je dankbaar moeten zijn dat je het zo ver hebt kunnen schoppen. Ik vind het beroep van muzikant niet zo uitzonderlijk. Ik heb evenveel respect voor een toiletdame. Dit vak geeft je niet het recht pretentieus te zijn. De rockwereld bewondert zich te veel in de spiegel. Het spijt me dat ik de mensen die graag in clubs hun benen strekken moet teleurstellen, maar ze beseffen niet dat ze eigenlijk de polka staan te dansen. House is marsmuziek. Erg hip zou ik dat toch niet noemen.

Je lijkt je in alle fusieprojecten te beperken tot een ondersteunende rol.

Ik heb al een mooie solocarrière achter de rug. Ik heb niet het gevoel dat ik nog iets moet bewijzen. Dus ja, ik speel een ondersteunende rol. Maar tegelijk neem ik wel altijd het initiatief. Ik zie het zeker niet als een competitie. Alle muzikanten, van welke origine ook, beweren hetzelfde : wanneer je samen improviseert, voel je je een kind met het geluid als speelgoed. Het is als een balletje over en weer werpen. Als een fort bouwen met gevonden voorwerpen. Op filosofisch vlak delen alle mensen met wie ik heb samengewerkt een gevoel voor humor, een gebrek aan ego en veel verwondering en speelplezier. In alle conversaties komt altijd hetzelfde boven : We play for free. Het sleuren met versterkers en het wachten op luchthavens : dát is het harde werk, dáár worden we voor betaald. Die momenten van magie op het podium maken al de rest de moeite waard.

Is er toch geen gezonde vorm van competitie mee gemoeid ? Je pusht elkaar vooruit, toch ?

Ja. Maar dat noem ik geen competitie. Dat is elkaar aanmoedigen. Ik stuur de andere muzikanten een richting uit. Ik wil dat ze iets uitproberen waar ze zich nooit eerder aan gewaagd hebben. Ik word zelf ook graag gepusht. Elke avond daag ik mezelf uit. Ik speel op elk concert wel iets waar ik de dag voordien nog niet toe in staat was. Als je Debashish en mij bezig hoort, krijg je niet de indruk dat de ene de andere wil overklassen. Ik zou gek zijn als ik probeerde hem het onderspit te doen delven : dat lukt me nooit. Het klinkt eerder als een conversatie.

Debashish speelt al van zijn derde 12 tot 18 uur per dag. Hoe vaak oefen jij nog ?

Vooreerst : je kan de Indiase discipline niet vergelijken met die van ons. Ik speel continu. Maar oefenen doe ik nooit. ( lacht) Ik probeer altijd wakker en alert te zijn als ik musiceer, zo leer ik vanzelf bij.

Je werd ooit een ‘sit down comic’ genoemd. Is die zelfrelativerende humor een tegengif voor het wetenschappelijke aspect van je job ?

De mensen verwachten uiteraard geen lezingen van me als ik op een podium kruip. Ze willen een show zien. Toch zet ik hen graag aan het denken. Ik debiteer in mijn bindteksten oneliners : wetenschappelijke concepten, gepresenteerd als een grap.

Je speelt het liefst op National-steelguitars, die vooral in Hawaïaanse muziek, blues en jazz gebruikt worden. Je interviewde de uitvinder John Dopyera toen hij al in de 90 was en hebt er achteraf een boek over geschreven : ‘The History and Artistry of National Resonator Instruments’. Had je dat niet gedaan, dan was zijn kennis met hem het graf ingegaan.

Kennis doorgeven is een van de belangrijkste taken van een mens. Dat boek was, zoals vele mooie dingen in mijn leven, iets dat me kwam aanwaaien, zonder dat ik er zelf stappen voor hoefde te ondernemen. Een wijze man zei ooit : ” You can’t push something towards you.” Ik had plots een fanbrief gekregen van John Dopyera, terwijl ik me er helemaal niet van bewust van was dat hij nog leefde.

Je reist bijna onafgebroken de wereld rond. Hoe belangrijk is het nog voor jou om een thuishaven in Santa Cruz te hebben ?

Ik wou dat ik mijn huis en tuin kon uitgraven en verplaatsen naar een ander land. Door de politieke situatie voel ik me niet meer zo goed in Amerika. Ik ben niet zoveel thuis, maar beschouw mijn werk als een missie. Hoe ouder ik word en hoe meer ik de wereld rondreis, hoe meer ik mezelf als een activist zie. Mijn hart en mijn interesse evolueren steeds meer in de richting van het humanitaire. De wereld is fucked up, maar ik kan haar niet veranderen. Ik kan Dick Cheney geen halt toeroepen. Maar als muzikant kan ik een verschil maken en invloed hebben op het leven van anderen. Ik heb onlangs door Oost-Afrika getoerd en de ontbering die ik daar zag heeft me getroffen. Er is geen infrastructuur, er zijn amper ziekenhuizen. In de culturele centra van de steden in Rwanda en Burundi zijn welgeteld twee gitaren beschikbaar voor vierhonderd muzikanten. Ik heb er contacten gelegd en wil een fonds uit de grond stampen met als doel Afrika instrumenten en apparatuur te schenken. Daar is echt behoefte aan. Misschien kunnen we de straatkinderen in Rwanda en Burundi een toekomst geven. Mijn leuze is : elke muzikant is een soldaat minder . Sommige mensen begrijpen niet hoe ik het kan : altijd onderweg zijn. Ik begrijp dan weer niet hoe iemand elke dag naar hetzelfde kantoor kan gaan. Wist je dat 92 procent van de Amerikanen nooit een voet uit het land zet ? Schrikbarend, is het niet ?

Je toert haast non-stop, je schrijft boeken, je maakt instructievideo’s, je componeert soundtracks en je produceert aan de lopende band cd’s. Je moet een goed georganiseerd man zijn.

Dat is zo. Zelfs mijn agenda voor 2005 begint al aardig vol te geraken. Mijn toekomstige, Haley Robertson, is ook mijn manager. Ze verzorgt ook al mijn artwork. Samen vormen we de staf van een kleine firma. Dat fonds slorpt nu ook veel tijd en aandacht op. Ik zou stilaan wel wat klonen kunnen gebruiken.

Peter Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content