Zomerkamp voor de happy few: werp een blik in jetsethotel Il Pelicano in Toscane 

het terras van hotel Il Pellicano
Hotel Il Pellicano © GF
Nathalie Le Blanc
Nathalie Le Blanc Journalist Knack Weekend

Het legendarische Il Pellicano – een glamoureus toevluchtsoord in Toscane – werd dit jaar zestig én belandde voor het eerst in de lijst van 50 Best Hotels. Portret van een icoon.

Er zijn hotels die je boekt omdat je nu eenmaal een bed nodig hebt om uit te rusten van je reisavonturen. En dan zijn er hotels waar je naartoe gaat, gewoon om er te zijn. Omdat ze voor even alles bieden wat je nodig hebt. Zoek je een glamoureuze schuilplaats, dan is Il Pellicano die plek.

Van het station van Orbetello kom je eerst langs het typisch Italiaanse Porto Ercole, maar op Monte Argentario rijd je weg van de wereld. Eenmaal de poort door, is er de Méditerranée, de wilde natuur, het donkere terracotta van de architectuur, en rozemarijn – de geur van Il Pellicano. In de tuinen van dit legendarische hotel zorgen hagen, bollen en in wolken gesnoeide versies van dit kruid ervoor dat het parfum je overal volgt. De heerlijke badproducten met rozemarijn helpen ook, natuurlijk.

Chic zomerhuis

Sommige gasten zijn ingetogen en opgeruimd, maar als ik een hotelkamer binnenkom, wordt meteen elke hoek gekoloniseerd. Een jas op een stoel, een boek op het nachttafeltje, een dagcréme naast de wastafel, maar in Master Suite nr 30 vraagt dat om een inspanning. Rotanstoelen en een diepe sofa, een royale badkamer, een hemelbed met een elegante, vrolijke bloemenprint, en een immens balkon: het duurt even voor ik deze ruimte rommelig krijg.

‘Heel Italiaans’, reageert een vriendin als ik haar een foto stuur, en ze heeft gelijk. Geen beige, minimalisme of bling, maar een mengeling van jarenzestigmeubilair, mooie stoffen van Pierre Frey, aquarellen aan de muur en marmer en kleurrijke tegels in de badkamer.

Een Deluxe suite.

‘Geraffineerd maar niet pretentieus, tijdloos en ontspannen’, zo omschrijft creatief directeur Marie-Louise Sciò de stijl van Il Pellicano. ‘Een plek die meer aanvoelt als een chic zomerhuis dan als een hotel,’ vertelt ze.

‘De interieurs hebben ook die balans. Natuurlijke texturen, zachte kleuren, en gevuld met authentieke objecten en meubels die aanvoelen alsof ze door de jaren heen verzameld zijn. De stijl wortelt in emotie en herinneringen, want ik ben hier opgegroeid. Ik herinner me het mooie licht, de moeiteloze elegantie, en de mensen die leven brachten op deze plek. Gesofistikeerd, maar compleet ontspannen. Die geest heeft het hotel vandaag nog, maar dan op een manier die past bij nu.’

Logeren in een postkaart

Een standpunt, fenomenale service en dat op een unieke locatie, zo omschreef Marie-Louise Sciò bij de aankondiging van hun 26e plaats op de 50 Best Hotels-lijst de troeven van Il Pellicano. De Méditerranée is inderdaad een levend schilderij. Sommige mensen logeren graag midden in de actie, anderen verkiezen een plek om zich terug te trekken, en voor hen zijn er kamers in de cottages hoger op de berg. Maar bijna allemaal zien ze de zee.

Zoals schrijver Robert Hughes zei na zijn verblijf: ‘Het is onvergetelijk, als logeren in een immense postkaart.’ De favoriete plek van Sciò is het terras van Bar all’Aperto. ‘Omwille van het adembenemende uitzicht op de zee en onze tuin, en natuurlijk ook omwille van de geweldige cocktails.’ Als ik verder door de postkaart omlaag wandel, schuilt er achter elke wolk rozemarijn iets.

Het Peli-bootje meert aan bij de Beach Club.

Gezellige terrassen, de spa, de Pelliclub waar je een strand- of avondoutfit en collabs met Birkenstock, Monopoly en Highsnobiety vindt, Bar Roberto waar ze nog meer legendarische cocktails naar bekende gasten vernoemen, het iconische zwembad, en dan de lift naar de Beach Club. Omarmd door rotsen is dit de Tyrreense Zee op haar meest pittoresk, en zelfs op een bewolkte dag is dit een heerlijke plek om jezelf een paar uur te parkeren.

Beroemde gasten

Vanop mijn balkon zie ik het roze Il Pelliciano-neonteken boven de ingang, waarnaast het afgelopen jaar een even roze zestig prijkte. Het hotel vierde in juni zijn zestigste verjaardag.

In 1964 kochten Brits piloot Michael Graham en zijn Amerikaanse vrouw Patricia Daszel dit steile stuk grond van de adelijke familie Borghese, die het al eeuwen bezat. Hij was avonturier en een geboren entertainer, zij chic, rijk en thuis in Hollywood. Ze hadden geen ervaring, maar Porto Ercole leek hen een goede plek voor een exclusief hotel, wegens sowieso al populair bij Amerikaanse schrijvers, filmmakers en kunstenaars. Jackie Kennedy kwam er op vakantie, de Nederlandse royals bouwden er een villa.  

Michael en Patsy Graham kochten het steile stuk bergwand aan zee van de familie Borghese.

Als hoteliers vandaag missionstatements schrijven die rond gemeenschap draaien, krijgen ze pluimen en awards, maar Graham en Daszel bedachten het in 1965 al. Ze zagen Il Pellicano eerder als een private villa dan als een echt hotel, een plek waar ze vrienden zouden ontvangen en aan elkaar voorstellen. Een plek ook waar een feestje altijd op het punt stond te beginnen.

Een van de investeerders was Magnum-fotograaf John Swope, maar ook Indiase maharadja’s en oliebaronnen tastten in hun buidel. Patricia stond in de keuken, Michael achter de bar, en de dag dat de Nederlandse Koningin Juliana voor het eerst kwam lunchen, staakten de obers omdat ze meer loon wilden. De Grahams moesten in het begin ook de paparazzi verjagen, die waren zeer nieuwsgierig naar Sophia Loren, John Lennon en Bing Crosby.

Een chic zomerhuis om vrienden samen te brengen, dat was het plan van de Grahams.

Deze gasten tipten de plek aan hun vrienden, en de reputatie groeide. Aristotle Onassis en John Wayne legden hun jacht voor anker in de baai en de Europese adel zat er aan de bar met kunstenaars en filmsterren. Industrieel Roberto Sciò kwam er voor het eerst in 1967 en kreeg van Charlie Chaplin de vraag om met zijn dochter te dansen, want die verveelde zich. Het hotel was exclusief en duur, maar verzamelde meteen vaste klanten die decennialang bleven komen.

Sciò onder andere, die samen met zijn Amerikaanse echtgenote de cottage van Chaplin kocht. Toen de Grahams besloten om het hotel te verkopen omdat het niet echt winst opleverde, besloot hij in 1979 om het over te nemen. ‘Ik had een nachtmerrie dat iemand anders het zou kopen en verpesten’, vertelt hij in interviews.

De vibe bleef ontspannen, maar werd zo mogelijk nog meer glamoureus, want in de jaren tachtig brak het tijdperk van de Italiaanse modefamilies aan. Valentino, de Pucci’s, de Fendi’s en de Missoni’s brachten in hun kielzog modellen als Kate Moss en fotografen als Slim Aarons, Juergen Teller en Mario Testino mee.   

Josie Chaplan op het terras van de Chaplins privé-cottage.

Marie-Louise, die architectuur studeerde in de VS, leidde in 2006 een volledige restauratie van het hotel. Alles bleef Pellicano: chic en elegant, cool en internationaal, maar dan op zijn Italiaans. En ja, Pellicano – of ‘Pelli’ voor de vaste gasten – is niet alleen de naam van het hotel, maar ook een houding,  misschien zelfs een levensstijl.

Marie-Louise leidt haar Pelli sinds 2015. ‘Ik begrijp het DNA: licht, speels en plezierig.’ Luxe gaat niet over spullen, vindt ze. Het gaat om welk gevoel je de gasten wil geven. Wat wil je dat ze eten, wat wil je dat ze ruiken: in een hotel cureer je een zintuiglijke ervaring.’

Sciò kiest de boeken in de bibliotheek, de tijdschriften in de bar, de muziek op de playlist en de uniformen van het personeel. Ze koestert ook de Pelli-symbolen. De wit-gele standhanddoeken, het Fornasetti-vogelbehang in het restaurant, de alomtegenwoordige pelikanen op prenten, in schilderijen en sculpturen, én de heerlijke Federico – pas de tweede barman in de lange geschiedenis van het hotel.

Sterrenbordjes

‘Dit is Toscaanse sushi’, lacht de ober als hij uitlegt wat er op mijn bord ligt. ‘Rundertartaar op aardappel.’ Het klinkt raar, maar blijkt heerlijk en het geeft aan dat de mensen in de keuken van chef Michelino Gioia hun werk ernstig nemen, maar niet zichzelf. Een vleugje humor blijkt het geheime ingrediënt van de Pelli-service.

Gioia haalde in 2018 al een Michelinster, toen hij nog chef was in een ander hotel van de groep, La Posta Vecchia, en staat hier vijf jaar aan het fornuis. Zijn Percorso Gioia-menu is een heerlijke wandeling, waarbij elke gang minstens een memorabele smaakherinnering oplevert. Eendentartaar, parmezaansaus, een gefrituurde mossel, kappertjes in het bessendessert: niet voor niets noemt Michelin hem een tovenaar met texturen.

Als op mijn tweede avond de wind zo fel opsteekt tijdens het diner dat de kruiden van mijn tonijntartaar waaien, trekken alle gasten naar binnen. Maar mijn magistrale cotoletta is al geserveerd, dus blijf ik zitten. Pas als ik opkijk van mijn bord, zie ik dat alle vuurkorven van het terras om mij heen gezet zijn, zodat ik in een warme cocon geniet van het ondertussen best heftige natuurgeweld.

Als ik twijfel of ik nog voor een dessert ga, komt de suggestie om die op mijn kamer te serveren. Drie bolletjes Italiaanse gelato, in een gebloemd hemelbed, bij mijn favoriete tv-programma: ik ga bijna zweven van tevredenheid.   

Ongegeneerd plezier

De volgende ochtend is de wind gaan liggen. Roerend in mijn cappuccino, valt het op hoeveel vogelgezang ik hoor. Zelfs de ober maakt er een opmerking over. Dat ze geen muziek in de restaurants spelen, legt hij uit, want wie heeft er muziek nodig als je de geluiden van de natuur hebt.

Het hotel nodigt elk jaar een auteur uit voor een residentie van een week, dit jaar was dat journalist Laura May Todd, die onder meer voor Wallpaper schrijft. ‘Het team leren kennen, gaf me veel inspiratie’, vertelt ze. ‘Vooral barman Federico Morosi verbaasde me. De zorg en aandacht die naar elk detail gaat, is opmerkelijk. Er wordt oprecht geprobeerd om elke gast een persoonlijke, perfecte ervaring te geven. Misschien komt het door het uitzicht op de Middellandse Zee, de charme van de interieurs – als een tijdscapsule, of gewoon de energie van de gasten, maar deze plek heeft een ongedwongen glamour die zeldzaam is.’   

Het is hier inderdaad heerlijk mensenkijken, ook op papier. Op de piano in de bar ligt het fotoalbum van John Swope dat duidelijk al vaak doorbladerd is. Het hotel als bouwwerf, de eerste gasten… De oudere foto’s suggereren tijden waarin onbeschermd zonnebaden, sloten alcohol en kettingroken deel uitmaakten van de Pellicano-fun. En ook al zijn die specifieke gewoonten nu grotendeels verleden tijd, die ongegeneerde sfeer hangt hier nog altijd. Het idee van de jetset, de welstellende, mooie mensen die de wereld rondreisden toen dat nog het privilege was van de happy few, leeft vandaag niet meer, maar hier kan je je even inbeelden dat het nog bestaat, en dat jij er deel van uitmaakt.

Barman Federico Mosori is pas de tweede barman van het hotel in zestig jaar.

A golden summer camp for a chosen few’, zo omschrijft Amerikaans journalist Bob Colacello deze plek in het fotoboek dat in 2011 uitkwam. Ja, Il Pellicano wentelt zich met veel gusto in zijn eigen mythe, maar doet dat gelukkig zonder nostalgie. Niet: vroeger was het beter. Wel: hier hebben mensen al zestig jaar plezier, en het is hier nog altijd geweldig.

Eigen wereld

Op een plek als deze dreigt een m’as-tu-vu-effect, maar dat valt goed mee. In Bar all’Aperto verbroederen de gasten tijdens het aperitief, aan de ontbijttafel wordt er een tennismatch geregeld, en in mijn ligstoel aan zee hoor ik twee gasten achter mij bediscussiëren waarom ze al hun plannen voor uitstappen in de buurt hebben geschrapt.

‘Ik wil hier gewoon niet weg.’  Een bezoekje aan Porto Ercole, een wijnproeverij in de heuvels van Maremma, een dagje Siena of Orvieto, een fietstocht over Monte Argentario of een boottochtje naar de Grotta Azzurra met de Pelli-boot: uiteraard kan je uitstappen maken, als je dat wil. Maar deze plek heeft een soort magnetisme dat mensen ter plekke houdt, zo blijkt.

Wie toch weg moet, neemt graag een stukje Pellicano mee. Ook al wordt er nog amper gerookt, de iconische wit-groene asbak is het best verkopende item in de Pelliclub. Ook de Frette-lakens met het hotellogo zijn populair.

Het cliché dat veel luxehotels gebruiken is: we zijn je home away from home. Maar zo ziet Sciò het niet. ‘Dit is een plek om naar te ontsnappen, want soms wil je je leven van elke dag gewoon achter je laten. Ons hotel is een andere dimensie, een andere wereld. Elke keer als ik de Pelli verlaat, voelt het alsof ik de deur van die andere wereld dichtdoe, en elke keer denk ik: misschien mis ik wel iets fabuleus tijdens mijn afwezigheid.’

Praktisch

Il Pellicano zit in Porto Ercole, op Monte Argentario, een schiereiland voor Toscane, ongeveer halfweg Rome en Pisa. Vlieg je op Rome, dan ben je er op twee uur met de auto of tweeënhalf uur met de trein.

Open van Pasen tot eind oktober. Kamers: vanaf 600 euro in het laagseizoen en 1120 euro in het hoogseizoen.

Je logeert ietwat weg van de wereld, maar er zijn twee restaurants. Pelligrill serveert Italiaanse klassiekers, sterrenrestaurant Il Pellicano een menu vanaf 175 euro.
Meer info op de website.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise