Yellowstone National Park viert 150e verjaardag: dit veranderde er in de jaren sinds de oprichting
Het Amerikaanse Yellowstone National Park bestaat 150 jaar. Wetenschappers hebben in die anderhalve eeuw belangrijke veranderingen in het park vastgesteld. De vijf belangrijkste.
Yellowstone National Park in de VS viert dit jaar zijn 150e verjaardag. Op 1 maart 1872 ondertekende president Ulysses S. Grant de Yellowstone National Protection Act en ontstond het eerste nationale park ter wereld volgens het Guinness Book of World Records. In de 150 jaar sinds zijn ontstaan is Yellowstone niet alleen uitgegroeid tor een uniek natuurgebied en geliefde toeristische attractie, maar het is ook een waardevol onderzoeksgebied voor wetenschappers. In die anderhalve eeuw hebben de onderzoekers belangrijke veranderingen vast kunnen stellen. Smithsonian Magazine maakte een overzicht van wat het huidige Yellowstone anders maakt dan hetzelfde gebied 150 jaar eerder.
1. De meest in het oog springende verandering is ongetwijfeld het verdwijnen en de terugkeer van de wolf. Duizenden jaren voordat Yellowstone een nationaal park werd, struinden er al wolven rond. Je zou verwachten dat het uitroepen van Yellowstone tot National Park in 1872 gunstig zou zijn voor de wolven die destijds al uitgeroeid werden. Maar niets is minder waar. Terwijl allerlei dieren voortaan bescherming kregen, bleven wolven onbeschermd omdat ze populairdere dieren zoals herten en bizons doodden. Er werd zelfs In Yellowstone actief op de dieren gejaagd en in het begin van de 20e eeuw werden ze massaal vergiftigd. Tussen 1924 en 1926 werden de laatste wolven in Yellowstone gedood.
In de jaren daarna werd er sporadisch een eenzame wolf gezien, maar tientallen jaren leefden er geen wolvenroedels. Dat had meteen een rampzalige invloed op het landschap. De afwezigheid van wolven zorgde ervoor dat het aantal wapiti’s en coyotes explosief toenam en dat bracht het hele ecosysteem uit balans: wilgen en espen werden meteen opgegeten en kregen de kans niet om te groeien. Minder bomen betekent weer minder zangvogels. Bovendien erodeerden de rivierbermen doordat er minder bomen stonden om de grond vast te houden en dat had weer gevolgen voor bevers die geen dammen meer konden bouwen. En dat zijn nog slechts een paar voorbeelden van de negatieve gevolgen.
Uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken bleek dat de achteruitgang van het ecosysteem in Yellowstone samenhing met het verdwijnen van de wolf. Het zou nog jaren duren, maar in 1995 werden 14 wolven uit het Canadese Jasper National Park naar Yellowstone gebracht, het jaar daarna nog eens 17. Ondertussen is die begingroep uitgegroeid tot meer dan honderd wolven binnen de grenzen van het park waar ze bescherming genieten. In de Greater Yellowstone Area (tienmaal zo groot als het nationale park zelf) leven nu zo’n 500 wolven. Wetenschappers hebben vanaf het begin de invloed van de wolven op het ecosysteem gevolgd en doen tot op de dag van vandaag voortdurend nieuwe ontdekkingen.
De wolven zorgden er onder andere voor dat de kudde wapiti’s tegenwoordig stabiel is. Daarvoor leefden er veel te veel van deze grote herten en moesten er ieder jaar grote aantallen afgeschoten worden. Nu telt het park ongeveer 6.000 wapiti’s en fluctueert het aantal niet van jaar tot jaar: geen enorme groei in goede jaren en massale sterfte in jaren met weinig voedsel. Door de afname van het aantal wapiti’s kregen jonge bomen weer kans om te groeien, konden bevers weer makkelijker dammen bouwen en nam het aantal vissen toe omdat die beter gedijen in schaduwrijk en kouder water. De wolven zouden er zelfs medeverantwoordelijk voor zijn dat de loop van de rivieren in het park veranderde.
2. De grenzen van Yellowstone National Park zijn amper veranderd, maar dat geldt niet voor de natuur om het park heen: de Greater Yellowstone Area. Dit gebied was oorspronkelijk tienmaal zo groot als het nationale park zelf, maar het neemt snel in oppervlakte af.
Uit het onderzoek ‘Trends in Vital Signs for Greater Yellowstone Application of a Wildland Health Index’ van de State University of Montana blijkt dat het aantal inwoners in het gebied sinds 1970 is verdriedubbeld. Naar verwachting zal dat aantal tegen 2050 nog eens verdubbelen. Daar komt bij dat het toerisme gigantisch is toegenomen. Vooral grote groepen ‘backcountry’ wandelaars verstoren en verjagen dieren van de plaatsen waar ze normaal foerageren, slapen en eten. Tegenwoordig wordt Yellowstone National Park zo’n beetje aan alle kanten omringd door huizen. Dat zorgt ervoor dat de band tussen de verschillende ecosystemen wordt verbroken en bijvoorbeeld veelvraten niet meer van het ene naar het andere alpiene bosje kunnen trekken.
Een ander probleem zijn de invasieve planten en grassen die zich buiten het park verspreiden door paarden en ander vee en alsmaar meer het nationale park binnendringen. Dat soorten planten verdringen inheemse planten die veel voedzamer zijn voor de wilde dieren. Ook komen er de laatste jaren veel vaker botsingen tussen de wilde dieren en mensen voor. Om een voorbeeld te noemen: hoefdieren verblijven in de zomers binnen de grenzen van het park, maar trekken in de winter vaak de grenzen over om daar naar voedsel te zoeken. En nu het gebied rondom Yellowstone steeds minder natuur wordt en meer bewoond raakt, levert dat meer problemen op.
3. Positief is dat de bizons in Yellowstone floreren. Yellowstone is de enige plaats in de VS waar bizons sinds de prehistorie onafgebroken hebben geleefd. Op dit moment is de kudde in Yellowstone de grootste vrij rondlopende groep op publiek land in de VS. De dieren vertonen natuurlijk gedrag zoals migratie, gevechten tijdens de bronsttijd en met rivalen. Nog geen eeuw geleden waren de bizons bijna verdwenen uit Yellowstone.
Het verhaal is bekend: in het verleden zagen de prairies in de VS bijna zwart van de bizons. Indianenstammen jaagden te voet en zonder vuurwapens op de dieren en doodden er niet meer dan ze nodig hadden. Dat veranderde drastisch toen rond 1800 blanke Europese Amerikanen het westen van het land begonnen te verkennen en massale slachtingen aanrichtten onder de bizons. Zelfs nadat Yellowstone in 1872 uitgeroepen werd tot National Park waren de dieren er nog niet veilig. Op een bepaald moment waren er nog maar twintig over en besloten de parkrangers zich in te gaan zetten om de bizonpopulatie op te krikken. Ze brachten een twintigtal gedomesticeerde bizons van een ranch naar Yellowstone met de bedoeling dat de twee groepen zich met elkaar zouden mengen. En dat is precies wat er gebeurde. Ze kregen samen nakomelingen en tegen 1950 waren er al 1300 bizons in het park. In 1990 waren het er zelfs al 3.000.
Het nadeel daarvan is dat bizons zich in de winter – wanneer er minder voedsel is – buiten de grenzen van het park begeven en daar komen ze in conflict met boeren. De bizons eten hetzelfde als het vee van de boeren, kunnen soms gevaarlijk zijn voor mensen en ze kunnen bruscellose (een ziekte die miskramen en doodgeboren jongen veroorzaakt) overbrengen op het vee. Daarom blijft het ieder jaar nodig om enkele bizons af te schieten of ze naar andere gebieden te verhuizen.
4. Geisers veranderen van omvang en worden groter of kleiner. Yellowstone dankt zijn unieke landschap met meer dan 10.000 geothermale verschijnselen (meer dan in de rest van de wereld samen) aan de ondergrondse supervulkaan. Dit vulkanische systeem verandert voortdurend. Zelfs de wereldberoemde Old Faithful vulkaan is minder betrouwbaar dan de naam suggereert. Rond 1870 spoot de geiser om de 60 tot 70 minuten water de lucht in. Sinds de jaren 1950 werden de tussenpozen steeds langer tot ongeveer 94 minuten nu.
Een nog grotere verandering is te zien bij de Steamboat Geyser, met een hoogte van ongeveer 120 meter de hoogste actieve geiser in de wereld. Deze geiser was juist altijd heel onvoorspelbaar en liet vaak jaren – soms wel vijftig jaar – niets van zich horen. Sinds 2018 is deze Steamboat opeens veel actiever en vindt er bijna iedere week een eruptie plaats. Deze verandering heeft waarschijnlijk te maken met ondergrondse verschuivingen van magma waardoor hete gassen een uitweg moeten zoeken.
Wetenschappers vermoeden ook dat droogte invloed heeft op de hoogte van de geisers. Als het klimaat in de toekomst warmer en droger wordt, zal er waarschijnlijk niet meer voldoende water zijn voor de spectaculaire erupties die we er tegenwoordig kunnen zien.
5. Yellowstone is warmer en droger geworden. Net als de rest van de wereld ontkomt ook Yellowstone niet aan de klimaatopwarming. Uit het onderzoek The Greater Yellowstone Climate Assessment blijkt dat de winters milder, de zomers warmer en de groeiseizoenen ongeveer een maand langer zijn geworden. Vergeleken met 1950 ligt de gemiddelde temperatuur in Yellowstone momenteel 1,3 graden Celsius hoger.
De hogere temperaturen hebben er ook voor gezorgd dat de neerslag vaker in de vorm van regen en minder vaak in de vorm van sneeuw valt. Sinds 1950 valt er gemiddeld 60 cm minder sneeuw per jaar. De lente begint een paar weken eerder en daardoor valt het moment waarop het meeste smeltwater door de rivieren stroomt ook vroeger in het jaar. De kans op bosbranden later in het jaar wordt op die manier groter.
Het veranderende klimaat heeft ook grote consequenties voor de dieren in Yellowstone. Doordat de sneeuw sneller smelt dan in het verleden treden er vaker overstromingen op en worden de nesten van vogels als ijsduikers, witte pelikanen, geoorde aalscholvers en trompetzwanen weggespoeld. Nog een gevolg dat met de rivieren samenhangt is dat het water te warm wordt voor vissen als forellen. Ze concentreren zich dan op kleinere stukken waar het water nog koel is en dat zorgt ervoor dat ziektes zich gemakkelijk onder de vissen verspreiden. Dat gebeurde bijvoorbeeld al in 2016.
Volgens de New York Times zullen de gevolgen in de toekomst nog ernstiger worden. Ecosystemen veranderen weliswaar voortdurend, maar de klimaatopwarming gaat in zo’n rap tempo dat planten en dieren zich niet snel genoeg kunnen aanpassen. Door de droogte komen er vaker bosbranden voor in Yellowstone en die bossen krijgen niet de gelegenheid zich te herstellen. Daardoor verdwijnen de bossen en komen er meer graslanden.
Ook zullen invasieve plantensoorten alsmaar meer terrein veroveren, mede doordat die – na een brand – sneller opkomen dan inheemse soorten en deze daardoor verdringen. De invasieve planten bevatten minder voedingsstoffen en zijn vatbaarder voor brand. Een goed voorbeeld van zo’n invasieve grassoort is zwenkdravik. Dit groeit al vroeg in het voorjaar en trekt al het vocht uit de grond. Het verdwijnt ook weer snel waardoor dieren als wapiti’s en bizons het in toekomstige zomers moeilijker zullen krijgen om later in het jaar nog voedsel te vinden. De dieren zullen dan ook in de zomer het park verlaten op zoek naar voedsel en daardoor zullen de botsingen tussen dier en mens nog vaker voorkomen dan nu al het geval is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier