Rapport roept westerse modebedrijven op het matje: kledingarbeiders zwaar getroffen in Myanmar

kledingarbeiders in Myanmar © Getty

Sinds de militaire coup in Myanmar zijn kledingarbeiders geviseerd, gepest en misbruikt door het regime. Westerse kledingmerken die blijven produceren in het land, zijn volgens Business & Human Rights Resource Centre betrokken partij.

In Myanmar zijn de arbeidsrechten van minstens 108.000 kledingarbeiders geschonden, stelt Business & Human Rights Resource Centre. Westerse merken zijn daarvoor volgens hen verantwoordelijk, van H&M en Zara tot de Belgische werkkledingproducent Sioen.

Het waren de kledingarbeiders die bij de eersten om op de barricaden te staan tegen de militaire coup die in Myanmar plaatsvond op 1 februari 2021. Onder de junta worden zij dan ook enorm hard geviseerd, blijkt uit een nieuw rapport van de industriële waakhond Business & Human Rights Resource Centre (BHRRC).

Via een tracker houdt BHRRC sinds begin dit jaar arbeidsrechtenschendingen in Myanmar bij. Dat bundelde de ngo nu tot een lijvig rapport waarin het kledingmerken zoals H&M, Zara, Primark, Bestseller en ook de Belgische werkkledingproducent Sioen bij naam noemt.

Loondiefstal, misbruik en pesterijen

Tussen februari 2021 en februari 2023 registreerde BHRRC 212 arbeidsrechtenschendingen. Daarbij zouden 108.000 kledingarbeiders het slachtoffer zijn. Het moederbedrijf van Zara, Inditex, komt het vaakst voor in het rapport met 21 gevallen van schendingen. H&M en Primark volgen op de voet met 20 en 19 schendingen. Sioen komt zes keer voor in de tracker.

Enkele voorbeelden van schendingen zijn loondiefstal en een vermindering van lonen. Dit overkwam minstens 82.000 arbeiders. In 42 procent van de gevallen werden arbeiders ontslagen zonder reden, van gedwongen overuren is er in diezelfde mate sprake.

In een derde van de gevallen (31 procent) werden arbeiders – voornamelijk de vrouwelijke arbeiders – gepest, geïntimideerd of misbruikt. De vakbondsvrijheid kwam in het gedrang in een kwart van de gevallen (26 procent). In 15 procent van de gevallen is er ook sprake van samenspannen tussen bedrijven en de militaire junta.

Van dat laatste is Sioen beschuldigd. Eerder reageerde het in Apache dat ze “zeker niet” samenspannen met het regime. “Wij zijn nooit benaderd door hen, en wij benaderden hen zelf nooit. We hebben hen nooit één euro betaald voor wat dan ook”, reageerde CEO Bart Vervaecke in mei.

Terugtrekken

“Het rapport toont aan hoezeer de rechten van arbeiders in Myanmar beknot worden, en in welke mate kledingmerken daar een invloed op hebben”, zegt Natalie Swan, die werkt op projecten rond arbeidsrechten bij BHRRC.

Zij vindt het “niet meer dan terecht” dat modemerken de risico’s in hun toeleveringsketens van dichterbij moeten bekijken, aangezien zij “profiteren van de lage productiekosten” in het land. “Als een bedrijf produceert in een land waar een gewapend conflict plaatsvindt, is het de verantwoordelijkheid van dat bedrijf om aan te tonen hoe ze deze specifieke uitdaging aangaan. Kunnen zij garanderen dat er geen misbruik plaatsvindt tegen kledingarbeiders in hun fabrieken? Kunnen ze voorkomen dat ze niet medeplichtig zijn aan de brute mensenrechtenschendingen die het regime pleegt?”

Veel bedrijven beslisten om weg te trekken uit Myanmar. Na de aantijgingen van BHRRC heeft ook H&M beslist niet langer samen te werken met kledingfabrieken in het land. En ook Zara wil er op termijn wegtrekken. Eerder al beslisten Primark en Marks & Spencer niet langer te produceren in het land. Sioen blijft wel produceren, omdat ze “werkgelegenheid bieden aan duizenden gezinnen” en er anders sprake zou zijn van “een sociaal bloedbad”, aldus Vervaecke in Apache.

De Britse belangenvereniging Ethical Trade Initiative rekende vorig jaar uit dat de export uit Myanmar zou verminderen met 14 procent als alle Europese aankopers het land zouden verlaten. Daardoor zouden 320.000 arbeiders ontslagen worden.

Partner Content