Paradijselijke stranden en metershoge golven: verslag van een roadtrip van Sydney naar Melbourne

© Maya Toebat
Maya Toebat Freelance journalist

Vanlife? Niks voor mij, dacht reisjournalist Maya Toebat lange tijd, want autorijden deed ze echt niet graag. Tot ze naar Australië ging, waar de camper haar naar de prachtigste stukken land voerde.

Haal je de Grand Canyon voor de geest. Vervang nu alle tinten oranje door groen en voeg vervolgens een blauwe waas toe. Dat is het beeld dat het dichtste in de buurt komt van de Blue Mountains, op tachtig kilometer van Sydney. Blauw wordt die canyon genoemd vanwege de blauwe mist die de bossen lijkt te bedekken, door de terpentijn die de eucalyptusbomen vrijlaten. Als de zon daarop schijnt, verspreiden ze een zachtblauwe kleur die de ogen ademruimte geeft.

De medewerker stapt met een glimlach op ons af: we mogen ons “gelukkig prijzen” met een upgrade naar een grotere mobilhome.

Die rust kunnen we goed gebruiken, want enkele uren geleden was ze ver zoek. Daarvoor moeten we even terugspoelen naar Sydney, waar mijn reisgenote en ik ‘s ochtends op de trein stappen naar het verhuurbedrijf van onze campervan. De busjes op de parking vallen groot uit en we lachen dat we misschien een upgrade krijgen. Iets dat we voor alle duidelijk niet willen. Geef ons – twee niet al te zelfverzekerde chauffeurs – maar een minibusje. We hadden de gedachte beter niet uitgesproken, want de medewerkster stapt met een glimlach op ons af: we mogen ons ‘gelukkig prijzen’ met een upgrade naar een grotere mobilhome. De stress moet op ons gezicht te lezen zijn, want wat is dat ding hoog! En lang! En we moeten ook nog eens links rijden! De medewerkster verzekert ons dat we na enkele dagen verliefd zullen zijn op de mobilhome, maar ik vraag me vooral af waarom ik in godsnaam dacht dat een rijvakantie leuk zou zijn.

De Blue Mountains liggen op slechts drie uur rijden van Sydney, maar ze openen een volledig andere wereld met vergezichten over beboste canyons. © Maya Toebat

We zullen het onderweg moeten uitzoeken, want de camper is betaald en we moeten vertrekken om de Blue Mountains te halen voor het donker wordt. Aanvankelijk lijkt dat goed te lukken, maar we zijn nog geen kilometer ver als we met het schaamrood op de wangen moeten terugkeren. In een poging de mastodont bij de supermarkt te parkeren, beland ik namelijk op de verkeerde rijstrook, waarna ik in paniek naar links draai en tegen een paal schuur. Van die upgrade blijft niet veel over. Schuifdeur gedeukt. Slik. Met een gigantisch schuldgevoel rijden we terug, van de glimlach van mijn cochauffeur blijft nog maar een dun streepje over.

Wakker worden met zicht op zee: een camper kan dromen laten uitkomen © Maya Toebat

Slapen onder de vuurtoren

Gelukkig bevinden we ons in Australië en mogen we na een blik op de verzekering – goed dat we de full package genomen hebben – en de vele ‘no worries’ van de verhuurders weer op de baan. De deur blijkt ook gedeukt nog prima te werken. Zo komen we drie uur later aan bij de canyon, waar een laatste streep zon valt op de honderden hectare bossen en rotsen. Diezelfde oranje zon vergezelt ons ook de volgende ochtend, wanneer we de canyon betreden en roestkleurige rivieren oversteken tijdens onze wandeling. Onderweg spotten we rood-blauwe papegaaien, een klein zwart vogeltje met een oranje borst en onze eerste wallaby. Het herinnert ons er weer aan waarom we voor een camper kozen: om deze prachtige landschappen te verkennen, die zonder wagen moeilijk bereikbaar zijn.

In Kosciuszko National Park ruilen we de kustlijn in voor groene weides, herfsttinten en kronkelende bergwegen. © Maya Toebat

Bovendien kunnen we stoppen waar we willen. Zo komt het dat we de volgende dag, op weg naar de kust, lunchen in Wollongong en pauzeren bij een boeddhistische tempel die opduikt langs de snelweg. Net als we het roadtripleven onder de knie krijgen, staan we echter voor een nieuw dilemma. De gratis kampeerplek op onze app blijkt niet te bestaan en de andere campings zijn volzet, dus parkeren we naast de vuurtoren van Kiama. Omdat wildkamperen in New-South-Wales toegelaten noch verboden is, wordt het een spannende nacht, al ben ik ook in een droom beland. Ik heb altijd in een vuurtoren willen slapen en tot nu toe komt dit het dichtst in de buurt.

Op de camping in nationaal park Jervis Bay heet een familie wallaby’s ons welkom. © Maya Toebat

Sneeuw in april

De zee blijft dichtbij wanneer we verder rijden naar Jervis Bay, een streek met paradijselijk witte stranden, die nochtans vrij onbekend is bij buitenlandse toeristen. Op de camping in het nationaal park worden we na enkele minuten al vergezeld door een familie wallaby’s. Ook op de volgende slaapplek, honderden kilometers verderop in het bergachtige binnenland, hebben we ’s nachts meer gezelschap van springende dieren dan van andere campinggasten. Die camping in Kosciuszko National Park is basic, zonder water en elektriciteit, maar wat een luxe is het om te mogen slapen te midden van de glooiende steppeweiden en kronkelende bergwegen. De stress van een kleine week geleden lijkt al eindeloos ver weg.

Australische snelwegen zijn niet meer dan grote straten, die af en toe langs een ‘heritage bakery’ lopen of door een schattig dorpje als Tilba Tilba met zeep-, boeken- en hippiewinkeltjes. © Maya Toebat

In de camper is het trouwens best comfortabel vertoeven. Dat beseffen we zeker de volgende dag als we natgeregend terugkeren van de wandeling en kunnen opdrogen met een warm theetje. Tijd om verder te rijden dus. Via de Alpine Way bollen we naar Bright. Dat stadje aan de rivier Murray is een populair vakantieoord bij de inwoners van Melbourne, zeker in de herfst als de bomen er prachtig rood, geel en oranje kleuren. Bovendien arriveren wij er tijdens het paasweekend, wat veel aussies outdoor vieren. Zo zijn we getuige van een camping vol families die hele dagen barbecueën; de nationale sport zo blijkt.

In de ochtendzon kleuren de canyons van de Blue Mountains extra oranje. © Maya Toebat

Met de feestdag als ijkpunt beseffen we opnieuw dat we aan de andere kant van de wereld zitten, met omgekeerde seizoenen. Toch is het niet altijd bakken en braden in Australië. Op paasmaandag zien we zelfs sneeuw (!) terwijl we een bergpas oversteken. We klimmen traag met ons busje naar 1861 meter hoogte bij Mount Hotham. Daarna is het bollen naar de kust, waar we de volgende dagen doorbrengen in Wilsons Promontory National Park, het zuidelijkste punt van Australië én thuisbasis van talrijke zeevogels, kangoeroes, echidna’s en wombats. We klimmen over kalkstenen rotsen en dalen geregeld af naar stranden met pittoreske namen als Whiskey Bay en Fairy Cove, waar we staren in de turkooizen verte.

Surfstranden, musea en het prachtige Opera House: Sydney heeft het allemaal. © Maya Toebat

Snelweg langs de oceaan

De uitgestrektheid is een van de fijnste dingen aan Australië. Er is genoeg ruimte om je gedachten te overstijgen en je blik in de verte te laten landen. Soms komen we urenlang geen huis en amper tegenliggers tegen. Hoe aangenaam dat is, beseffen we pas als we Melbourne naderen en onverwacht op een drukke snelweg belanden.

De stad slaan we voorlopig over, want eerst willen we nog de Great Ocean Road verkennen. Die befaamde roadtrip slingert 243 kilometer langs kliffen, vuurtorens en weelderige regenwouden en werd zelfs erkend als Unesco-erfgoed. Veel mensen volgen de Great Ocean Road als dagtrip vanuit Melbourne, maar wij trekken er drie dagen voor uit zodat we tijd hebben om onderweg te wandelen tussen eeuwenoude varens, te zwemmen en koala’s te spotten. Je zou trouwens denken dat je die laatste overal tegenkomt, maar niets is minder waar. Naar een schatting van de Australia Koala Foundation leven er nog maar zo’n zestigduizend koala’s in het wild, met een afname van dertig à veertig procent op drie jaar tijd. Na een uur geven we het bijna op, wanneer we toch een grijs bolletje in een boom zien hangen voelt dat als een groot geschenk.

We worden getrakteerd op een vergezicht over de kliffen, dobberende surfers en metershoge golven terwijl we de iconische ‘12 Apostles’, een rij kalkrotsen, naderen.

Zeiden de verhuurders niet dat we na enkele dagen met plezier zouden rijden? We beginnen het bijna te geloven, want de Great Ocean Road zelf is even mooi als de stopplekken. We worden getrakteerd op een vergezicht over de kliffen, dobberende surfers en metershoge golven terwijl we de iconische ‘12 Apostles’ naderen, een rij kalkrotsen die door erosie afgesleten zijn van een groter rif. Tegenwoordig blijven er nog acht over en die vormen dé bezienswaardigheid van de Great Ocean Road. ’s Avonds staan we net niet op de selfies van de Aziatische groepen. Dan is het des te fijner om de volgende ochtend nog eens in stilte te gaan kijken voordat de toeristenbussen gearriveerd zijn. Het voelt zelfs een beetje als afscheid nemen, want daarna rijden we in één ruk terug naar Melbourne. Stoppen doen we alleen op ‘hoogstnoodzakelijke’ plaatsen. Het surfmuseum in Torquay bijvoorbeeld, dé surfstad van Victoria, waar de merken Ripcurl en Quicksilver opgericht zijn, de jaarlijkse Rip Curl Pro Bells Beach Competitie plaatsvindt én waarvan Follow the sun-zanger Xavier Rudd afkomstig is.

Van de iconische ’12 Apostles’, langs de Great Ocean Road, blijven er nog acht rotsen over. © Maya Toebat

All we want is runnin’ down the mountains / And all we need is flowin’ through the trees / And all we have is swimmin’ in the ocean / And all we can do is be the best that we can be’, zingt die laatste in We deserve to dream. We voelen zijn woorden terwijl we de laatste kilometers afleggen. Al die tijd waren we onderweg met Melbourne als doel, maar als we er eindelijk aankomen, blijkt het een stad zoals er vele bestaan. Je vindt er wel een fantastische koffiecultuur en honderden muren met streetart, maar wat Australië – of toch het kleine stukje dat wij gezien hebben – echt anders maakt dan België is de weidsheid, de strandcultuur, het buitenleven. Waar anders ter wereld kun je op zo’n negenhonderd kilometer een roadtrip maken langs zee, bos, bergen, prairies en vriendelijke aussies, al dan niet zingend door de radio van onze camper? Het busje dat ik eerst verafschuwde, maar waarvan ik nu nog moeilijk afscheid kan nemen. Wie had dat gedacht.

Heen en terug

Wij spreidden de route tussen Sydney en Melbourne (met uitbreiding van de Great Ocean Road) over drie weken, waardoor we elke dag slechts zo’n drie uur moesten rijden en af en toe een rustdag hadden.

Er zijn verschillende organisaties die campers verhuren. Wij kozen voor Cheapa Campa.

Slapen deden we op campings, waar we meteen ook het sanitair konden gebruiken. De campings in nationale parken hebben soms minder voorzieningen, maar zijn een grote aanrader als je meer in de natuur wilt slapen (tegen een lage prijs). Via apps, zoals Wikicamps, kun je ook zoeken naar gratis kampeerplekken.

Wildkamperen is officieel niet toegestaan ​​in Australië, maar wordt in veel regio’s getolereerd. Daarvoor check je best de lokale richtlijnen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content