Exclusief, reünie van de Antwerpse Zes: ‘In de mode kun je geen limieten stellen’

De Zes van Antwerpen, van links naar rechts: Marina Yee, Dries Van Noten, Ann Demeulemeester, Dirk Bikkembergs, Walter Van Beirendonck en Dirk Van Saene. © MARLEEN DANIELS
Ellen De Wolf Moderedactrice Knack Weekend
Elke Lahousse Journalist voor Knack Weekend
Jorik Leemans Journalist

In de jaren tachtig maakte een groep Antwerpse studenten van de Academie internationaal furore met hun vernieuwende mode. Knack Weekend vroeg aan de huidige studenten van de Modeacademie welke vragen ze hebben voor de Zes van Antwerpen. Walter Van Beirendonck, Dries Van Noten, Ann Demeulemeester, Dirk Van Saene en Marina Yee antwoorden rechtuit. “We hebben het meest geleerd door samen te rebelleren.”

Victoria Lebrun, 3de jaar: Wat is jullie beste herinnering aan de Academie?

Ann: “Mary Prijot, de vrouw die de Modeacademie gesticht heeft, blijft me echt bij. Ze was heel streng, maar dat vond ik net fijn. Je moest jezelf echt bewijzen. Goed was niet goed genoeg, en als zij niet akkoord ging met je idee, was dat een probleem. Vier jaar lang heb ik haar ervan moeten overtuigen dat ik het wel bij het rechte eind had. Ze was bovendien heel klassiek: wanneer ik met losse haren in de klas kwam, vloog ik buiten om een Franse chignon te maken. Dat maakte revolte los: ik moest en zou mijn ding doen. Dat heeft me ongelooflijk veel kracht gegeven.”

Dries: “Het gaf een gevoel van samenhorigheid. We hebben volgens mij het meest geleerd door samen te rebelleren tegen de leerkrachten en te zien hoever we de opgelegde beperkingen konden pushen. Prijot had haar eigen strikte visie: jeans was iets voor arme mensen, Chanel was de beste modeontwerpster ter wereld en knieën waren het lelijkste onderdeel van een vrouwenlichaam, dus die mocht je absoluut niet laten zien. Het was interessant om ons daartegen te verzetten, en elkaar daarin te stimuleren. We stonden ook altijd klaar voor elkaar. Als iemand eens niet op tijd klaar raakte, sprong iedereen in om te helpen de collectie af te werken.”

We gingen meestal uit op zondagavond, waardoor we op maandag vaak pas tegen halftwaalf op school aankwamen omdat we simpelweg te moe waren. Pas nadat we een grote zak koffiekoeken hadden opgegeten, kon onze week beginnen.

Dries Van Noten

En wat is jouw beste herinnering, Walter?

Walter: “De synergie die er was tussen de Zes was heel boeiend. We kwamen uit verschillende streken in België, elk met een andere achtergrond. Het was heel interessant om onze aparte stijlen en smaken samen te brengen of net in confrontatie te laten gaan. Onze groep is op een heel spontane manier bijeengebracht. Zonder de Zes was ik nooit geweest wie ik vandaag ben, en ik denk dat ik ook voor de anderen spreek. Ik vind het jammer dat die band vandaag niet met iedereen nog zo sterk is als vroeger. Voor mij was het een heel belangrijk moment in mijn leven en ik draag dat dan ook in mijn hart mee. Wij hebben samen een traject afgelegd, met veel trial-and-error, met veel ambitie en frustratie. Ons verhaal is gewoon zo uitzonderlijk, en zo op toeval gebaseerd. Dat is geen band die je kunt namaken.”

Ann: “Iedereen ging voluit, en als iemand iets goed deed, wilden de anderen het nog beter doen. We waren het heus niet altijd eens met elkaar, we hadden allemaal een eigen stijl. De energie die we elkaar gaven kun je inderdaad niet zomaar creëren.”

Dirk Van Saene: “Mijn beste herinnering aan de Modeacademie is mijn ontmoeting met Walter.”

Jejung Park, master: Wat was jullie favoriete plek als student om rond te hangen?

Ann: “We waren altijd aan het werken. (lacht) Maar wanneer we dat niet deden, trokken we naar Cinderella’s Ballroom, een kelder op de Stadswaag waar alternatieve muziek gedraaid werd. Er hing een ongelooflijke energie. Het waren de jaren zeventig, het prille begin van de punk, en van overal kwamen er mensen om te dansen, van studenten aan de Academie tot hoertjes uit het Schipperskwartier. Ik zou morgen teruggaan als het kon.”

Walter: “De Cinderella was punk, glamrock en Bowie. We gingen er elk weekend samen naartoe. Dat ging gepaard met een urenlange voorbereiding waarbij we ons uitgebreid opkleedden. Elke week hadden we een andere look.”

Dries: “Het was de plek waar alle jaren van de Academie samenkwamen, zo trokken we veel op met Martin Margiela en Bob Verhelst (scenograaf van modetentoonstellingen in binnen- en buitenland, red.). We gingen meestal uit op zondagavond, waardoor we op maandag vaak pas tegen halftwaalf op school aankwamen omdat we simpelweg te moe waren. Pas nadat we een grote zak koffiekoeken hadden opgegeten, kon onze week beginnen.”

De Zes van Antwerpen voor de schoolpoort van de Academie (september 1987).
De Zes van Antwerpen voor de schoolpoort van de Academie (september 1987). © PHILIPPE COSTES

Lars Mertens, 1ste jaar: Hoe kijken jullie naar de Academie vandaag? Wat is er ten goede veranderd en wat missen jullie nu?

Dries: “Wat voor mij de grootste verandering is, is dat je vroeger echt op een kunstacademie zat. We zaten in dezelfde gang als fotografie en grafische vormgeving, in de refter at je samen met studenten van beeldhouwen, schilderen, juweelontwerp… De richtingen liepen veel meer door elkaar, terwijl je vandaag echt een student bent aan de Modeacademie en er minder contact is met de andere studierichtingen. Dat vind ik jammer, want zo zit je veel meer op een eiland.

Anderzijds is de schaal en het niveau van het onderwijs enorm verbeterd. Een voorbeeld: onze bibliotheek was het abonnement dat onze leerkracht had op de Franse L’Officiel. (lacht) Elke maand werd het nieuwe nummer doorgegeven. Nu hoef je je laptop maar open te klappen en je vindt alles terug. Ook het aantal leerkrachten, specialisten voor elk onderdeel van de opleiding, is een hele vooruitgang.”

Rohan Kale Steinmeyer, 3de jaar: Moet je een narcistisch kantje hebben om je merk je eigen naam te geven?

Ann: “Ik begrijp niet goed dat die student dat narcistisch vindt. Je vraagt aan een muzikant of schrijver toch ook niet of die zijn eigen naam wel zou gebruiken?”

Walter: “Ik heb mezelf en mijn imago altijd naar voren geschoven, een beetje als een rockster. De manier waarop ik omga met mijn look, die ringen… het is een pose die ik heel bewust kies. Kun je dat narcistisch noemen, ik weet het niet. (lacht) Het logo van mijn merk is een afbeelding van mezelf, naakt. Dat heeft met ego te maken, maar ook met eerlijkheid. Ik geef mezelf bloot en ga er honderd procent voor. Mijn werk moet spreken, maar ik wil ook als persoon een statement maken, al is dat vaak op een heel humoristische en relativerende manier. Ik vond dat het beste passen bij mijn mode, want die is ook direct, expressief en luid.”

Dries: “We hebben er even over gedacht om onze namen te veranderen. De enige Belgische merken die toen ook internationaal bekend waren, hadden een Frans of Italiaans klinkende naam. We stelden onszelf de vraag of je kunt doorbreken met Vlaams klinkende namen als Ann Demeulemeester of Dirk Bikkembergs. Kan iemand dat wel uitspreken? We waren allemaal jaloers op Martin Margiela, die al een goede naam had. Gelukkig hebben we besloten onze namen niet te veranderen. Als ze Yohji Yamamoto kunnen uitspreken, dan zullen wat Vlaamse namen ook wel lukken, dachten we.”

Sandra Ogiolda, 1ste jaar: Wat is jullie definitie van schoonheid?

Dirk: “Cy Twombly’s huizen, Etel Adnans schilderijen, Thomas Houseago’s sculpturen, Charlotte Perriands meubelen, het uitzicht van ons huis in Italië en zo kan ik nog wel even doorgaan…”

Marina: “Schoonheid is niet enkel iets mooi, leuk, lekker of opwindend vinden. Voor mij is het het bewust ervaren van iets wat goed en liefhebbend voelt. Of het nu het zien van je vredig slapende huisdier is, een fascinerend kunstwerk, een prachtige bloesem, het ontvangen van een vriendelijk gebaar of het proeven van een zalig dessert. Het is kijken en ‘waarachtig’ zien, beleven en intens voelen. Het is genieten en je gelukkig voelen, zowel in het alledaagse kleine als in het mysterieuze ongrijpbare dat ons stil van verwondering en ontroering maakt. Ik ben een onverbeterlijke romanticus. Schoonheid voor mij is in vorm, materie en emotie een veruiterlijkt beeld van liefde.”

María Alborés Lojo, 1ste jaar: De werkdruk aan de Academie is heel hoog. Hoe gingen jullie daarmee om? Hebben jullie limieten gesteld aan hoeveel jullie werken?

Walter: “Ik denk niet dat je in de mode limieten kunt stellen. Er gebeuren altijd dingen die je niet in de hand hebt. Dan kun je niet zeggen: nu is mijn werkdag voorbij. Je gaat door tot het in orde is.”

Dries: “Je kunt de dag voor de show toch niet zeggen: ‘Sorry jongens, ik zit aan mijn limiet, morgen doen we verder.’ Dat is ook het mooie van het verhaal: je moet soms tot het uiterste gaan om dingen te realiseren, maar het resultaat maakt dat je het volhoudt. Die drive heeft altijd in mij gezeten. Als student tekende ik al commerciële collecties voor andere merken, om mijn studie te betalen maar ook omdat ik dat heel plezant vond. Overdag ging ik naar school, ’s nachts tekende ik collecties, en soms broste ik om naar fabrikanten te gaan. Ik doe alles heel intens. Ik werk intens, maar ook als ik op vakantie ga, doe ik dat op een intense manier. Als we ergens naartoe gaan, wil ik alles gezien hebben. Ik wil deze studente niet ontmoedigen, maar de druk van de Academie is nog niets vergeleken met de professionele druk nadien. (lacht) Je draagt nog niet de last van honderdvijftig mensen die voor je werken. Je moet op voorhand dus goed nadenken: kan ik daarmee om of niet?”

Ann: “Ik vond de Academie eerlijk gezegd ook niet zo stresserend. Ik deed dat gewoon graag. Ik vond het normaal om iedere dag tot ’s nachts te werken. En zoals Dries zegt: eens je uit de Academie komt, is de werkdruk tien keer zo groot. Dan ga je van tien ensembles per jaar maken naar vierhonderd. Je moet natuurlijk niet alles op je eigen schouders nemen, zoals ik heb gedaan. Je kunt ook samenwerken met een team, maar daar ben ik zelf nooit in geslaagd. Ik heb altijd keihard gewerkt, maar tussen zes en zeven uur ’s avonds ging ik naar huis om bij mijn zoon te zijn. Dat was ons moment. Ik had gelukkig ook een man die goed voor hem zorgde als ik er niet was en begreep hoe intens mijn werk was. Mijn zoon lijkt er toch goed te zijn uitgekomen.”

Eeso, 1ste jaar: Hebben jullie ooit getwijfeld aan een carrière in de mode? Hebben jullie ook mindere periodes gehad en hoe hebben jullie die dan overwonnen?

Dries: “Ik denk dat iedere gezonde creatieve mens weleens aan zichzelf twijfelt en zich afvraagt of het allemaal zin heeft. Het is deel van het creatief proces, die highs en lows maken het boeiend. Je kunt niet de hele tijd op euforie leven en werken. Twijfelen aan jezelf is een gezonde manier van werken, het doet je relativeren. En soms ga je eronderdoor, dat hoort bij het proces.”

Walter: “Mijn carrière is een rollercoaster, met hoogtepunten maar ook veel dieptes. Toch ben ik er altijd in geslaagd om elk seizoen een collectie af te leveren. Je kunt natuurlijk ook de handdoek in de ring gooien, maar ik had altijd genoeg geloof in mezelf en ambitie om te blijven vechten. Ook de liefde voor het vak heeft me erdoor gehaald. Ik was niet vanaf dag één ambitieus, zoals Dirk Bikkembergs die zei dat hij voor zijn dertigste op de cover van Vogue wilde staan. Toen ik ging studeren, was het mij om het plezier te doen. Alles wat ik tof vond – kleding, make-up, fotografie, met mijn handen werken – werd hier in de Academie gecombineerd. Dat is nog niet veranderd.”

Walter: “Zonder de Zes was ik nooit geweest wie ik vandaag ben.” V.l.n.r. Marina Yee, Dries Van Noten, Ann Demeulemeester, Walter Van Beirendonck, Dirk Bikkembergs en Dirk Van Saene.
Walter: “Zonder de Zes was ik nooit geweest wie ik vandaag ben.” V.l.n.r. Marina Yee, Dries Van Noten, Ann Demeulemeester, Walter Van Beirendonck, Dirk Bikkembergs en Dirk Van Saene. © KAREL FONTEYNE

Ann: “Ik heb ook nooit een andere job overwogen. Als ik aan iets begin, wil ik het tot een goed einde brengen. Ik heb dertig jaar lang alles gegeven. Natuurlijk heb ik weleens mindere periodes gehad, maar daar moet je door. Er is maar één oplossing: werken, en dan komt het wel. Het gaat nooit beteren door in je bed te kruipen. Ik zeg niet dat elke collectie goed was, maar het was wel altijd het beste wat ik op dat moment in me had. Als perfectionist zag ik in elke collectie dingen die beter konden, maar dan besliste ik die de volgende keer te tonen. Zo zijn alle collecties als een ketting met elkaar verbonden en zou mijn beste werk niet bestaan zonder de fouten die eraan voorafgingen.”

Sofia Hermens Fernandez, 3de jaar: Welke raad hebben jullie voor de toekomstige generatie ontwerpers?

Marina: “Ik hoop dat ze zich gelukkig en geïnspireerd mogen voelen, en onbevreesd zijn. Dat de toekomstige, jonge creatievelingen met hun engagement bewust en alert omgaan met de grootste uitdagingen van een wereld in verandering, als rebellen van vernieuwing. Misschien geen revolutie, maar een omwenteling, naar betere waarden in ons denken en handelen, voor het klimaat, voor elke medemens, voor vrede. Not a walk in the park, maar dit lukt jullie wel.”

Dirk: “Probeer niet ‘in de mode’ te zijn, maar ontwikkel een persoonlijke stijl waar je altijd op kunt terugvallen en die niet direct ‘uit’ is.”

Walter: “Wees geduldig, blijf doorgaan en dan zal het ooit wel gebeuren. Maar dat wil niet zeggen dat het allemaal direct zal gebeuren. Ze horen de succesverhalen van hun voorgangers die nu bij grote modehuizen zitten en willen dat ook, terwijl ze nog zo veel moeten leren.”

Waren jullie geduldig?

Walter: “Wij moesten wel. Toen wij afstudeerden, was er in België nauwelijks modegeschiedenis geschreven. Er waren geen voorbeelden waaraan we ons konden spiegelen. We hebben met de Zes veel aandacht van de Belgische pers gekregen, maar die kranten en tijdschriften raken niet tot over de grens. Wij zaten echt opgesloten in België. Het heeft veel tijd, geduld en inzet gevraagd voor we ook internationaal zijn doorgebroken.”

Jaden Li, 2de jaar: Wat is het grootste verschil met de modesector vandaag en toen jullie afstudeerden?

Walter: “Het was de pre-internettijd. Wij zijn opgegroeid in de tijd dat mode werd getoond tijdens een show en het pas zes maanden nadien in een magazine terechtkwam. Je ontdekte de wintermode wanneer het echt winter was, er zat een logica achter. Dat ritme is vandaag compleet veranderd. Alles staat direct online.”

Ann: “Onze communicatie met de wereld is organisch gegroeid. Het mooiste compliment was wanneer mensen je brieven stuurden omdat je boodschap en stijl bij hen resoneerden, soms zelfs van mensen naar wie je zelf opkeek. Nu heb je meteen honderden likes of comments bij een post op sociale media, toen kreeg ik misschien één brief per jaar. Ieder van ons had zo zijn eigen niche en publiek, Walter kreeg bijvoorbeeld heel andere brieven dan ik. Die traagheid vond ik heel mooi.”

Marina: “De mode-industrie is vandaag geëvolueerd tot big business, waarvan negentig procent fast fashion is en het maximaliseren van winst door consumeren in een wegwerpcultuur. Het consumentisme is exponentieel gegroeid met mode voor eenieders budget, van Primark tot Louis Vuitton. Het is ongebreideld veel. De uitdaging is nu om je als consument en als ontwerper bewust te zijn van de achterkant van de industrie, van de nefaste impact en gevolgen van deze overproductie van kleding en hebbedingen op onze samenleving en het milieu.”

Ik was jarenlang ‘de zot van de Zes met zijn kleurrijke T-shirts’, maar dat heeft me nooit tegengehouden om mijn eigen ding te doen. Ik heb dat gevoel van de outsider te zijn altijd gekoesterd.

Walter Van Beirendonck

Wat zouden jullie veranderen aan het huidige modesysteem?

Dirk: “Het huidige tempo ligt veel te hoog. We moeten terug naar het mysterie dat er vroeger rond mode hing. Waar we vooral geen nood aan hebben, is nog meer ‘Instagram-mode’, want daardoor verliest het zijn waarde. Dan krijg je reacties als: ‘Oké, dat hebben we nu wel gezien, next.’”

Dries: “Mode is voor veel huizen een business geworden, waardoor de passie voor het product is verdwenen. Gelukkig zijn er nog altijd onafhankelijke, kleinere ontwerpers die hun ziel in hun werk steken.”

Marina: “Wat ik zou doen vandaag, en wat ik nu ook tracht te doen, is verminderen, doelbewust selectief vertragen en kleinschalig werken in mijn collectie-aanbod, deels door upcycling en het creëren van slow en silent fashion.”

Is het vandaag makkelijker of moeilijker om een eigen label te starten?

Dries: “Het boeiende is vooral dat er nu heel veel mogelijkheden zijn. Of je nu aan de slag wilt bij een ontwerper van een groot huis, of liever naar Schotland verhuist en in een schuur wol gaat spinnen en zelfgebreide truien via het internet verkoopt: er is respect voor beide scenario’s. Uiteindelijk heeft elke tijd zijn uitdagingen. Wij waren meesters in het maskeren van hoe kleinschalig we waren. In de jaren tachtig had je allure nodig om het te kunnen maken, terwijl vandaag kleinschaligheid en eigenheid als ontwerper net je sterke punten zijn. Toen wij begonnen met onze labels stond Antwerpen natuurlijk ook helemaal nog niet op de kaart. Mode kon enkel uit Parijs of Milaan komen, Belgische mode was een farce. Vandaag geniet de Academie prestige. Of het daardoor automatisch gemakkelijker is om op jezelf te starten, laat ik in het midden.”

Walter: “Ik geloof wel dat het voor jonge mensen makkelijker is om te starten dan toen wij begonnen, net door die visibiliteit op sociale media. Wij moesten al heel wat uitsteken voor de wereld over ons sprak. Zo hebben we jarenlang iedereen gebombardeerd met uitnodigingen en exclusieve verhalen om de pers tot bij ons te krijgen. Wil je nu iemand contacteren, dan stuur je gewoon een bericht en krijg je vaak ook een antwoord.”

Sandra Ogiolda, 1ste jaar: Welke levensles heb je pas na je tijd aan de Academie geleerd?

Dries: “Alles moet in balans zijn, werk en privé, en misschien is die balans soms wat doorgeslagen. Als ik nu opnieuw zou beginnen, zou ik het anders aanpakken.”

Ann: “Goed werk maken is het begin van alles. Als dat er is, moet je erop vertrouwen dat het vroeg of laat wel zijn weg zal vinden.”

Dirk: “Geloof in jezelf en in wat je doet.”

Walter: “Inderdaad, heb vertrouwen in jezelf. Ik was jarenlang ‘de zot van de Zes met zijn kleurrijke T-shirts’, maar dat heeft me nooit tegengehouden om mijn eigen ding te doen. Ik heb dat gevoel van de outsider te zijn altijd gekoesterd. Op een zeker moment is het idee dat men over mij had ook gekeerd. Er is respect in de plaats gekomen van de pers, buyers en fans. Veel jonge mensen ontdekken mij nu pas als ontwerper. Ik word niet grijs met mijn eerste generatie. Ik ben blij dat het goed is gekomen, ook voor mijn ego. “ (lacht)

Dirk Bikkembergs, het resterende lid van de Zes, woont niet in België en kon niet aan het interview deelnemen. You can read this interview in English: weekend.knack.be/antwerpsix

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content