Maakte jij fouten bij je verbouwing? Wat we kunnen leren uit vorige energiecrisissen
De voorbije jaren renoveerden we massaal onze woningen door ruimten open te breken, plafonds te verhogen en tapijten te strippen. Maakten we gezien de huidige energieprijzen een cruciale fout? En kunnen we iets leren uit de architectuur van het verleden? ‘Als je het vandaag bekijkt, zijn er misschien te veel binnenmuren weggenomen.’
In de vele renovatieprojecten die Knack Weekends chef wonen Amélie Rombauts in interieurreportages giet, komt het steevast aan bod. Hoe de verbouwers, al dan niet zelf, met hamer en breekijzer tekeergingen op valse plafonds, binnenmuren, koterijen en het tapijt die hen zo tegenstaken bij de aankoop van hun woning. “Ik deed niet anders in 2019, met mijn eigen huis, een bungalow uit 1969. Rond de inkomhal waren net iets te veel lelijke deuren en dat ik op sommige plaatsen het plafond bijna kon aanraken door mijn arm te strekken was er te veel aan. Dat en zoveel ander puin vloog de container op zodat ik het interieur van mijn dromen kon realiseren.
Tot de droom deze zomer wijken moest voor bezorgdheid. Mijn spaarcenten gingen namelijk niet op aan verre reizen maar aan mijn gasfactuur, wat me aan een opmerking van de vorige eigenaar deed denken. De verlaagde plafonds waren het gevolg van een gelijkaardige energiecrisis, vijftig jaar geleden. Had ik, en met mij zoveel andere verbouwers, dan een immense stommiteit begaan?”
Mijn droominterieur moest deze zomer wijken voor bezorgdheid. Mijn spaarcenten gingen namelijk niet op aan verre reizen, maar aan mijn gasfactuur.
Chef wonen Amélie Rombauts
Even terug in de tijd. De euforie en het optimisme van de jaren zestig komen in het begin van de jaren zeventig tot een bruusk einde. Wanneer in 1973 enkele Arabische landen een olieboycot tegen het Westen afkondigen, leidt dit tot een significante prijsverhoging die voelbaar is in elke westerse portefeuille. Gezinnen voelen zich genoodzaakt om de broeksriem aan te halen en te besparen op hun huishoudbudget: de auto wordt niet louter op de nieuwe ‘autoloze zondagen’ thuisgelaten en uitjes met het gezin worden bij velen van de kalender geschrapt. De woonkamer wordt even het epicentrum van het gezinsleven. Ook bij de tweede oliecrisis in 1979, door onrust in het Midden-Oosten, tekent deze tendens zich af.
“Mensen trokken zich terug in hun huizen, een fenomeen dat we ook hebben gezien bij het begin van de pandemie”, vertelt Gustaaf Cornelis, hoogleraar Geschiedenis van het design en Omgevingspsychologie aan de Universiteit Antwerpen en Mens en omgeving aan de VUB.
“Het is in die zin best grappig dat er net nu een revival van het jarenzeventiginterieur plaatsvindt. Ook toen zijn gezinnen immers dat huiselijke gevoel gaan opzoeken, door warme en zachte kleuren te gebruiken, hoogpolige tapijten op de vloer en aan de wanden te bevestigen en de ruimten gezelliger te maken door onder meer plafonds te verlagen. Er werd actief gestreefd naar huiselijke warmte, al was dat niet per se in de letterlijke zin. In die periode vond men de hele oude panden met hoge kamers uit het begin van de twintigste eeuw simpelweg niet gezellig om hele dagen in te spenderen. Met het energieverbruik beperken hadden die ingrepen weinig te maken.”
Dat de focus in het gemiddelde huishouden en in de media ondanks de oliecrisis nog steeds op het gevoel en de esthetiek van woningen lag (en niet op architecturale ingrepen die wel degelijk een impact hebben op het energieverbruik), bewijst een duik in de archieven van Architectural Digest. In hun nummers van de jaren zeventig valt het woord crisis slechts één keer, en dan nog in een advertentie van Mercedes-Benz. Zelfs vandaag zul je – en we steken ook de hand in eigen boezem – in de gemiddelde interieurreportage weinig lezen over isolatie, spouwmuren of driedubbele beglazing omdat het simpelweg minder sexy klinkt dan een leuke vintagekast of designerstoel.
De interieur- en architectuurgeschiedenis is lange tijd blind geweest voor de energetische kant van het plaatje, bevestigt Jochen Eisenbrand, Chief Curator bij Vitra. “Ik moet toegeven dat ik zelf ook nooit naar de interieurs van de jaren 70 heb gekeken vanuit dit oogpunt. De bekendste interieurs uit die tijd – denk aan Verner Panton of Joe Colombo – werden niet geëxposeerd omwille van hun energiezuinigheid, maar door hun warme inkleding. In de VS stond architect Paul Rudolph erom bekend met veel tapijt te werken in zijn interieurs, en in Scandinavië had je Alvar Aalto, die experimenteerde met verlaagde plafonds, maar dat had meer te maken met het creëren van verschillende atmosferen. Het spaarzaam omgaan met energie was geen prioriteit, ook al zou je door de oliecrisis anders vermoeden.”
Het einde van de loft
Hoewel er vanuit de interieurgeschiedenis dus minder aandacht ging naar de impact van de crisis op de praktische kant van hoe we woonden, zou het wegzetten van de kenmerkende jarenzeventigwoning als louter esthetisch gegeven geen volledig plaatje schetsen.
In een artikel uit The New York Times van 1983, exact tien jaar na de eerste oliecrisis, blikte de krant terug op de aanpassingen die mensen hadden gedaan in hun huis en levensstijl. Verschillende mensen getuigden daarin over de isolatie die ze sindsdien hadden geplaatst, over de investeringen in degelijke thermostaten en houtkachels, de zelfvoorzienende moestuinen die ze aanplantten, en ja, ook over de plafonds die ze hadden verlaagd om de energieprijzen te bekampen. “Tien jaar geleden was energie geen belangrijk aspect van mijn leven”, liet een ingenieur uit Atlanta optekenen in het krantenartikel. “Ik weet nu dat de energie niet aan de bomen groeit.”
Als er iets is dat crisissen ons leren, is het dat de meeste mensen op korte termijn denken. Ze trekken gewoon een extra trui aan.
Omgevingspsycholoog Gustaaf Cornelis
Het was echter vooral op korte termijn dat mensen verschillende (kleinere) maatregelen bleken te implementeren. Voor een rapport in 1974 over de impact van het olie-embargo op Amerikaanse huishoudens, onderzocht de Universiteit van Chicago hoe mensen probeerden te bezuinigen op brandstof voor de verwarming van hun woning. Naast het begrijpelijke verlagen van de temperatuur in huis, werden het afsluiten van kamers en het installeren van tochtstrips als voornaamste aanpassingen genoemd.
Vanuit de politiek werd aangestuurd op een afwachtende houding. Hoewel de Britse premier Edward Heath in december 1973 aangaf dat de wereld van voor de crisis wellicht niet zou terugkomen en de Britten hun levensstijl zouden moeten aanpassen, werd vooral gehint op het beperken van elektriciteit in huis. Zo verbood hij onder meer tijdelijk om televisie te kijken in de late avond. President Nixon riep aan de andere kant van de Atlantische Oceaan zijn volk dan weer op om buiten geen kerstverlichting op te hangen tijdens de eindejaarsperiode, ook al bleek nog minder dan een procent van de jaarlijkse energieconsumptie naar outdoor kerstverlichting te gaan. “Louter een symbolische actie”, klonk de commentaar vanuit een teleurgestelde sector die allesbehalve een vrolijk eindejaar tegemoet ging.
“Als er iets is dat crisissen ons leren, is het dat de meeste mensen op korte termijn denken”, verklaart omgevingspsycholoog Gustaaf Cornelis. “We weten dat de prijs vroeg of laat weer gaat dalen en de economie zich herstelt. In de tussentijd proberen we gewoon pieken te vermijden. Mensen beperken hun douchetijd of trekken een trui aan in plaats van de verwarming hoger te zetten. Ik zie daarom niet veel mensen nu spontaan hun opengemaakte ruimten weer inperken, tenzij ze misschien nog aan een nieuwe woning moeten beginnen te bouwen.”
Crisissen duren vaak niet lang genoeg om ons idee van wonen grondig te veranderen. Of dat een teken van veerkracht is of koppigheid weet ik niet.
Jochen Eisenbrand, Vitra
Qua fundamentele wijzigingen vermoedt Cornelis namelijk dat het afscheid van het open vloerplan nu definitief is aangekondigd. “Het is het einde van de loft. Dat bleek al tijdens corona, toen we elk ons eigen plekje nodig hadden in huis, en gaat nu helemaal op met de prijsevolutie van energie. We gaan weer evolueren naar huizen met meer compartimentering, zowel voor de privacy als om verwarming te besparen.”
Jochen Eisenbrand van Vitra twijfelt: “Die discussies zijn na de pandemie ook snel weggeëbd. Ik denk dat deze crisis niet lang genoeg heeft geduurd om een litteken achter te laten en ons idee van wonen grondig te veranderen. Of dat een teken van veerkracht is of koppigheid weet ik niet. Maar het gedrag is alleszins vergelijkbaar met de oliecrisissen van 1973 en ’79. Net zoals toen hebben we een paar vreselijke jaren achter de rug, maar volstaat dat om de dingen voortaan anders aan te pakken?”
Onder de grond
Net door die kortetermijnvisie gaan goede ideeën vaak verloren in de plooien van de tijd. Voor architectuur en stadsontwikkeling waren de jaren zeventig immers net een decennium van intense experimenten rond hernieuwbare energie en energiebesparingen. In de expo Sorry, out of gas boog het Canadian Centre for Architecture (CCA) zich in 2007 over de architecturale antwoorden op de eerste oliecrisis.
“1973 was een keerpunt”, duidt toenmalig CCA-directeur Mirko Zardini. “Het Futuro-huis van de Finse architect Matti Suuronen is emblematisch voor deze verschuiving. Het was de eerste kunststofwoning die voor de wereldmarkt werd ontworpen. De mislukking van het project, deels veroorzaakt door een verdrievoudiging van de kosten van kunststoffen, markeerde de overgang van massaproductie naar doe-het-zelfbouw: gebouwen die speciaal ontworpen waren om te profiteren van hernieuwbare energie.”
Tot begin jaren zeventig werden passiefwoningen namelijk beperkt tot de wetenschap. De meeste huizen op zonne-energie werden gebouwd door universiteiten of ingenieurs, hetzelfde gold voor windenergie. Ook het idee van ondergrondse woningen waarbij architecten de aarde gebruikten als onderdak, raakte niet van (onder) de grond, zelfs al werden de hobbitachtige woningen of earth shelters gepromoot met het idee dat je energiekost slechts honderd dollar per jaar zou zijn.
“De noodzaak ontbrak”, legt Vitra-curator Jochen Eisenbrand uit. “Ja, we maakten die twee crisissen door, maar op zich duurden ze niet lang genoeg om de logge bouwindustrie te doen reageren. Als je kijkt naar het percentage mensen dat in een nieuwbouw woont, vormen ze nog steeds een minderheid. De meerderheid van de mensen woont in huizen die jaren of zelfs decennia oud zijn en dus ook minder eenvoudig om te vormen zijn.”
De alternatieve oplossingen verdwenen daardoor langzaam naar de achtergrond. “Vandaag worden we echter geconfronteerd met een herhaling van de problemen uit ons verleden en is het niet langer voldoende om kleine aanpassingen te doen”, vult Mirko Zardini aan. “In een analyse uit 1975 van de gevolgen van de energiecrisis voorspelde de Amerikaanse essayist Irving Kristol dat de toekomst na de crisis een afspiegeling zou zijn van het recente verleden, namelijk de gouden jaren na de oorlog.”
In interieurreportages zie je vaak mooie huizen met hoge plafonds, hoge ramen en veel ruimte, maar vanuit energetisch opzicht wil je eigenlijk het tegenovergestelde.
Ben Dejonghe, renovatiecoach
Daarbij doelde Kristol op het feit dat mensen hun consumptiegedrag niet zouden aanpassen door de nieuwe omstandigheden, maar net op dezelfde voet zouden blijven leven, alsof er niets aan de hand was. The Future Is the Past, schreef hij.
“In het heden moeten we ons echter afvragen of we het ons nog steeds kunnen veroorloven om onze bestaande manier van wonen te verlengen”, besluit Zardini. “Als de toekomst inderdaad het verleden is, kunnen we maar beter het verleden kiezen dat we willen als onze toekomst, zoals de experimenten van een grote groep andersdenkenden die ooit zo haastig en gedachteloos terzijde werden geschoven.”
Terug naar de tochthond
Die gedachteoefening leggen we voor aan Ben Dejonghe, renovatiecoach bij De Energiecentrale van Stad Gent: wat kunnen we nu effectief leren uit de architectuur van het verleden op het vlak van energiezuinigheid, zelfs als dat toen niet het initiële voornemen was? Hebben mensen effectief fouten gemaakt door ingrepen van vroeger ongedaan te maken?
“Ik moet toegeven dat ik daar tot voor kort anders op geantwoord zou hebben”, glimlacht Dejonghe. “Vanuit mijn job zet ik eerst en vooral in op isolatie van de buitenschil van een huis: je voor- en achtergevel en dak moeten mooi op elkaar aansluiten zodat er geen koudebruggen ontstaan. Wat je binnen die geïsoleerde ruimte doet, is van ondergeschikt belang. Tenminste, dat was lange tijd de boodschap. Omdat de energieprijzen nu zo hoog zijn dat mensen het gewoonweg niet kunnen betalen om hun hele woning te verwarmen, is het idee van compartimentering plots weer veel actueler. Je moet kunnen bepalen welke stukken je verwarmt en welke niet. Als je het vandaag bekijkt, zijn er effectief misschien te veel binnenmuren weggenomen de laatste jaren.”
Dat koterijen vandaag vaak worden afgebroken en ingeruild voor een uitbouw met veel glas en plat dak, vindt de renovatiecoach ook niet per se een goed idee. “Je vergroot je buitenschil, waardoor veel warmte ontsnapt. Soms moet een mens sneller de redenering maken of hij al die plaats wel nodig heeft. In interieurreportages zie je vaak mooie huizen met hoge plafonds, hoge ramen en veel ruimte. Ik snap dat, maar vanuit energetisch opzicht wil je eigenlijk het tegenovergestelde.”
Heeft je plafonds verlagen dan effectief weer zin? “Amper”, schudt Dejonghe het hoofd. “Als je gewoon gyproc steekt zonder isolatie, verwarm je dat volume alsnog. En wil je toch isoleren, dan isoleer je beter het bestaande plafond.” Ook voor vloer- of wandtapijten wil de renovatiecoach niet zozeer een lans breken. “Als je woning goed geïsoleerd is, blijft de temperatuur normaal gelijk en hebben tapijten weinig thermische waarde. Is je woning slecht geïsoleerd, dan zal het een klein beetje helpen, maar alleen op zeer korte termijn.” En het aansteken van de houtkachel? “Probeer dat te vermijden, zeker in de stad. Als je het toch doet, doe het dan goed door slim te stoken.”
Als je toch een les kunt trekken uit de crisissen van de jaren zeventig, is het dat een luchtdichte woning waardevol is. Toen deden ze dat met tochtstrips of -honden, nu pakken we dat grondiger aan, vertelt de coach. “Zo verlies je geen warmte. Alleen vergaten mensen destijds dat je dan ook aandacht voor ventilatie moet hebben. Wanneer je alles luchtdicht maakt, is er een veel groter risico op vochtproblemen. Niet alleen ongezond, maar ook slecht voor je woning. Dat zag je trouwens ook op school. Door het verlagen van plafonds zonder aandacht voor ventilatie zaten de leerlingen sneller met hun hoofd in zuurstofarme lucht, wat een meetbaar verschil opleverde in schoolresultaten.”
Er is een knop omgedraaid. Door de hoge piek denk ik dat het schokeffect een blijvende impact heeft op ons energiegebruik.
Ben Dejonghe
In tegenstelling tot Cornelis en Eisenbrand denkt Dejonghe dat mensen door de energieprijzen ditmaal echt wakker zijn geschoten wat hun energiegebruik betreft. “Er is een knop omgedraaid”, zegt hij. “Door de hoge piek denk ik dat het schokeffect een blijvende impact heeft. Al zal de toekomst dat natuurlijk moeten uitwijzen.”
Dat schokeffect zorgde er alvast voor dat de schrijfster van dit artikel haar man de lelijke tussendeuren weer van zolder liet halen om die op te schuren en van een nieuwe kleur te voorzien. “Ze staan nu weer op de plek waar ze vijftig jaar lang stonden. Gesloten om de warmte in de woonkamer en de open keuken te behouden. De kat vindt het maar niks – haar bewegingsvrijheid wordt ingeperkt – en ik hoop op het beste. Zodat die deuren weer snel de zolder op kunnen. Of zal ik toch maar sparen voor nieuwe deuren – die mij niet tegenstaan?”
Stad Gent en de regio’s Rivierenland en Leiedal stellen renovatiecoaches ter beschikking van hun bewoners. Meer info onder andere via energiecentrale.gent.
Woon je op een andere locatie in Vlaanderen, dan kun je via Mijn Energiehuis de nodige begeleiding vinden in je buurt, mijnenergiehuis.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier