Genkse ontwerper Matteo La Rosa verzoent creativiteit met ondernemerszin: ‘Succes in de mode kan ook op een minder klassieke manier’
Modeondernemer Matteo La Rosa ziet in zijn glazen bol voor 2024 een nieuwe weg voor zijn bedrijf: ‘Ik wil naast zelf ontwerpen ook andere designers helpen om zichzelf op de kaart te zetten. De sales en marketing worden vaak vergeten, maar zijn heel belangrijk als je een modemerk wil uitbouwen.’
Matteo La Rosa wist op korte tijd naam voor zichzelf te maken in de modewereld. In 2019 stichtte de 25-jarige Genks-Italiaanse ontwerper zijn eigen label en slechts een jaar later trok hij, te midden van de wereldwijde pandemie, naar de Parijse Fashion Week.
Zijn voorliefde voor New Wave-muziek, geërfd van zijn ouders, weerspiegelt zich in zijn creaties, waarbij de grens tussen mannen- en vrouwenmode vervloeit. De stijl van het modelabel La Rosa, die hij zelf omschrijft als ‘op en top Belgisch, androgyn en avant-garde’, heeft invloedrijke bewonderaars. Zo kwam Tom Eerebout, de gerenommeerde Vlaamse stylist van niemand minder dan Lady Gaga, bij hem aankloppen. Bv’s zoals Julie Van den Steen, Hannelore Knuts en Elodie Ouédraogo kon je al spotten in zijn creaties en zelfs de Italiaanse Vogue merkte zijn talent op en wijdde een artikel aan een van zijn eerste collecties.
Een persoonlijke connectie met de mode ontstond al op jonge leeftijd, gevoed door de nabijheid van de invloedrijke buren, de Margiela’s. Via kunstonderwijs en interieurarchitectuur kwam La Rosa uiteindelijk terecht aan de Antwerpse Modeacademie. Vastberaden om zijn eigen modelabel te lanceren, stopte hij zijn studies na een jaar en betrad de modearena met een frisse blik.
Voor jou betekent 2024 een nieuw pad voor je modebusiness. Wat zijn je dromen en voornemens voor het komende jaar?
Matteo La Rosa: ‘Mijn zaak verder uitbouwen, modelabels ondersteunen bij hun verkoopstrategieën op globaal niveau en mezelf iets meer tijd en rust geven. Ik wil ook meer onderzoek doen naar wat er gaande is in de wereld. Is er iets wat ik kan doen op maatschappelijk vlak? Voor mezelf, maar ook om mee te geven aan de ontwerpers waar ik mee werk. Ik vind het belangrijk om niet te negeren wat er leeft en wat er misloopt en mijn steentje bij te dragen. Het zijn woelige tijden, op verschillende vlakken. Dat sijpelt ook door in de modebusiness.’
Hoe ga jij om met die woelige tijden?
‘Ik zit heel erg in met de oorlogen die momenteel woeden in Oekraïne en Gaza en de nakende verkiezingen. Ik denk dat we dat allemaal voelen. Het is misschien moeilijk om onze mening en emoties in woorden te gieten, maar we moeten erover praten met elkaar.
Als het specifiek over mode gaat, vind ik dat we het moeten hebben over waar onze kleding gemaakt wordt. Dat is onze verantwoordelijkheid. We wonen en werken hier in België in een luxepositie en mogen de ogen niet sluiten voor de problemen in de productielanden.
Iedere stem geldt, dus denk niet dat die van jou er niet toe doet. Kun je als individu oorlogen stoppen of onrecht in textielfabrieken tegenhouden? Neen, maar je hebt er wél invloed op door je uit te spreken of als modeondernemer bewuste keuzes te maken.’
Op welke manier probeer jij met La Rosa een bewuster, duurzamer pad te bewandelen?
‘Er zijn verschillende manieren waarop je je steentje kunt bijdragen aan de maatschappij. Zo heb je als ontwerper een platform dat je kunt gebruiken. In 2022 heb ik een jurk, gedragen door Julie Van den Steen, weggeschonken ten voordele van SOS Kinderdorpen. Zij zijn al jarenlang actief in Oekraïne, maar helpen ook in ons land oorlogsvluchtelingen. Zelf kon ik financieel op dat moment niets bijdragen, maar op deze manier kon ik toch een duit in het zakje doen.
Heel wat designers proberen op hun manier duurzamer te zijn. Ik ben hoopvol en denk dat we in de goede richting aan het evolueren zijn.
Verder ben ik voorstander van slow fashion. Hoe lang kun je een kledingstuk dragen? Dat is heel belangrijk om over na te denken. We moeten als samenleving af van de wegwerpmentaliteit. Kies als ontwerper voor kwalitatieve stoffen en snits die perfect vallen. Je ontwerpt best met de toekomstige garderobe van je klanten in het achterhoofd. Ik produceer in België, waak heel erg over de kwaliteit van mijn creaties en heb geen stockoverschotten. Ik sta ook heel erg open om vragen te beantwoorden van klanten.
Ik ben ervan overtuigd dat dit thema momenteel enorm leeft binnen de mode – de fast fashion buiten beschouwing gelaten. Heel wat designers proberen op hun manier duurzamer te zijn. Ik ben hoopvol en denk dat we in de goede richting aan het evolueren zijn. Zeker de jonge generatie, maar ook bij de grotere merken zie ik duurzame aanpassingen gebeuren. Ze moeten trouwens wel, de wetgeving verandert. Op die manier wordt het systeem stilaan toch duurzamer.
Je merkt dat nog niet iedereen op één lijn zit over hoe we die omwenteling precies moeten aanpakken. Sommige merken lopen ook nog wat achter. Dat is niet verwonderlijk, want het is een heel nieuwe manier van denken en produceren. We mogen dat ook niet onderschatten.
Eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat mijn stoffen ook nog niet volledig duurzaam zijn. Het is een zoektocht naar wat de beste keuze is als je kwalitatieve stuks wil maken die jarenlang meegaan. Zo is het voor de mode momenteel nog moeilijk om volledig af te stappen van synthetische materialen. Ze gaan vaak lang mee en behouden hun vorm. Het is een work in progress om uit te zoeken wat goede alternatieven zijn. Binnenkort ga ik naar de stoffenbeurs van Milaan en ik ben heel benieuwd of er nieuwe tendensen zijn op dat vlak.
Op een transparante manier communiceren over mijn duurzaamheidsvisie is iets waar ik in 2024 meer op wil inzetten, zowel voor m’n eigen label als voor de merken waar ik als consultant voor werk. Concreet wil ik mijn website updaten en meer communiceren rond duurzaamheid.’
Je wil een multidisciplinair bedrijf leiden, dat het creatieve verzoent met het zakelijke. Daarnaast wil je die mix ook aanbieden als consultant aan andere merken. Je gaat liever in zee met andere merken dan je volledig te focussen op La Rosa?
‘Klopt. Het trekt me aan omdat er niet genoeg gesproken wordt over de zakelijke kant van mode. Zelf heb ik dat van in het begin wel gedaan. Na een kort jaar aan de Modeacademie in Antwerpen ben ik mijn eigen weg ingeslagen. Zonder een diploma van een gerenommeerde modeschool is het niet simpel om het te maken in de modesector, maar het heeft me ook veel geleerd en die kennis kan ik tot op heden goed gebruiken. Ik heb gewerkt in heel wat types bedrijven, niet allemaal in de mode, en heb op heel jonge leeftijd veel ervaring kunnen opdoen. Ik wilde graag als autodidact verder, maar ik had geen grote financiële middelen. Ik moest dus wel verschillende jobs combineren. Ik kreeg zelfvertrouwen in het zakendoen en ik leerde het echt appreciëren.
Het was zeker geen gemakkelijk pad dat ik gekozen heb, maar ik ben er wel dankbaar voor. Ik heb kunnen proeven van heel wat verschillende kanten van zakendoen, van HR tot marketing, wat me enorm geholpen heeft om mijn eigen modelabel te starten.
De studenten die afstuderen aan de Modeacademie van Antwerpen behoren tot de top. Zeker wat hun creatieve visie betreft. Ze krijgen doorgaans goede jobs aangeboden in Parijs en Milaan, maar soms hebben ze sturing nodig om hun eigen collecties in de winkels te krijgen. Het sales-luik is het kloppende hart van een modebedrijf, maar daar wordt niet veel over gedoceerd op de grote modescholen. Dat is op zich niet gek, want die jaren zijn echt bedoeld als periode om het creatieve proces volledig onder de knie te krijgen.
Ik denk dat het als creatief ondernemer heel belangrijk is om je te omringen met mensen die een breder netwerk hebben en je kunnen begeleiden
Hoe wordt een collectie in de markt gezet? Daar weet de gemiddelde modestudent heel weinig over. Dat is iets waar ik bij kan helpen. Van het brainstormen over wat voor type modelabel je wil zijn tot het praktische luik van de verkoop. Ik denk dat het als creatief ondernemer sowieso heel belangrijk is om je te omringen met mensen die een breder netwerk hebben en je kunnen begeleiden. Zeker in het begin kruipt er nog enorm veel tijd in het opbouwen van je eigen merk en je creatieve visie. Een startende ontwerper kan nog geen volledig team betalen, maar ik geloof dat iemand zoals ik daar een rol in kan spelen. Op termijn kun je de taken verdelen binnen een team.
De combinatie van mijn eigen label runnen en andere modeontwerpers ondersteunen vind ik heel fijn, omdat het me ook de kans geeft mijn stempel te drukken op het modelandschap. Hoe langer ik in het vak zit, hoe meer het kriebelt om de modesector mee te veranderen.’
In de aankondiging van je nieuwe bedrijfsstrategie haalde je ook de veranderde tijden na COVID aan, op vlak van hoe mode ingekocht en verkocht wordt.
‘Naar mijn aanvoelen wordt er door retailers minder risico’s genomen. De pandemie was een kritieke periode voor heel wat bedrijven, van kappers tot retailers. Ze moesten sluiten en vechten om het hoofd boven water te houden. Je merkt dat heel wat retailers daardoor minder risico’s nemen nu. Ze kopen minder snel nieuwe merken in.
Als je een opkomend merk bent en een boetiek koopt je collectie met een voorschot van dertig procent, dan geeft je dat de financiële middelen om te produceren. Als dat wegvalt, valt ook het geld dat nodig is voor de productiekosten weg. De boetieks blijven nu vaker bij hun vaste merken, omdat ze weten dat hun klanten daar fan van zijn. Inkopen bij een gevestigde naam geeft een bepaalde zekerheid. Retailers kiezen bij nieuwe merken nu liever voor consignatie, dus zonder voorschot en ook zonder risico voor de boetiek. Voor een jonge ontwerper is dat veel minder interessant. Als ze in een boetiek liggen, moeten ze ook deelnemen aan de solden, waardoor de kans op een verlieslatend seizoen heel groot wordt.
Veel jonge talenten staan er op voorhand niet zo bij stil, en zijn allang blij dat een boetiek hun kleding wil verkopen. Als beginnende Belgische ontwerper wil je graag in een Belgische multimerkenboetiek verkocht worden, dat is een logische gedachte. Maar steeds minder winkels staan daarvoor open; en als ze het toch doen, is het vaak zonder voorschot. Ik begrijp dat vanuit het standpunt van de retailer, die ook wil overleven. Maar voor nieuwe merken is dat een spijtige zaak.’
Zelf stap je af van de klassieke modekalender en werk je met drops in plaats van de gangbare modeseizoenen.
‘Ik heb mijn merk nooit gezien als enige inkomstenbron. Voor mij is het echt een uitlaatklep voor mijn creativiteit. Ik ben heel trots dat mijn visie gewaardeerd wordt, maar ik voel niet de ambitie om ieder seizoen een collectie uit te brengen en die in een groeiend aantal winkels te verkopen. Ik worstelde met het idee om ieder seizoen een nieuwe collectie klaar te hebben en mijn creativiteit af te dwingen. Vandaar het idee van drops die ik tijdens pop-ups verkoop.
Als iedereen hetzelfde doet, is er een overaanbod aan kleding. Zoveel kleren hebben mensen niet nodig. Wees dus niet bang om het anders aan te pakken. Er is niets mis met minder produceren en minder collecties uitbrengen
Tijdens mijn eerste pop-up in Antwerpen vond ik het enorm verfrissend om in dialoog te kunnen gaan met mijn klanten en hen te vragen wat ze van deze aanpak vinden. Gelukkig stonden ze er heel erg voor open. Ze gaven aan het leuk te vinden dat ze een uniek en exclusief item kunnen kopen. Het idee van mijn drops is dat klanten de stuks over de jaren heen kunnen combineren, zoals bij capsulecollecties.
Ik ben blij dat dit businessmodel werkt voor mij en mijn klanten. Dat hoop ik ook aan andere merken te kunnen laten zien: je hoeft je niet te plooien naar het gangbare model als je je daar niet in kunt vinden. Het is ook aan de designers om de mindset over mode te veranderen. Ik stel me echt de vraag of dat klassieke model nog wel houdbaar is in de toekomst.’
Die vraag wordt nu al enkele jaren gesteld, maar er lijkt toch nog niet veel te veranderen. De meeste modehuizen blijven vasthouden aan de klassieke kalender.
‘Inderdaad, en het blijft gissen of afstappen van de seizoenen ooit echt zal aanslaan. Je hebt natuurlijk de buyers van boetieks die ieder seizoen naar New York, Londen Parijs of Milaan gaan om tijdens de modeweken nieuwe collecties aan te schaffen. Wil je in die winkels hangen, helpt het om dat stramien te volgen. Toch geloof ik dat het kan veranderen als meer merken beslissen om hun eigen ritme te volgen. Het hangt ook af van merk tot merk, niet alle bedrijven kunnen dat risico nemen, dat begrijp ik.
Cru gesteld: er zijn al veel modemerken, is dat van jou echt een meerwaarde? Als iedereen hetzelfde doet, is er een overaanbod aan kleding. Zoveel kleren hebben mensen niet nodig. Wees dus niet bang om het anders aan te pakken. Er is niets mis met minder produceren en minder collecties uitbrengen.’
Na de Antwerp Six, de mode-iconen uit de jaren tachtig, zijn er nu ook de Limburgse Zes: een groep jonge ontwerpers uit Limburg waar je met trots deel van uitmaakt, samen met Tessa Borrenberghs, Sander Bos, Jordy Arthur Vaesen, Marylène Madou, en styliste Marie Van Puyenbroek. Een club die het anders wil aanpakken?
‘Inderdaad. We ook zijn elkaars grootste fans. Concurreren vinden we niet nuttig, we werken liever samen. Ook op financieel vlak wisselen we tips uit, aangezien we allemaal in hetzelfde schuitje zitten.
Ook in 2024 zul je nog van ons horen. Meer kan ik nog niet zeggen, maar hou onze sociale mediakanalen zeker in de gaten (knipoogt).’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier