Op zoek naar een betaalbare stek in Brussel, ontdekte Olivier De Meyer een vervallen achterhuis dat lang het atelier van een kunstenaar was. Hij bouwde het met veel vernuft en handigheid om tot een hedendaagse woontoren.
Je zou je in de drukke winkelstraat vol eethuisjes en bars, waarachter je deze bijzondere loft ontdekt, net zo goed in Rio kunnen wanen, maar je bent in het hart van het kleurrijke Sint-Gillis. ‘Precies de drukke plek waar ik wilde wonen’, legt Olivier De Meyer uit. ‘Ik hoopte een ankerplekje te vinden in Brussel, maar had een heel beperkt budget, wat achteraf net goed bleek, want dat scherpt de vindingrijkheid. Ik zocht overal, maar vooral in Sint-Gillis, waar je echt in de stad bent en waar het bont en levendig is, dag en nacht. Net toen ik de zoektocht bijna had opgegeven, belandde ik op deze plek. Ik was meteen enthousiast.’ Wat niet voor de hand lag. Het oude atelier was ooit een leerlooierij en later het weefatelier van kunstenaar Xavier Fernandes. ‘Hij weefde zijn tapijten op de bovenste verdieping en liet die dan gewoon naar beneden in het atrium vallen’, vertelt Olivier. Het was een bouwval zonder stromend water of elektriciteit. ‘Ik mocht er eerst niet wonen. Pas na het indienen van een bouwvergunning, kreeg ik de toelating. Ik heb mijn plannen zelfs voor de gemeente moeten verdedigen’, legt hij uit.
Aanvankelijk wist hij ook niet meteen hoe het project aan te pakken: ‘Ik hoopte op Batibouw wat ideeën op te doen, maar ik besefte al snel dat dit geen doorsneeproject zou worden en dat ik andere oplossingen moest bedenken.’ Een echte dilettant is Olivier ook niet. Zijn grootvader was niemand minder dan de Antwerpse architect Paul De Meyer, die jarenlang samenwerkte met Léon Stynen. Olivier groeide op tussen kunst, design en architectuur. Hoewel hij zelf geen architect is, voelt hij zich aangetrokken tot de bouwkunst en vooral tot interieurs. ‘Ik blader graag door magazines of kijk op Instagram, Pinterest, noem maar op. Het was trouwens een interieurreportage in Knack Weekend over de Milanese beeldhouwer-meubelontwerper Antonino Sciortino die me op het idee bracht voor de bouw van de trap in deze loft. Sciortino had zelf een gelijkaardige constructie gebouwd.’ Oliviers lofttoren – de woning telt drie bouwlagen, goed voor 135 vierkante meter, op ongeveer een vierkant grondplan – ontwikkelt zich rondom een atrium waarin Olivier een stalen trap bouwde die min of meer in elkaar steekt als een meccanoconstructie: alle onderdelen zitten aan elkaar vast met bouten.
Niet alleen de trap is grotendeels van recuperatiemateriaal gemaakt, ook alle houten kasten zijn van sloophout. Olivier ontwierp en vervaardigde bijna alles zelf, tot en met de ijzeren binnenramen. ‘In onze familie zijn we allemaal handig. Dat was mijn grootvader ook en mijn ouders evenzeer. Precies door zelf iets in elkaar te steken, ga je verder in het ontwerp, je tast meteen af wat mogelijk is.’ Het resultaat is een bijzonder functionele woning. Beneden vind je de woonkamer met zithoek en kookhoek. De ruimtes daarboven, een bureauhoek, badkamer en dressing, zijn nauwer omdat ze rondom het atrium liggen. Helemaal boven kom je terecht in een slaapruimte met dakterras.
‘Het ligt voor de hand dat je bij zo’n renovatie weinig standaardmaterialen kunt aanwenden. Alles is maatwerk geworden, tot en met de douchecel en de verwarming. Ik koos voor een luchtverwarming waarvan je de buizen overal ziet. Ik vond het passen in een industriële context. En zo win je wat plaats. Laat dit een inspiratiebron zijn voor wie compact wil wonen.’