‘Ik droom niet, ik maak dromen’: ons laatste interview met Karl Lagerfeld
Hij verstond de kunst om alles te ‘karlificeren’. En hij genoot ervan. Karl Lagerfeld, creatief directeur van het modehuis Chanel, is overleden. Dit was het laatste interview met hem dat verscheen in Knack Weekend. Het werd een gesprek tussen twee pasbeurten in.
Hij zegt vaak ‘weet u’ maar laat nooit het achterste van zijn tong zien, speelt met klanknabootsingen en heeft zichtbaar binnenpretjes. Hij is onberispelijk geschoren, zit strak in het pak, met de al even strakke Vatermörder-kraag. Later zal hij uitleggen hoe hij verliefd werd op die bijna hiëratische stijl. Hij rijgt de woorden aan elkaar en kijkt me van tijd tot tijd even aan door zijn onafscheidelijke zonnebril. Eén keer zet hij hem af, om een tekening op zijn tablet te verwijderen, een weerbarstige schets die zich niet zomaar laat wissen. Maar hij blijft proberen met zijn handen in zijn vingerloze handschoenen, want de tekening moet en zal gewist worden.
Met zichtbaar plezier neemt hij de tabletpen om vlug – maar wel met zijn volle aandacht – een zwart silhouet te schetsen, met een vleugje oranje lipstick. Zodat hij beter kan uitleggen wat het fundamentele verschil is tussen het gebruik van dit technologische hoogstandje en tekenen op papier. ‘Ach, waarom vergelijken ?’ Hij haalt de schouders op : ‘Alles verandert, ik klamp me nergens aan vast, alles verandert, ook in mijn vak.’
‘De modewereld is een dagelijks gevecht, maar dat is net het leuke eraan. Ik ben een huurling’
December in Parijs, een vrijdagavond. Onder het portret van Mademoiselle Chanel zit Karl Lagerfeld, aan een zwartgelakte tafel in zijn studio in de rue Duphot, achter de rue Cambon 31. Na een dag vol fotoshoots voor zijn eigen collectie, keurt hij nog zorgvuldig de laatste essayages van de collectie Métiers d’art, met als thema Paris-Bombay, die over vier dagen zal worden geshowd. Een mannequin passeert, loopt een rondje en verdwijnt weer. Haar jasje zit perfect. Virginie Viard, de rechter- én linkerhand van Lagerfeld, kijkt nauwlettend toe.
Aan de overkant zit lady Amanda Harlech, de muze van Karl Lagerfeld. Amanda – wereldreiziger, pianiste, fotografe – was onlangs in India en bundelde haar ervaringen in een fraai rood-verguld boek. Een cadeau voor de gasten tijdens het komende defilé. En dan is er nog Kim, de stoffenspecialiste bij Chanel, ‘een bulldozer met een uniek talent voor textiel en kleur’, zegt Karl Lagerfeld, zijn Légion d’honneur-kenteken op de revers gespeld. Hij kent haar al twintig jaar, van toen ze begon als stagiaire. Hij werpt een laatste blik op een jas, een das en het schitterende borduurwerk dat volgende dinsdag op de catwalk te zien zal zijn. Stress? Nee, dat gevoel is hem volledig vreemd. Ook humeurtjes kent hij niet. ‘Dat levert niets op. Dat is zo makkelijk. Die gejaagdheid altijd ! Overigens, die Métiers d’art-collectie, dat is als de voorbereiding op een feest, een gekostumeerd bal…’
Moe ? Het woord alleen al !
Hij doet je graag versteld staan, springt van de hak op de tak, speelt pingpong met zijn gedachten, komt soms giftig uit de hoek, lacht, schiet met scherp en strooit met complimentjes. Zo is de man die verantwoordelijk is voor zes collecties alleen al voor Chanel, waar hij al aan de slag is sinds 1983. En dan hebben we het nog niet eens over de andere collecties, Fendi, Hogan, zijn eigen merk, zijn bibliotheek en zijn uitgeverij 7 L, zijn foto’s, zijn kortfilms, zijn vele uiteenlopende samenwerkingsprojecten. Karl Lagerfeld is een hyperactieve duizendpoot die met plezier alles karlificeert.
‘Met venten kun je niet over stoffen praten’
Is hij dan nooit moe? Het woord alleen al! Hij veegt het meteen van tafel : ‘Het is een fulltime job, en wie dat te vermoeiend vindt en op zijn zestig met pensioen wil gaan, die moet maar ambtenaar worden.’ Hij gelooft rotsvast in ‘een permanente stroom van creativiteit’. En ook dat karlificeert hij : ‘Sommige mensen baren een collectie en hebben dan het gevoel dat ze van een drieling bevallen zijn, dat ze dan zes maanden nodig hebben om te herstellen. Belachelijk. De modewereld, dat is een non-stopdialoog. Het is een dagelijks gevecht, maar dat is net het leuke eraan. Ik ben een huurling.’
Wat is er geworden van de jas waarmee u in 1954 de ontwerpwedstrijd van het Internationaal Wol Secretariaat won en uw eerste stappen in het modevak zette?
‘Daar heb ik geen flauw idee van, ik hou dat niet bij. Ik ben er gewoon ingerold, in dit vak. Puur toeval, want ik wilde eigenlijk tekenaar van spotprenten, portretschilder of illustrator worden. Maar toen ik die wedstrijd won, besloot Balmain die jas te gaan maken, en Dior de jurk en Fatah het mantelpakje. Toen ik naar Balmain ging voor de essayages, vroeg hij me of ik niet in de modewereld wilde werken. Ik zei ja, ook al zat ik toen nog op school. Ik vroeg de toestemming aan mijn ouders, en ze gingen akkoord. ‘Anders ga je je hele leven zeuren dat je gefrustreerd bent. Maar als het niet lukt, moet je wel terug naar school’, zeiden ze. En het lukte. Ik hield niet echt veel van de creaties van Balmain, ik vond ze vrij pretentieus, ik voelde meer voor Dior en Balenciaga. Maar ik zei tegen mezelf : je bent hier niet als kunstcriticus, je bent hier om te leren.’
En toen vond u maar meteen het beroep van freelance stylist uit…
‘Precies, vooral om een modehuis te kunnen overnemen. Maar zo’n Dior of Chanel – er zijn er niet zo veel grote : als je dat te vermoeiend vindt, kun je dat beter niet doen. Waarom zou je ? En het heeft ook geen zin een hele organisatie te ondermijnen met je humeurtjes. Dat heeft vaak ook te maken met alcohol en drugs, en met het onvermogen om behoorlijk werk te leveren.
‘Als er iets dodelijk is, dan is het een overmaat aan respect’
Chanel is op organisatorisch vlak een voorbeeld voor anderen, maar ze hebben wel moeite om ons tempo bij te houden, omdat het hen ontbreekt aan een zekere lichtheid. Vaak hebben ze ook te veel mensen in dienst, te veel managers en marketeers, terwijl wij…, wij hebben niets van dat alles, we doen het op onze manier.’
Waar komt die lichtheid vandaan ? Is dat omdat u de hele collectie van meet af aan zelf uittekent ?
‘Ja, alles begint bij mijn schetsen. Maar volgens mij wordt er vaak veel te veel gedrapeerd, ik noem dat drapouilleren. Dat is niet meer van deze tijd. Wat een gedoe! Zo duurt het ook veel te lang. Ik ben ontwerper en ik hou ervan op zoek te gaan naar ideeën en die dan uit te werken. Ik teken vrij goed, om niet te zeggen zeer goed. De vrouwen die met mij samenwerken, kunnen die tekeningen lezen. Met venten kun je niet over stoffen praten.’
Madame Jacqueline, die aan het hoofd staat van uw ‘atelier tailleur’, heeft een grote bewondering voor uw tekeningen. Zij noemt ze perfect.
‘Precies, de verhoudingen, de details, en tegelijk een vleugje chic. Ik zou nooit alles kunnen realiseren als ik zo niet zou werken. En ja, er zijn niet zo veel concurrenten in deze business. Ik vraag me af of ze nog tekenen, de meesten hebben assistenten of zijn uren bezig met drapouilleren. Daar hou ik me niet mee bezig.’
Kende u het erfgoed van Chanel voor u de drijvende kracht werd in dit huis?
‘Ik ben hier nu al bijna dertig jaar. Dus weet ik niet meer wat ik toen kende of niet kende. Al ken ik natuurlijk wel goed de hele modegeschiedenis. En er zijn natuurlijk de archieven. Hoewel, daar kijk ik nooit in, ach. Waarom zou ik? Ik ken alles uit het hoofd. Nee hoor, liever niet, ik kan me toch niet gaan bezighouden met vintage?’
Maar u ‘chaneliseert’ wel alles…
‘Als ik dat niet had gedaan, zou het hier al lang afgelopen zijn. Als er iets dodelijk is, dan is het een overmaat aan respect. Tien jaar na het overlijden van Chanel, voor ik hier arriveerde, was het al respect wat de klok sloeg. Maar er was geen hond meer geïnteresseerd… Zelfs de eigenaar geloofde er niet meer in. Hij zei : ‘Doe ermee wat je wilt.’ Hij heeft me zijn vertrouwen geschonken, en nu kan ik dus doen wat ik wil.’
Bent u dan bij Chanel aan de slag gegaan omdat u vrij spel kreeg of omdat iedereen u aanraadde om er niet aan te beginnen?
‘Alletwee. Ik kreeg de volledige vrijheid én tegelijk waren er mensen die ‘niet doen !’ riepen. Maar ik wist goed welke spirit ik tot leven wilde wekken. Ik wilde uitgaan van een bepaalde traditie, maar zonder overdreven veel respect. Niet te weinig, maar te veel respect is funest.
‘Charlie Chaplin werd door iedereen herkend omdat hij een typetje speelde. Maar ik? Ik ben mezelf, elke dag weer, een klassiek geklede man. Wat is daar zo bijzonder aan?’
Weet u, ik heb al eens gedacht om via het internet een collectie T-shirts te verkopen tegen een zeer betaalbare prijs. Maar wel één keer, geen twee keer ! Is dat geen goed idee ? Het oude exclusiviteitsidee dateert uit een ander tijdperk, vandaag moet je op alle terreinen aanwezig zijn. Chanel verkoopt zeer dure kleding, maar ook lipsticks en nagellakken. Waarom dan geen T-shirts op het internet ? Dat kan best grappig zijn.’
Is dat uw idee van het ‘élitisme de masse’, dat u vooral nastreeft sinds de collectie die u in 2004 voor H&M ontwierp?
‘Ja, dat begrip werd min of meer door mij uitgevonden. We mogen de massa’s niet misprijzen. Het is niet omdat de mensen minder geld hebben dat ze slecht gekleed moeten gaan. Kijk naar H&M, Zara en andere merken… Met weinig geld kun je daar mooie dingen kopen, en ze hebben kleren die correct ontworpen zijn. Ik heb die collectie getekend voor H&M, ik weet hoe dat gaat, en ik heb ook al eens iets gedaan voor Macy’s, niet meer dan zo’n dertig modellen, met als gevolg een stijging van 300 procent in vergelijking met de verwachtingen. Weet u hoeveel clicks dat zijn ? Eén miljard in één week. Nog nooit gebeurd. Een wereldrecord !’
Hoe verklaart u die stormloop?
‘Ik verklaar niets, want als je zoiets begint te verklaren, dan denken ze dat er een systeem is. Nee, we doen iets en dan laten we ons verrassen ! Het zijn niet altijd aangename verrassingen, maar dit keer was het wel raak.’
U lijkt er een duivels plezier in te scheppen met uw imago te spelen en de dubbele bodems op elkaar te stapelen.
‘Ja, ik ben een speelvogel. Ik hou niet van sport, maar ik speel wel graag, op professioneel vlak. Ik amuseer me. Ik heb het geluk eruit te zien als een marionet, als een figuur die iedereen direct herkent, dus begin ik daarmee te spelen en profiteer ik daarvan.’
Er zou zelfs een miniatuurfiguurtje van u bestaan in een sneeuwbol…
‘Ja, die sneeuwbol behoort tot de Sephora-collectie. Het was hun meest verkochte artikel, maar het is al uitgeput. Waanzinnig toch ? Ongelooflijk. Charlie Chaplin werd door iedereen herkend omdat hij een typetje speelde. Maar ik ? Ik ben mezelf, elke dag weer, een klassiek geklede man. Wat is daar zo bijzonder aan ? Ik draag een hemd, een jasje, een pantalon. Zoals iedereen.’
‘Op een dag zal ik de lat niet meer hoger kunnen leggen, vrees ik’
Begon die buzz rond u misschien toen u besliste uw lichaam en meteen ook uw imago te restylen?
‘Dat was in 2000, al lang geleden, de prehistorie… Het was allemaal onvoorspelbaar. Er zijn zoveel mensen die zichzelf eens onder handen nemen, maar dat betekent niet automatisch dat ze van zichzelf een merkbeeld maken, een personage dat meteen herkenbaar is in de hele wereld. Let op, het heeft ook nadelen. Ik kan niet meer op straat lopen, zeker niet nu met al die smartphones waarmee je ook foto’s kunt maken… De mensen halen meteen hun toestel boven, maar ze zijn tegelijk geïntimideerd en kunnen vaak geen foto nemen omdat hun handen beginnen te beven ! Maar ik troost me met dat mooie Franse gezegde : ‘ On ne peut avoir le beurre et l’argent du beurre.‘
Hoe begint u precies aan een collectie ?
‘Er is geen enkele regel, geen methode. Anders zouden anderen zich daarop wel inspireren. Nee, er zijn geen vaste regels. Dat blijkt trouwens uit het feit dat iedereen anders werkt.’
Uw lente/zomercollectie 2012 kenmerkt zich door zeer heldere kleuren, wat op de catwalk nog wordt versterkt door een decor dat doet denken aan ‘Twintigduizend mijlen onder zee’…
‘Ik had zin in iets kleurigs…’
Maar er is wel een immens verschil met uw vorige collectie, de wintercollectie. Dat leek wel een idealisering van bepaalde rockfiguren in een vrij apocalyptische setting.
‘Ja, dat was drie dagen vóór die ramp in Japan. Het lijkt wel alsof ik helderziend was, alsof ik het voelde aankomen… Na de zomercollectie 2011 met die Franse tuinen, die een meer serene sfeer uitstraalde, was het tijd voor iets pittigers. Ik hield wel van dat angstaanjagende decor, die donkere sfeer, die bomen, die postnucleaire wereld. Maar nu is het weer tijd voor iets anders. Met opnieuw een defilé als een Cecil B. DeMille-film… Weet u, zo’n decor is niet klaar in 24 uur! Ik vond de reactie van de architecte Zaha Hadid wel grappig. ‘O, dat decor zou ik wel ontworpen kunnen hebben,’ zei ze. Waarna ik heb geantwoord : ‘Maar wist u dan niet dat u God was en dat u de vissen geschapen hebt… ?’
Een magische carrousel, een ijsberg, een woud na een nucleaire ramp, spectaculaire onderzeetaferelen… Het waren waanzinnige decors en verbluffende defilés. Blijft u de lat altijd maar hoger leggen?
Op een dag zal dat niet meer lukken, vrees ik. Maar anders kun je evengoed in bed blijven liggen. Bewegen is de boodschap, nooit stilstaan.
Wanneer u aan het eind van het defilé het publiek komt groeten, wat voelt u dan ?
‘Niets. Wat kun je daar bij voelen? Voldoening? Ik ben nooit tevreden, ook niet als iedereen het goed vindt.’
Is ontevredenheid dan uw motor?
‘Tevredenheid kan heel snel tot zelfvoldaanheid leiden. Het kan altijd beter, en wanneer je denkt dat je niet beter meer kunt, dan kun je beter stoppen.’
U bent waarschijnlijk ook erg veeleisend voor uw medewerkers?
‘Ja, maar dat zie ik niet als veeleisendheid, dat is een vanzelfsprekendheid. Het kan niet anders. Toen ik jong was, werkten we minder hard, bij Patou waren er maar twee collecties per jaar, en ik heb me nooit zo hard verveeld als toen. Ik ben gemaakt om te werken.’
Is dat de verklaring voor al uw samenwerkingsprojecten?
‘Sommige mensen vragen zich zelfs af of het allemaal niet te veel wordt en vooral te versnipperd. Maar weet u, ‘veel’, dat is niet zoals de Seine die ineens buiten haar oevers treedt. Ik doe alleen wat me amuseert. Ik heb een balpen ontworpen voor Dupont omdat ik die specifieke balpen wenste, en het werd een ongelooflijk succes. Toen kwam er nog een aansteker bij, maar die heb ik aan Virginie gegeven, want ik rook niet. En die glazen die ik ontwierpen voor Orrefors in Zweden, dat was gewoon omdat ik glazen wilde met een schoteltje eronder. Eender welk kopje heeft een schoteltje, waarom heeft een glas er dan geen?’
‘Het klinkt misschien stom, maar ik ben doordrongen van een elementair, primitief pragmatisme. Als ik een collectie ontwerp voor Macy’s, dan maak ik voor elke jurk een tekening. Ik werk dus niet met licenties, ik geef mijn naam niet weg aan anderen die er dan mee aan de haal gaan. Nee, voor elk kledingstuk maak ik zelf een tekening.’
Men spreekt over het einde van de defilés, zoals we ze nu kennen…
‘En wie is die ‘men’ ? ‘
Wij horen daar in elk geval niet bij!
‘Ach, meisje, laat die ‘men’ maar praten.’
En hoe ziet u de toekomst van de blogsters? U was een van de eersten om hen uit te nodigen op uw defilés, vooraan op de eerste rij.
‘Sommigen zijn goed, en anderen zijn waardeloos. Maar wie kan het wat schelen ? Sommige dames die schrijven voor dagbladen denken dat ze een goede pen hebben. En sommigen zijn ook goed. Maar hun mooie teksten verschijnen zes maanden voor alles in de winkels ligt. Soms zeg ik hen weleens dat ik bewondering heb voor hun moed om te blijven doorgaan met iets wat van geen enkel belang is…’
Maar u bent wel een groot krantenlezer en een groot liefhebber van boeken.
‘Ja, ik ben dol op papier en ik lees graag, ik wil alles weten, maar daarom lees ik niet alles over mode. Weet u, ach, de mening van één persoon… Als iemand niet houdt van iets wat ik gemaakt heb en beslist om iets afschuwelijks van iemand anders te bewieroken, dan kan ik me alleen maar gelukkig prijzen dat ik daaraan ontsnapt ben.’
Voelt u zich dan nooit gekwetst?
‘Nee, maar ik ben wel in een positie waarin ik me dat kan veroorloven. Mocht ik een beginneling zijn die een klein modehuis uit de grond moet stampen, dan zou dat wel anders liggen. Wij merken het zelf wel wanneer iets niet goed is, wij hebben daarvoor geen oordeel van buitenstaanders nodig. En we zijn daar hard in. Ik wil geen mouwvegers die alleen maar ‘O, fantastisch, subliem, geniaal !’ roepen.
In een modehuis – ik zal het niet bij naam noemen, maar het heeft twintig jaar lang zichzelf herhaald – hoorde ik ooit een van de vrouwen die er werkte zeggen : ‘U begrijpt dat wij soms al eens een steekje laten vallen, maar de grootste mislukking bij ons is nog altijd mooier dan de mooiste creatie van een ander’. Met zo’n mentaliteit kun je het volgens mij wel vergeten. En iedereen is hen ondertussen ook vergeten.’
Analyseert u dan ook regelmatig de omzetcijfers?
‘Ik kijk niet naar de cijfers, ik kijk naar het visuele resultaat. Natuurlijk geeft men mij wel een vaag idee van de cijfers, maar ik controleer ze niet. Ik ben geen boekhouder. Ik weet hoe ik geld moet uitgeven, en ik ben tot de bevinding gekomen dat wat je door de ramen naar buiten gooit, via de deur terug naar binnen komt. Als je het niet naar buiten gooit, kan het niet terug naar binnen vliegen.’
Wat was uw laatste aankoop?
‘Ik heb geen tijd om te gaan shoppen.’
Ik kan me u ook moeilijk voorstellen als iemand die gaat ‘shoppen’.
‘Dat klopt. Ik doe dat zeer weinig. Ik ga wel eens winkelen in mijn eigen boekhandel en ook bij Galignani, heerlijk, dat is een van de beste boekenwinkels ter wereld. En zo is er nog een winkel in Duitsland, ook zeer goed. Ik ga ook wel eens naar Colette omdat ik van madame Colette houd en ook van de atmosfeer, en ik kom soms ook wel eens bij Dior Homme. Maar dat zijn geen grote hoeveelheden, want doorgaans wordt alles bij mij aan huis geleverd, bijvoorbeeld mijn hemden van Hilditch and Key, die ik al draag sinds mijn zestien jaar.’
Droeg u toen u zestien was ook al die strakke kraag?
‘Ik kan u een foto laten zien. Mijn peter was 75 jaar toen ik geboren werd en hij is 104 geworden. Hij kleedde zich op die manier en ik vond dat heel chic, en mijn moeder ook. Ik herinner me dat mijn vader op een keer, toen hij bijna 90 was, verscheen in een kamerjas en een sjaal, en dat mijn moeder sneerde : ‘Wil je soms naar het bejaardenhuis ? Ik wil hier geen oudjes in negligé zien.’ En ze had gelijk.’
U zit dus bijna van nature, of bijna genetisch in zo’n strak korset… ?
‘ Absoluut. Ik denk dat een strakke fysieke houding een goede invloed heeft op de psyche. Vormeloosheid leidt tot futloosheid. Maar ik draag geen korset, voelt u maar, ik zorg er wel voor dat ik dat niet nodig heb. Afgrijselijk, alleen het idee al, zo opgesloten te zitten!’
Wat zou u nog graag doen dat u nog niet gerealiseerd hebt?
‘Barokmuziek zingen in kerken en piano spelen. Maar ik heb er geen talent voor.’
In welke taal droomt u?
Als het nachtmerries zijn… in het Duits. Maar ik droom niet veel. Ik probeer de werkelijkheid te veranderen in een droom.’
Hebt u al aan een troonopvolger gedacht?
‘Dit is geen koninkrijk maar een republiek ! En het is niet mijn probleem. Al zal ik wel alles in het werk stellen om te voorkomen dat Chanel ooit in slechte handen zou vallen. Met al onze inspanningen en alles wat we hebben opgebouwd, zou dat wel erg jammer zijn. Monsieur Wertheimer zei me op vriendelijke toon : ‘Als u het ooit op een dag beu bent, verkoop ik de zaak.’ Wat kan ik dan nog zeggen ?’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier