De lange zoektocht van donorkinderen: ‘Wij zijn meer dan een potje zaad’
Wat als je biologische vader een anonieme spermadonor is? Drie donorkinderen doen hun verhaal. ‘Ik ben bijna 40. Ik wil eindelijk weten wie ik ben.’
‘Al mijn hele leven had ik het gevoel dat er een paar puzzelstukjes misten, dat er iets niet klopte. Ik vond het moeilijk om mijzelf te herkennen in de spiegel. Ik weet pas sinds zeven jaar waar dat gevoel vandaan komt: ik ben een donorkind.’
An Peeters (30) groeide 25 jaar lang op in de veronderstelling dat haar papa haar biologische vader was. Toen bleek dat dat niet zo was, moest ze haar hele wereld en identiteit opnieuw vormgeven: ‘Een tijdje probeerde ik gewoon verder te leven, maar al gauw merkte ik dat de leegte die ik voelde niet gevuld kon worden door het te negeren.’ Sinds een dik jaar is An actief op zoek naar haar biologische vader. Dat doet ze via DNA-testen en stamboomonderzoek.
An is niet de enige. De Vlaamse maakt deel uit van Donor Detectives, een Nederlands-Belgische activistische organisatie die donorkinderen de kans geeft om samen hun natuurlijke vader en verwanten op te sporen. De speurneuzen boeken succes: drie van de zes oprichters hebben hun biologische vader al gevonden, 45 Belgische en Nederlandse donorkinderen hebben hun biologische vader gevonden en meer dan 200 donorkinderen hebben halfzussen of -broers gevonden.
‘Ik weet: ik besta, dus hij bestaat ook. Hij is ergens. En ik zal hem vinden. Pas dan zal ik ook rust vinden’ (Joyce, 19)
De Limburgse Joyce Lemmens (19) vond zo onlangs haar halfzus. Joyce weet sinds haar zeventiende dat ze een donorkind is. Haar ouders zaten samen met haar bij haar psychologe om het nieuws te vertellen: ‘Dat kwam als een absolute shock. Ik kon niet meteen huilen. Mijn hele leven flitste voorbij en alles bleek een leugen te zijn. Ik viel in een zwart gat.’
Ik wil echt weten waar ik vandaan kom. Een familiereu0026#xFC;nie verwacht ik niet. Een foto zou al genoeg zijn, zo kan ik een gezicht plakken op de man die voor de helft van mijn genen verantwoordelijk is.
Joyce, donorkind
De ouders van Joyce zijn gescheiden. Met haar vader heeft ze moeizaam contact. Nadat ze het nieuws hoorde, werd hun relatie nog stroever: ‘Hij verbrak het contact omdat hij niet meer wist hoe hij met mij moest omgaan. Ik belde hem en hij nam niet op. Ik stuurde hem brieven, stond aan zijn deur… Niets hielp. Dat maakte mij wel verdrietig. Ik had meer dan ooit een vaderfiguur nodig. Net wanneer ik hem het meeste nodig had, liet hij mij in de steek.’
Joyce besloot op zoek te gaan naar haar donorvader. ‘Ik wil echt weten waar ik vandaan kom. Een familiereünie verwacht ik niet. Een foto zou al genoeg zijn, zo kan ik een gezicht plakken op de man die voor de helft van mijn genen verantwoordelijk is.’
Ze meldde zich aan bij Family Tree DNA, een internationale databank waar zij en haar moeder DNA-stalen naar opstuurden. Het DNA-onderzoek leverde haar een directe link op met een Gentse halfzus, met wie ze haar donorvader deelt. ‘Toen ik haar ontmoette, zag ik meteen veel gelijkenissen. Als we naar elkaar keken, zagen we onszelf. We delen een passie voor reizen. We denken dat onze biologische vader misschien een rondreizende zigeuner is (lacht).’
De zoektocht naar haar donorvader zet Joyce nu verder samen met haar halfzus. ‘Ik ben er echt van overtuigd dat we hem gaan vinden, al was het maar omdat we het zo graag willen. Ik weet: wij bestaan, dus hij bestaat ook. Hij is ergens. En we zullen hem vinden. Pas dan zal ik rust vinden.’
‘Opeens ben ik het bastaardkind, de lafaard die zegt dat de vader die mij opvoedde mijn vader niet is. Dat heb ik nooit beweerd. Ik wil gewoon weten op wie ik echt lijk’ (Sandy, 39)
Die rust zoekt ook Sandy Van Den Abeele (39). ‘Mijn hele leven heb ik het gevoel gehad dat mijn vader mij niet kon uitstaan. Onze band was nooit goed. Ik lijk fysiek niet op hem: hij heeft donkerder haar, ik ben blond. Ik ben zeer empathisch, hij is eerder dominant. Mijn hele jeugd dacht ik: hier klopt iets niet’, vertelt de Oost-Vlaamse.
Op een trouwfeest een jaar geleden bleken haar vermoedens te kloppen: ‘De zus van mijn vader sprak na een paar glazen champagne haar mond voorbij. Blijkbaar wist iedereen in de familie dat ik een donorkind was, behalve ik. Dat kwam hard aan. Ik vind het jammer dat ik het op deze manier te weten ben moeten komen. Ik ben mijn man huilend in de armen gevallen.’
Sandy had een moeilijke jeugd. Haar vader was verslaafd aan alcohol en werd vaak gewelddadig. ‘Ik heb dat gedrag goedgepraat omdat hij mijn vader is. Als ik vroeger had geweten dat hij niet mijn biologische vader is, had ik dat gemakkelijker los kunnen laten, was ik voor mezelf opgekomen.’
Zelfs wanneer je omringd bent door veel liefde, wil je graag weten waar je vandaan komt. Je wil informatie over erfelijke ziekten, over je karakter… Liefde en biologie zijn twee verschillende dingen. Anonieme donatie van sperma is traumatiserend. Iedereen heeft recht om te weten van wie ze afstammen.
Sandy, donorkind
Het verhaal van Sandy is uitzonderlijk, weet ze. Genoeg donorkinderen groeien op in een liefdevolle thuissituatie. Of dat wil zeggen dat zij daarom minder de drang voelen om hun donorvader te vinden, betwijfelt ze: ‘Zelfs wanneer je omringd bent door veel liefde, wil je graag weten waar je vandaan komt. Je wil informatie over erfelijke ziekten, over je karakter… Liefde en biologie zijn twee verschillende dingen.’
Bij de internationale DNA-databank MyHeritage vond Sandy al een match met een verre neef uit Gent. Het is een link die het haar mogelijk maakte om een stamboomonderzoek op te starten. Dat is niet alleen emotioneel slopend werk; het is ook financieel een heikel punt: ‘Telkens je een bepaalde tak in je stamboom uitpluist, moet je DNA-stalen betalen. Dat loopt al snel op tot enkele honderden euro’s.’
Anonieme donatie van sperma is iets wat niet meer kan, stelt Sandy. ‘Waarom geen gekende donor gebruiken? Anonieme donatie van sperma is traumatiserend. Iedereen heeft recht om te weten van wie ze afstammen. Mijn man en ik hebben zelf een vruchtbaarheidsprobleem. Wij weten dus heel goed wat het is om geen kinderen te kunnen krijgen. Maar wij kiezen ervoor om de natuur niet verder te manipuleren.’
Sandy is nog steeds vastberaden op zoek naar haar donorvader: ‘Mijn vader wil mij niet helpen. Opeens ben ik het bastaardkind, de lafaard die zegt dat hij mijn vader niet is. Dat heb ik nooit beweerd. Ik wil gewoon weten op wie ik lijk. Ik heb nog nooit in de spiegel gekeken en gedacht: ‘Ik trek op mijn pa, ik trek op mijn pa.’ Daar blijf je naar zoeken: gelijkenissen met iemand. Ik word bijna 40. Ik wil de waarheid weten. Ik wil eindelijk weten wie ik ben. Dat recht heb ik.’
De zoektocht van donorkinderen: wat zegt de wet?
In het Kinderrechtenverdrag staat inderdaad dat elk kind het recht heeft om te weten wie zijn ouders zijn. ‘Er is betwisting over wat daar eigenlijk mee bedoeld wordt’, legt professor familierecht Frederik Swennen uit, ‘Of dat gaat over juridische of biologische ouders, is niet helemaal duidelijk. Momenteel heerst er een consensus dat het niet kunnen achterhalen van de identiteit van anonieme spermadonoren strijdig is met het Kinderrechtenverdrag.’
Donorkinderen leven in een droom: ze beelden zich in hoe hun donorvader leeft, hoe zij in dat plaatje passen. Het is een geromantiseerd beeld van een familie waar ze nooit toe hebben behoord.
Frederik Swennen, professor familierecht
In de Belgische wet wordt gekozen voor anonieme en gekende donatie. De huidige Belgische wetgeving, die anonimiteit van spermadonoren voorziet, is in strijd met de Europese mensenrechten. Dat stelt professor Swennen: ‘Het mensenrechtenhof in Straatsburg heeft zelfs al in een aantal zaken zeer duidelijk gezegd dat de absolute onmogelijkheid om de identiteit van spermadonoren te achterhalen niet strookt met het recht op eerbiediging van het privéleven en familieleven. Je hebt als mens het recht om je familie samen te stellen, en daaronder valt het recht om te weten van wie je biologisch afstamt.’
Maar praktijken zoals het inschakelen van zogenaamde ‘donordetectives’ noemt professor Swennen ‘een spermaguerrilla’: ‘Ik heb daar juridische vragen bij. Wat zij doen is op het randje van de wetgeving rond privédetectives en bescherming van privégegevens. Op eigen houtje alle databanken uitpluizen, lijkt me ook een beetje detective spelen terwijl dat beroep normaal onder heel strenge regels valt. Bovendien vind ik het naar de spermadonoren toe een te harde manier om hen plots te confronteren met de gevolgen van een keuze die zij lang geleden hebben gemaakt.’
Professor Swennen schuift het idee van een commissie naar voor, waarbij bemiddelaars spermadonoren contacteren en de optie geven van een ontmoeting, zonder enige druk. ‘Het recht van het kind om te weten wie zijn ouders zijn weegt uiteraard door. Maar je moet niet zomaar aanbellen en mensen hun privacy schenden. Als je de identiteit van je spermadonor achterhaalt, heb je toch wat je wil? Waarom moet daar nog een ontmoeting van komen?’
Het is een argument dat door critici vaak wordt aangehaald: donorkinderen die de identiteit van hun biologische vader opzoeken, willen veelal een fantasie van een denkbeeldige familie waarmaken. ‘Familie is maar voor een miniem stukje die sperma- en eicel. Het is meer een sociaal en cultureel dan een genetisch gegeven. Donorkinderen leven in een droom: ze beelden zich in hoe hun donorvader leeft, hoe zij in dat plaatje passen. Het is een geromantiseerd beeld van een familie waar ze nooit toe hebben behoord.’
‘Ik was radeloos. Ik bedacht absurde plannen om in te breken in de fertiliteitskliniek om dossiers te stelen’ (Helena, 32)
De Antwerpse Helena (32), ook een donorkind, gaat niet akkoord met die visie. ‘Iedereen heeft er begrip voor wanneer adoptiekinderen op zoek gaan naar hun familie. Daar worden tv-programma’s over gemaakt. Kijkers pinken een traan weg wanneer iemand na 20 jaar zijn moeder terugvindt. Maar als het over donorkinderen gaat, kan je op minder steun rekenen. Je bent niet meer dan het product van wat zaad uit een potje, bij wijze van spreken. Maar ook donorkinderen zitten met identiteitsvragen en willen weten waar ze vandaan komen. Je mag ons dat recht niet ontzeggen. Wij zijn meer dan een potje zaad.’
Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik bepaalde delen van mezelf niet kon zien als ik in de spiegel keek. Dat heeft voor een soort van identiteitscrisis gezorgd. Ik vond mezelf niet mooi. Ik stoorde mij aan mijn lichaam omdat ik niet alles een plaats kon geven.
Helena, donorkind
De zoektocht naar haar biologische vader is heel emotioneel geweest voor Helena. ‘Toen ik in mijn puberteit kwam, voelde ik me heel vreemd. Zoals veel tieners voelde ik mij onbegrepen. Ik had een somberheid en terughoudendheid in mij die ik niet kon plaatsen in mijn familie, die eerder extravert is. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik bepaalde aspecten van mezelf niet kon zien als ik in de spiegel keek, zowel fysiek als karakteriëel. Dat heeft voor een soort van identiteitscrisis gezorgd. Ik herkende mezelf niet in mijn familie en ik vond mezelf niet mooi. Ik stoorde mij aan mijn lichaam omdat het zo onherkenbaar was, op enkele kenmerken die ik met mijn moeder deel, na.’
Op haar vijftiende heeft haar moeder met Helena gedeeld dat ze afkomstig is van een anonieme spermadonor. ‘Ik heb haar een lange tijd niet willen geloven. Ik dacht dat ze loog. Ik kon mij niet inbeelden dat ik niet verwant was aan mijn grootouders, waar ik een hechte band mee heb.’
Toen haar papa terminaal ziek werd, kwam alles in een stroomversnelling. ‘Ik werd geconfronteerd met het verlies van mijn papa. Hij had nog maar een paar dagen te leven. Als ik op dat moment geen DNA-test zou doen, zou ik nooit weten of mijn moeder de waarheid had gesproken. Ik was overmand door verdriet. Het voelde aan alsof ik mijn papa op zijn sterfbed verraadde. Maar ik had gewoon zekerheid nodig.’
Helena wenste op zoek te gaan naar haar donorvader, maar de fertiliteitskliniek weigerde haar gegevens vrij te geven. Ze stootte op onbegrip. ‘Een dokter beschuldigde me ooit van immoreel gedrag. Ze zei dat als donorkinderen hun strijd winnen, niemand nog sperma zou doneren. Terwijl het nooit mijn bedoeling is geweest om iemand zijn identiteit tegen zijn wil te ontbloten. Mijn vragen waren in eerste instantie algemeen. Het ging over basisinformatie, niet zijn naam. Wat voor een karakter heeft mijn donorvader? Draagt hij bepaalde ziektes met zich mee? Hoe ziet hij eruit?’
Mijn familie, dat zijn de mensen die mij in slaap hebben gewiegd, de mensen die mij hebben getroost als ik viel. De ontdekking van mijn donorvader verandert daar niets aan.
Helena, donorkind
De ruimere vraag die Helena wilde beantwoorden was wat ze van haar donorvader genetisch had meegekregen en wat ze via opvoeding en haar omgeving ontwikkelde. ‘Iedereen erkent het belang van zowel nature als nurture bij de identiteitsvorming, maar als het gaat over donorkinderen zou “nature” plots van geen enkel belang zijn’, zucht Helena, ‘Niemand wou mij de basisinformatie geven. Ik was radeloos. Ik bedacht absurde plannen om in te breken in de fertiliteitskliniek om dossiers te stelen. Niet dat ik die ooit heb uitgevoerd natuurlijk (lacht).’
Helena zag geen oplossing, tot ze in mei 2017 een artikel las over donordetectives. ‘Plots was mijn identiteitsprobleem geen abstract filosofisch gegeven meer. Het was een rationeel en praktisch vraagstuk dat ik kon oplossen als ik er genoeg energie in stak.’
Na het opsturen van DNA-stalen naar internationale databanken en stamboomonderzoek, schreef ze zich in bij de internationale databank 23andme. Via die weg vond ze haar donorvader. ‘Ik kon niet geloven dat het echt was, dat ik hem gevonden had. Ik had het gevoel dat ik de loterij gewonnen had.’
Omdat ik mijn donorvader nu ken, weet ik beter wie ik ben. Voor het eerst in mijn leven zie ik mezelf helder, en ook graag. Ik kan nu in de spiegel kijken en mezelf aanvaarden.
Helena, donorkind
Nadat ze al haar moed bij elkaar raapte, heeft Helena hem gecontacteerd. ‘De weken verstreken. Ik viel huilend in slaap. Plots kreeg ik een bericht van hem. Hij had alleen maar begrip voor mijn vraag. Hij wou mij ontmoeten.’ Helena heeft nu een ontluikende band met haar donorvader. ‘We spreken af en toe af en we bellen soms. We koken samen. Hij brengt mij souvenirs mee van zijn reizen.’
Hoewel hij onmiskenbaar deel uitmaakt van haar identiteit en een deel van haar leven is geworden, ziet Helena haar donorvader niet als haar vader. ‘Mijn familie, dat zijn de mensen die mij in slaap hebben gewiegd, de mensen die mij hebben getroost als ik viel. De ontdekking van mijn donorvader verandert daar niets aan.’
‘Maar ik deel het temperament van mijn donorvader en zijn nieuwsgierigheid. Ik heb zijn ogen en zijn lach. Omdat ik hem nu ken, weet ik beter wie ik ben. Voor het eerst in mijn leven zie ik mezelf helder, en ook graag. Ik kan nu in de spiegel kijken en mezelf aanvaarden.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier