Yasmine Schillebeeckx
‘Wie onze billen ongevraagd vastpakt, pleegt een aanslag: Wij Overdrijven Niet’
Yasmine Schillebeeckx roept alle vrouwen en meisjes op om massaal ervaringen met street harassment, cat- calling, ’triviaal’ seksueel geweld en seksisme te delen onder de hashtag #WijOverdrijvenNiet. ‘Als ik zeg dat een man die mijn billen ongevraagd vastpakt aanvoelt als een aanslag op mijn lijf, dan overdrijf ik niet.’
Beste Marc Didden en consoorten,
Ja, hier ben ik weer. Het feit dat je mij in De Morgen “Juffrouw Truttenbol” hebt genoemd schrikt me niet af. Jouw woorden, geschreven uit de ivoren toren van een man met 0,0 ervaring met lastiggevallen worden als vrouw, doen me niet zoveel.
Of jawel. Ze doen me wel iets. Ze doen me beseffen dat één artikel duidelijk niet genoeg was. Dat één anekdote over hoe ik als vrouw in het openbaar werd lastig gevallen niet genoeg was om mannen als jou te doen beseffen dat vrouwen. Niet. Gelijk. Behandeld. Worden.
‘Wie onze billen ongevraagd vastpakt, pleegt een aanslag: Wij Overdrijven Niet’
Jij beweert dat wij vrouwen niets te klagen hebben? Dat we goed behandeld worden? Dat we maar moeten omgaan met zogenaamde “complimentjes” van mannen die hun appreciatie voor ons lichaam uiten? Jullie geloven niet dat iedere vrouw die op deze wereld rondloopt haar persoonlijke horrorverhalen met zich meedraagt?
Tijd om die illusie te verbreken. Story time!
2005. Ik was 15.
Wanneer mijn moeder me afzet op stal bij mijn verzorgpaard, kijkt de oude buurman toe. “Wat een schoon meiske zijt gij toch“, zegt hij grijnzend terwijl ik de straat oversteek en naar de stallen loop. “Wat een schone dochter hebde gij toch”, hoor ik hem tegen mijn moeder zeggen op een dubieuze toon. Nadien durft mijn moeder me nooit meer alleen op stal te laten.
2006. Ik was 16.
Met een vriendin ging ik naar een concert in Het Depot in Leuven. Onze uitbundigheid wordt meteen in de kiem gesmoord wanneer twee mannen ons fysiek beginnen te terroriseren. Het hele concert lang verschijnen ze plots achter ons, knijpen ze in onze billen en proberen ze hun handen te begeven in regionen waar ze niet thuis horen. We voelden ons vies, vernederd en beschaamd.
Telkens weer verdwijnen ze, om vervolgens met een grote, ziekelijke grijns weer te verschijnen. Na het concert moeten we een halfuur wachten op de bus naar huis. Dat halfuur brengen we in een café door, te bang en beschaamd om ons in het openbaar te begeven.
Ik duik m’n bed in, te bang om te bekennen wat er gebeurd is, te bang dat mensen me zullen zeggen dat ik me niet moet aanstellen. Of dat ik maar niet ’s avonds alleen moet fietsen.
2007. Ik was 17.
Op een zomeravond fiets ik naar huis. Het is 8u en nog licht buiten. Op een steile berg stap ik noodgedwongen af. Een auto met 2 mannen rijdt voorbij en stopt enkele meters verder en blijft daar staan. Niemand stapt uit. Mijn hart bonkt in mijn keel. Dit is waarvoor ze me altijd waarschuwden, denk ik, nu gaat het gebeuren.
Nu word ik in de kofferbak gegooid. Ik stap weer op en met mijn laatste krachten bijt ik door en fiets ik zo snel ik kan de berg op, voorbij de auto. Meteen start hij weer, rijdt hij weer voorbij me, en stopt hij weer enkele meters verder.
Zo snel ik kan race ik naar huis. Ik duik m’n bed in, te bang om te bekennen wat er gebeurd is, te bang dat mensen me zullen zeggen dat ik me niet moet aanstellen. Of dat ik maar niet ’s avonds alleen moet fietsen. De maanden na het incident durf ik ’s avonds niet meer naar huis fietsen.
2011. Ik was 21.
Met 4 vriendinnen was ik op doorreis in Amerika. We lopen met ons vijven ’s avonds over straat in New Orleans. We raken in paniek, want een van ons merkt een man op die ons achtervolgt en ons terroriseert met woorden. “Come on, girls”, zegt hij met een walgelijke grijns op zijn gezicht, “don’t run away. It’s a free country.”
Wij steken de straat over, hij steekt de straat over. Een vieze grijns, een zwarte kap over z’n gezicht. Blinde paniek. 911 bellen! Waar zijn we? Welke straat? Een café? binnen om te schuilen! Fuck, alles is gesloten! Iemand aanspreken? Niemand op straat! De man achtervolgt ons minutenlang tot een deus ex machina – een politiewagen die voorbijrijdt en die we kunnen stoppen – uit de lucht komt gevallen en hij plots verdwijnt.
We krijgen een lift naar het hostel. In de auto is de agent helemaal niet onder de indruk. “You know, those things happen. You shouldn’t be out in the street at night.” Alsof het onze eigen fout is. We zijn de hele avond in shock. We praten amper met elkaar. We durven de laatste 2 weken van onze vakantie niet ’s avonds over straat lopen.
Ho, ho, ho, je moet niet zo arrogant zijn, lelijk wijf!
2012. Ik was 22.
Een citytrip naar Parijs en met 3 vriendinnen zit ik aan het Sacré-Coeur te genieten van macarons. Een groepje opdringerige Franse ventjes komt naast ons zitten. Ee?n van hen zit net naast mij. Ik schenk ze geen aandacht.
Dan worden ze opdringerig. “Hey, van waar ben je?”, vraagt hij. Ik negeer het. “Hallo! Antwoord eens!”, dringt hij aan. “Ik zit hier gewoon met mijn vriendinnen, ik heb geen behoefte aan jouw opdringerigheid, laat ons alsjeblieft met rust”, zeg ik, zo kalm mogelijk terwijl ik vanbinnen kook van woede omwille van deze eikel die denkt dat ik hem aandacht ben verschuldigd.
“Ho ho ho, je moet niet zo arrogant zijn, lelijk wijf!“, zegt hij lachend, terwijl hij en z’n vriendjes weglopen.
2013. Ik was 23.
Met een groep vriendinnen ging ik uit op de Oude Markt in Leuven. Terwijl wij de tijd van ons leven hebben, komt een 40-jarige man bij onze groep staan. Hij komt ongewenst dicht bij ieder van ons staan en schuurt tegen ons aan. Eén voor één gaat hij ons groepje af. Wanneer hij bij mij komt staan en ik hem nog net niet de huid vol scheld, trekt hij een verontwaardigd gezicht en mompelt iets over “doe eens chill.” Alsof ik chill moet doen over het feit dat hij ongewenst walgelijk dicht tegen me aan danst en mijn NEE niet respecteert.
2014. Ik was 24.
Op de luchthaven zit ik te wachten op mijn vriend die terugkomt van een vakantie van één maand. In mijn mooiste jurk zit ik in de aankomsthal, wanneer een 30-jarige man naast me komt zitten. “Op wie wacht je?”, vraagt hij. Ik negeer hem. “Hallo, hoor je me wel?”, zegt hij. Alsof ik hem antwoord verschuldigd ben. “Heb je een vriendje? Waar hebben jullie elkaar leren kennen? Hoe lang zijn jullie samen? Wat is zijn naam?”, vraagt hij opdringerig. Hij legt zijn hand op mijn arm. Op een beleefde maar zeer geshockeerde manier wimpel ik hem af. Of hij me alstublieft met rust wil laten. Meteen wordt hij boos. “Je hoeft niet zo arrogant te doen. Je bent toch niet zo knap”, zegt hij pisnijdig terwijl hij wegloopt.
2015. Ik ben 25.
Mijn artikel “Mijn naam is niet ‘Hey Sexy‘” wordt gepubliceerd door De Morgen. 45.000 mensen lezen het. Mensen – mannen én vrouwen – noemen me lelijk, arrogant, zelfingenomen, ongetalenteerd, en vertellen me dat ik als vrouw mijn plaats in de maatschappij moet kennen. Dat ik niet moet zeuren. Dat mensen als ik het niet verdienen om hun verhaal te doen in de media. Dat ik naar Afghanistan moet verhuizen en in een boerka door het leven moet gaan. Dat ik blij moet zijn dat de mannen in Belgie niet zo erg zijn als die in India.
Ik zeg niet dat alle mannen me fysiek terroriseren tijdens het uitgaan. Ik zeg niet dat alle mannen me naroepen op straat. Ik zeg niet dat alle mannen zo arrogant zijn dat ze denken dat ik hen mijn aandacht verschuldigd ben. Maar ik zeg dat het gebeurt. Vaak. Vaker dan je denkt. Veel vaker dan je denkt. Bij meisjes van 13, vrouwen van 23, 33, 43 jaar oud en, helaas, alles daarboven en onder.
Mensen – mannen én vrouwen – noemen me lelijk, arrogant, zelfingenomen, ongetalenteerd, en vertellen me dat ik als vrouw mijn plaats in de maatschappij moet kennen. Dat ik niet moet zeuren.
Nee, beste Marc Didden en consoorten,
als ik zeg dat ik mij als vrouw niet altijd veilig voel op straat, dan overdrijf ik niet. Als ik zeg dat het als vrouw een traumatiserende gebeurtenis is om verbaal geterroriseerd te worden door een man die groter, sterker en ouder is dan ik, dan overdrijf ik niet.
Als ik zeg dat een man die mijn billen ongevraagd vastpakt – of ze nu in een strakke jurk of een joggingbroek verpakt zijn – aanvoelt als een aanslag op mijn lijf, dan overdrijf ik niet.
Als ik zeg dat ik mij aangerand, beschaamd en schuldig voel als een man mij zo behandelt, dan overdrijf ik niet.
Als ik zeg dat bovenstaande ervaringen slechts een bloemlezing zijn uit de seksistische, terroriserende aanvallen van mannen op mijn eigen lichaam, dan overdrijf ik niet.
Als ik zeg dat vrouwen niet eerlijk behandeld worden, dan overdrijf ik niet.
Blogster Annebeth Bels lanceerde de hashtag #wijoverdrijvenniet. Ik nodig jullie bij deze ook allemaal uit om massaal jullie ervaringen met street harassment, cat- calling, “triviaal” seksueel geweld en seksisme te delen op jullie blog. Op Facebook. Op Twitter. In de media. Of gewoon in de comments van deze post. Gebruik de #wijoverdrijvenniet hashtag. Want het is maar al te duidelijk dat we niet geloofd worden als wij – als ervaringsexperten – uitspraken doen over de welgesteldheid van de vrouw in deze wereld. En dat moet veranderen.
Als ik zeg dat het als vrouw een traumatiserende gebeurtenis is om verbaal geterroriseerd te worden door een man die groter, sterker en ouder is dan ik, dan overdrijf ik niet. Als ik zeg dat ik mij aangerand, beschaamd en schuldig voel als een man mij zo behandelt, dan overdrijf ik niet.
Dus deel je verhaal. Toon het aan de ongelovigen. Toon het hen, want wij overdrijven niet.
De tekst van Yasmine Schillebeeckx verscheen eerder op haar blog www.thespectacularreality.com. Knack Weekend deelt haar oproep graag. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier