Kruger Nationaal Park: wat moet je er zien en doen?

© iStockphoto

Kruger National Park wordt jaarlijks door meer dan een miljoen toeristen bezocht, maar dat betekent niet dat je overal waar je gaat mensen tegenkomt. Het park is enorm uitgestrekt en zeker in het noorden kan je nog ure rondrijden zonder veel andere voertuigen te zien.

Voor sommige mensen is het Kruger park een beetje te modern uitgerust met de vele uitstekende kampen en goede wegen, maar ook zij kunnen het er naar hun zin hebben. Als je maar een beetje de rustige plekken uitzoekt en deelneemt aan een wandeling door de wildernis, merk je weinig van alle toeristische voorzieningen en is een bezoek aan Kruger nog even avontuurlijk als in zijn beginjaren als nationaal park.

De oorspronkelijke reden voor het oprichten van reservaten was niet zozeer om de dieren te beschermen. Ze moesten ervoor zorgen dat de wildpopulatie op peil bleef voor de jacht. De eerste opzichter van het oorspronkelijke Sabi Wildreservaat was James Stevenson-Hamilton, een Britse legerkolonel die een fervent natuurbeschermer bleek te zijn. Hij verbood meteen de jacht binnen het park.

Het reservaat werd later in verschillende fasen uitgebreid tot de officiële inwijding van het Kruger Nationaal Park op 31 mei 1926. De rijke biologische schat van één van ’s werelds grootste natuurparken is zeer divers en omvat 118 soorten reptielen, 147 verschillende zoogdieren, 492 vogels en diverse ecologische zones.

Helaas oefenen deze dieren niet alleen een enorme aantrekkingskracht uit op toeristen, maar ook op stropers. “Enkel in het Krugerpark werden in de eerste vier maanden van 2016 1038 pogingen tot stroperij opgemerkt, tegenover 808 in diezelfde periode vorig jaar.”, schreef Jan De Deken onlangs in Knack.

Welke dieren leven er?

Kruger National Park is één van de weinige plaatsen waar het unieke wild van de Afrikaanse savannen en bossen heeft weten te overleven. Verschillende bedreigde diersoorten, zoals de witte en zwarte neushoorn, de wilde hond, het jachtluipaard en de leeuw hebben hier een onderkomen gevonden.

In totaal leven er 147 soorten zoogdieren, 500 soorten vogels (de grootste verzameling in Zuid-Afrika), 114 soorten reptielen, 40 soorten vissen, 33 soorten amfibieën en 227 soorten vlinders. Ieder dier heeft zijn voorkeur voor bepaalde delen van het park.

Zoogdieren

Onder de zoogdieren die in het park leven bevinden zich de Big Five, dat wil zeggen olifanten, leeuwen, panters, neushoorns en buffels. Het grootste landdier – de olifant -, het langste dier – de giraf -, het snelste dier – het jachtluipaard – en het kleinste dier – de dwergspitsmuis – kan je hier zien.

In het noordelijk deel van het park leven minder dieren dan in het zuiden omdat de vegetatie daar minder uitbundig is. In het noorden komen olifanten, elanden, antilopen, struisvogels, hyena’s en coyotes voor en in het zuiden onder andere giraffen, impala’s, leeuwen, poema’s en luipaarden.

Vogels

Kruger National Park is een waar paradijs voor vogelliefhebbers. Er leven diverse soorten vogels die nergens anders in het land voorkomen. Naast de zogenaamde Big Six (zadelbekooievaar, oorgier, kori bustard, breekoparend, bromvogel en Pel’s visuil) leven er nog ongeveer 500 andere vogels, zoals allerlei soorten adelaars.

Het noordelijke deel van het park is het beste gebied om de vogels te zien en verder overal waar er water in de buurt is. Ook in de restcamps en op picknickplaatsen vertoeven de vogels graag.

Wat moet je er zien?

De wilde dieren – met name ‘The Big Five’ (buffels, olifanten, luipaarden, leeuwen en neushoorns) – zijn natuurlijk de belangrijkste attractie, maar er is ook een aantal bijzondere culturele bezienswaardigheden.

Letaba Olifanten Museum: In dit museum kan je de levenscyclus van de olifant volgen en je kan de enorme slagtanden van olifantenstieren bekijken. Het museum ligt bij het Letaba Camp in de bocht van de gelijknamige rivier. Het is één van de oudste en grootste kampen in het park en de aangelegde lanen zijn omgeven door prachtige bomen. Het is ideaal gelegen om een veelheid aan wilde dieren te zien.

Masorini Ruïnes: In 1973 was hier niet meer dan een paar stenen muren, maalstenen en enkele potscherven. Archeologen ontdekten echter vloeren van vroegere hutten en het gebied werd hersteld in zijn oorspronkelijke staat. Masorini is minder oud dan Thulamela Hill, maar tegenwoordig kan je er goed zien hoe de Afrikaanse dorpjes functioneerden voor de komst van de Europeanen. Het dorpje vormt een prachtig geheel met het omringende landschap. Masorini ligt 11 kilometer van de Phalaborwa poort.

Thulamela Hill (‘geboorteplaats’): ligt in het noorden van het park in het Pafuri gebied. In 1990 verrichten archeologen er onderzoek en zij kwamen tot de conclusie dat de ruïnes van steen waarschijnlijk resten waren uit de Late Steentijd. De archeologen vonden verder onder andere gouden kralen, houtskool, kralen van struisvogelbot, ivoren en metalen ringen.

Aan de hand van radioactieve koolstof is aangetoond dat er tussen de 15e en 17e eeuw mensen woonden. Er werd besloten het gebied in de oorspronkelijke staat te herstellen en er een museum van te maken. Op 24 september 1996 werd het museum geopend. De dichtst bijzijnde poorten zijn de Pafuri en Punda Maria poorten.

Wat moet je er doen?

Day Walks (Geleide wandelingen): Onder begeleiding van twee gewapende gidsen, trek je de wildernis in. De gidsen tonen je hoe je aan de hand van sporen en uitwerpselen de aanwezigheid van dieren kan identificeren en ze leren je hoe je de verschillende planten en dieren kan herkennen.

Je vertrekt vroeg in de ochtend en de wandeling duurt ongeveer 3 à 4 uur. Er mogen minimaal vier en maximaal acht mensen deelnemen aan de tocht en kinderen beneden de twaalf jaar mogen niet mee. Er wordt geadviseerd om stevige schoenen en een hoed te dragen en je kan beter geen witte of rode kleren aandoen. Verder neem je het beste een insectenverdelger, een verrekijker en een fototoestel mee. In de meeste restcamps worden dit soort wandelingen georganiseerd.

Game Drives (Autotochten om wild te bekijken): Omdat dieren het meest actief zijn in de vroege ochtend en tegen de avond, vertrekken de open jeeps in de ochtend (vertrek om 5.00 uur) of tegen de avond (vertrek om 17.00 uur) als de schemering begint. De tour duurt ongeveer drie uur.

Tijdens de ochtendrit zie je de zon opkomen en de natuur tot leven komen. Vogels beginnen hun gezangen en de dieren begeven zich naar het water om wat te drinken voordat de zon volop begint te schijnen. ’s Avonds wordt het park gehuld in de oranje-rode kleuren van de ondergaande zon.

Lebombo Motorised Ecotrail: Dit is een route van ongeveer 500 kilometer in het oostelijke deel van het park. Je moet zelf zorgen voor een voertuig en dan word je vergezeld door een ranger. Er mogen maar vijf wagens aan deelnemen en de tocht door de wildernis duurt vijf dagen.

Mountainbiken: Er lopen sinds enige jaren drie mountainbike routes door het Kruger Park. Ze variëren in lengte en zwaarte. Je maakt de routes met maximaal zes personen onder leiding van twee ervaren en gediplomeerde gidsen. Kinderen jonger dan 12 jaar mogen niet aan de tochten deelnemen. Voor informatie en reserveringen kan je terecht bij Olifants Camp.

Landschap

Kruger National Park is zo groot dat er vanzelfsprekend een enorme variatie aan planten en andere vegetatie voorkomt. Grofweg kan het park verdeeld worden in 16 ecologische zones. Er groeien maar liefst 336 soorten bomen.

Het park is er zeer goed in geslaagd om de oorspronkelijke begroeiing zoveel mogelijk in stand te houden en wel door voortdurend vreemde planten te vernietigen zodat de inheemse vegetatie niet in het gedrang komt. Ook de plantengroei langs de rivier weet zich goed te handhaven, alhoewel hevige overstromingen in 2000 wel veel schade aangericht hebben.

Het noordelijke deel van het park is minder toegankelijk en wordt dan ook veel minder bezocht dan het zuidelijke deel. De vegetatie bestaat hier vooral uit struiken (mopani struiken). Deze zijn goed bestand tegen de hitte en als het te erg wordt sluiten de bladeren zich. Olifanten en antilopen eten de bladeren graag en zij komen hier dan ook veel voor, samen met elanden, struisvogels, hyena’s en coyotes.

In het uiterste noorden – rond Punda Maria en Pafuri – zie je de baobab, een typisch Afrikaanse boom. Dat is een behoorlijk omvangrijke boom, met een stevige stam en dikke takken. Er groeien vruchten (‘monkey bread’) aan die ongeveer even groot zijn als een citroen. Het pulp van de vrucht wordt vaak verwerkt in drankjes. In de winter verliest hij al zijn bladeren en ziet hij er zeer grillig uit.

Langs alle rivieren in het park liggen regenwouden, bijvoorbeeld tussen de Luvuvhu en Limpopo rivieren. Dit is natuurlijk de favoriete plaats van krokodillen en nijlpaarden. In het zuidelijke deel van het park groeien veel meer bomen (vooral de acacia), planten en struiken en er leven dan ook meer dieren. De zoete grassen in dit gebied trekken kuddes gnoes, zebra’s, buffels en giraffen aan en waar dit soort dieren leven, vind je ook altijd de grotere roofdieren zoals leeuwen.

In de zuidwestelijke hoek van het park valt de meeste neerslag en dit is dan ook het meest begroeide deel en de vegetatie is er het meest gevarieerd. Veel voorkomende bomen zijn bijvoorbeeld acacia’s, boswilgen en wilde vijgenbomen. Witte neushoorns en buffels zie je hier veel, maar antilopen niet. Roofdieren komen er daarom ook maar zelden.

Praktische informatie

Ligging: Kruger National Park ligt in het noordoosten van Zuid-Afrika en strekt zich uit langs de grens met Mozambique.

Grootte: Het park is 350 kilometer lang en 20.000 km² groot. Dat is vergelijkbaar met Wales.

Klimaat: Tijdens de zomermaanden (september tot april) valt er weinig neerslag en als er iets naar beneden komt, is het in de vorm van kortstondige, hevige buien. Ook in de wintermaanden (april tot augustus) is het meestal droog. Het zuidelijke deel van het park krijgt nog de grootste hoeveelheid regen.

In januari (de warmste maand) ligt de gemiddelde temperatuur rond de 30°C, maar soms kan het er bijna 50°C worden. In juli (de koudste maand) is het meestal rond de 23°C, maar ook dan kan de temperatuur flink oplopen tot zo’n 35°C. ’s Nachts kan het aardig afkoelen. In januari liggen de temperaturen dan tussen de 7 en 18°C en in juli vriest het geregeld.

De beste tijd om het park te bezoeken is waarschijnlijk in de winter omdat het gras dan kort is en de bomen weinig bladeren hebben. De kans om wild te zien is dan het grootst. Maar er zijn ook bezoekers die de voorkeur geven aan de uitbundige plantengroei in de zomer (november en december) en dit is ook de beste periode om jonge dieren te zien.

Bereikbaarheid: Het park heeft acht ingangen (‘heks’ in het Afrikaans):- Malelane en Crocodile Bridge in het zuiden, bereikbaar vanaf de N4. Dit is de snelste route vanuit Johannesburg.- Numbi en Paul Kruger, bereikbaar vanuit Hazyview. Neem op de N4 de afslag voor Nelspruit.- Orpen in de buurt van de Blyde River.- Phalaborwa, bereikbaar vanuit Pietersburg.- Punda Maria, bereikbaar vanuit Louis Trichardt.- Pafuri, in het uiterste noorden van het park, bereikbaar vanuit Thohoyandou.

Zowel het park als de verschillende kampen kennen strikte sluitingstijden. Het wordt gezien als een overtreding wanneer je te laat bij een kamp arriveert en je kan er een boete voor krijgen. Je mag in het park maximaal 40 of 50 km per uur rijden en je kan de tijd dat je onderweg bent het beste ruim rekenen, want je zal zeker dieren tegenkomen die je niet zomaar voorbij wil rijden.

De meeste mensen rijden zelf door het park in een gehuurde wagen. Je kan ook deelnemen aan georganiseerde tochten, dat wil zeggen inclusief accommodatie, vervoer en maaltijden.

Geschiedenis

De San – een jagersstam die in de Steentijd (periode tot 2000 v. Chr.) in het huidige Kruger National Park rondtrok – zijn de eersten die tekenen van hun aanwezigheid hebben achtergelaten.

Er zijn ruim honderd rotsschilderingen gevonden. Zij waren de enigen die zich dankzij hun nomadische levensstijl konden aanpassen aan de zware omstandigheden, zoals droogte, tsee tsee vliegen en muskieten. De schilderingen kan je tegenwoordig nog zien in de Old Bushman Shelter op de Wolhunter Trail en onder een overhangende rots in de buurt van de Crocodile Bridge nijlpaarden poel.

Tijdens de IJzertijd (1000-100 v. Chr.) kwamen er nieuwe bewoners bij. Het was vrijwel onmogelijk geworden om van de veeteelt te leven, want de meeste dieren waren omgekomen als gevolg van de dodelijke nagana ziekte.

De toenmalige inwoners voorzagen in hun levensonderhoud door metalen voorwerpen te maken. Ze dwongen de San geleidelijk aan alsmaar verder naar het westen in de richting van de Kalihari woestijn. Er zijn ruim 300 archeologische vondsten uit die periode gedaan.

Goud, ivoor en andere kostbaarheden

In de zeventiende eeuw circuleerden er in Europa verhalen over goud, ivoor en andere kostbaarheden die in Zuid-Afrika voor het oprapen zouden liggen. De eerste Europeaan die er op afkwam was de Nederlander François de Cuiper.

Hij en zijn expeditieleden werden onderweg aangevallen en verjaagd en zo bevestigde het gebied zijn reputatie als een onherbergzaam en onleefbaar oord. Enkele andere expedities volgden, maar het duurde tot 1845 voordat Europeanen zich er definitief begonnen te vestigen.

De Portugese handelaar João Albasini bouwde op verschillende plaatsen handelsposten, onder andere in Pretoriuskop. Tussen die posten werd een spoorlijn aangelegd en daarmee werd het gebied eindelijk lucratief en wel in de vorm van de jacht. De Europeanen in Afrika zorgden vrijwel direct voor een dramatische terugloop van het wild in het huidige Kruger park. Ze schoten enorme aantallen dieren neer om de huid en hoorns.

President Paul Kruger stelde al in 1844 voor om er een ‘game reserve’ van te maken zodat de flora en fauna beschermd zouden worden. Hij stootte op nogal wat verzet en slaagde er pas in 1898 in om van de streken rond de Crocodile en Sabie rivieren natuurreservaten te maken.

Boerenoorlog

In 1899 brak de Boerenoorlog uit en er waren helemaal geen voorzorgsmaatregelen genomen om het wild te beschermen. Na de oorlog werd James Stevenson-Hamilton de eerste parkopzichter en hij zou de volgende 40 jaar nodig hebben om de in de oorlog toegebrachte schade te herstellen.

In 1903 werd officieel het Sabie Game Reserve gevestigd en in 1926 slaagde Hamilton erin het park uit te breiden tot de Limpopo rivier en sindsdien heet het gebied het Kruger National Park.

Evenwicht

In de jaren ’20 werd duidelijk dat het natuurgebied heel wat toeristen zou kunnen trekken. Aanvankelijk moesten bezoekers gewoon in de openlucht kamperen, maar James Stevenson-Hamilton en zijn medewerkers zorgden er snel voor dat er wegen aangelegd en hutten gebouwd werden zodat ongeveer 20.000 toeristen het park redelijk comfortabel zouden kunnen bezoeken.

In 1946 ging Stevenson-Hamilton met pensioen en dat luidde een nieuw tijdperk in voor het park. Er werd een grote omheining omheen geplaatst zodat de wilde dieren geen schade meer konden toebrengen aan de landbouw.

Maar Kruger ligt precies op de route van de grote migratie van de gnoes en zebra’s en dat zorgde natuurlijk voor problemen. De staf van het park moest en moet voortdurend een evenwicht zien te bewaren tussen het behoud van de natuur en de dieren aan de ene kant en het toerisme aan de andere kant.

Het park levert een belangrijke bijdrage aan de economie van de regio en het is dan ook cruciaal dat het zo goed mogelijk beheerd wordt. En het gaat de goede kant op. Veel landbouwgrond net buiten het park is omgevormd tot privé reservaten, en er is geen afscheiding tussen die reservaten en het park. Vroeger vormden de landbouwgronden een bedreiging voor het park, terwijl ze er nu in geïntegreerd worden.

Tegenwoordig trekt Kurger National Park ruim anderhalf bezoekers per jaar en toch heeft het nog altijd de grootste variatie wild in Afrika.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content