Staf Henderickx
‘Ode aan de E-nummers’ van Rosanne Hertzberger: wetenschap of prietpraat?
Het is opmerkelijk hoe weinig tegenkanting Rosanne Hertzberger krijgt met haar boek ‘Ode aan de E-nummers’, zo zegt dokter en auteur Staf Handerickx. In dit stuk somt hij al zijn twijfels op bij de theorie dat iedereen maar beter kant-en-klaar moet gaan eten.
Rosanne Hertzberger schreef een boek over de voedingsindustrie. Ze weet dan ook heel goed hoe dat moet, want Hertzberger deed van 2009 tot 2014 promotieonderzoek in opdracht van Nestlé, een van de belangrijkste voedselproducenten van verwerkt voedsel. De auteur van ‘Ode aan de E-nummers’ beweert dat ze een onafhankelijke journaliste is, maar zo simpel liggen de kaarten dus niet. Zeker niet als je weet dat het boek leest als een grote verdergezette promotie voor de voedselgigant: bereide maaltijden worden er aangeprezen en scepticisme over de voedingsindustrie in het belachelijke getrokken.
In Nederland kregen Hertzbergers standpunten al heel wat tegenwind. Hoog tijd dat er nu ook in België een boekje wordt opengedaan.
Voeding aan de lopende band
Laat ons beginnen met de macht van de voedingsindustrie wat te plaatsen, want begrijpen hoe immens die is, helpt om het debat over dit boek te plaatsen. Zowel in België als in Nederland is de voedingsindustrie de grootste industrietak. In Nederland is ze goed voor een omzet van 51 miljard euro en 118.000 werknemers (in 2010). De Belgische voedingsindustrie telt ruim 5000 bedrijven, stelt 90.000 mensen te werk en draait een omzet van 65 miljard euro (in 2015). Het merendeel van de voeding en drank die je in een grootwarenhuis in beide landen vindt, is afkomstig van Nestlé, Heinz en Unilever.
Voedingsbedrijven zijn ultramoderne fabrieken die je kunt vergelijken met chemische bedrijven. De productielijnen zijn uitgerust met centrifugale zeefinstallaties, oppervlaktekoelers, spuitdrogers, koelpompen en nog meer onbegrijpelijks. Niet echt het spiegelbeeld van een huiskeuken dus. Zulke bedrijven kunnen per dag tien ton bereide en verpakte kip van de band laten rollen of 250.000 microgolfmaaltijden bereiden.
Dat niet elke consument beseft wat er schuilgaat achter de desastreuze productiemethoden van de foodopoly, begrijp ik. Maar een ‘onafhankelijke’ journaliste die daarover met geen woord rept?
Dat hoeft op zich geen probleem te zijn. De mechanisatie van de landbouw en voedingsindustrie, de betere bewaarmethodes en betere transporten zouden een zegen kunnen zijn voor de mensheid. Dat is ook wat Hertzberger zegt. Maar helaas strooit in de dagelijkse realiteit de honger naar winst en een bikkelharde concurrentie roet in het eten.
Want hoewel de technologie toestaat om meer, gemakkelijker en hygiënischer te produceren, rijst er ook een belangrijke vraag: wie stuurt de technologie en het wetenschappelijk onderzoek? Vanaf de Tweede Wereldoorlog kregen grote multinationals steeds meer greep op de voedselproductie, van grondstof tot eindproduct. De laatste decennia werd die trend nog versterkt door de voedselspeculatie op de beurs. De toestroom van kapitaal werkt de monopolisering van de voedselindustrie in de hand. De grote bedrijven slokken de kleine op.
Die trend heeft zelfs een nieuwe naam gekregen: ‘foodopoly’. De vier grootste agromultinationals (Cargill, Tyson Foods, BRF en Alltech) controleren 42 procent van de wereldvoedselmarkt. Opgesplitst per markt geeft dat nog hallucinantere cijfers: de vier grootste agromultinationals controleren 82 procent van de rundvleesproductie, 63 procent van het varkensvlees en 53 procent van de braadkippen.
Dat leidt ertoe dat sommige voedingsbedrijven meer winst maken dan het bnp van sommige landen. Dat roept vragen op over wie dan wel de controle behoudt. Daarbij willen beursgerichte bedrijven in de eerste plaats winstgevende voeding produceren. En dat is de voeding die het best verkoopt, niet de gezondste.
De huidige tendens liet bewegingen ontstaan die opkomen voor duurzame landbouw en gezonde voeding. Zij worden in het boek van Rosanne Hertzberger afgedaan als bewegingen die tegen technologie en vooruitgang gekant zijn.
Klant is koning, maar omzet is keizer
Een van de voornaamste technieken van lobbyisten om wetgeving te blokkeren, is het creëren van verwarring, een techniek waarvan Rosanne Hertzberger zich ook graag bedient. Ze doet zich voor als een doorwinterde wetenschapster, maar met haar boek en in interviews verkondigt ze halve waarheden en haalt ze zaken uit hun context. Daarom ga ik even dieper in op enkele van haar standpunten.
Zo houdt Hertzberger een pleidooi tegen het teveel aan zout, vet en suiker in onze voeding. Terecht. Maar waar komen die ingrediënten juist het meeste voor? Juist ja: in verwerkte voeding.
De budgetten van de suikerlobby’s liegen er niet om. In 2009 besteedde de American Beverage Association – die lobbywerk verricht tegen een hogere taks op softdrinks – nog maar 0,7 miljoen dollar. In 2014 steeg dit cijfer tot ruim 19 miljoen dollar. Resultaat? De belasting op frisdrank werd afgevoerd en in 2012 werd het voorstel van het Amerikaans Congres om op scholen het aantal calorieën per frisdrank te beperken tot 25 ingetrokken. De klant is zogezegd koning, maar de keizer is ontegensprekelijk de omzet.
Je kan Hertzbergers ode aan verwerkt voedsel niet los zien van de enorme problemen van de huidige voedselproductie op wereldvlak. Denk maar aan de enorme ecologische voetafdruk van de vleesproductie, het leegvissen van de zeeën, de landroof in de derdewereldlanden, of het dierenleed bij de massaproductie van vee. Dat niet elke consument beseft wat er schuilgaat achter de desastreuze productiemethoden van deze foodopoly, begrijp ik. Maar een ‘onafhankelijke’ journaliste die daarover met geen woord rept?
Schimmige controle van E-nummers
Hertzberger beweert dat de meeste van de 1525 E-nummers natuurlijke producten zijn. Dat is onjuist. Zo zegt ze dat vanilline gelijk is aan de natuurlijke stof vanille, maar het goedkopere vanilline wordt eigenlijk gemaakt van houtafval of kruidnagelolie. Hertzberger ridiculiseert elke verdachtmaking van de E-stoffen door continu de nummers E948 en E330 te vermelden – nummers die slaan op zuurstof en citroenzuur – maar daarbij vergeet ze een heleboel andere E-nummers uit het oog.
De E-nummers zijn volgens de auteur bovendien volledig veilig, want getest door de European Food Safety Authority (EFSA). De EFSA weigert echter het voorzorgsprincipe – dat stelt dat een product niet gebruikt mag worden tot het volledig duidelijk is dat het niet giftig is – te hanteren. Nochtans is dit voorzorgsprincipe verankerd in de EU-wetgeving.
Zou dat te maken kunnen hebben met een conclusie van het Corporate Europe Observatory (CEO) in 2013? Die non-profitorganisatie, die de invloed onderzoekt van lobbywerk op het beleid van de Europese instellingen, stelde toen namelijk dat maar liefst 58 procent van de EFSA-experten een nauwe banden onderhield met de voedselindustrie.
De geheime alchemie van de voedingsingrediënten
Daarbij moeten we ook kijken naar de manier waarop deze 1450 E-nummers worden getest. Dat gebeurt door ze in hoge dosissen toe te dienen aan ratten en muizen. Als er geen bewezen negatieve gezondheidseffecten optreden, dan wordt besloten dat het product (in zeer lage dosis) voor mensen wel veilig moet zijn. Maar hoe mensen reageren, en wat de gevolgen zouden kunnen zijn als verschillende additieven gecombineerd worden of verhit worden: dat weet niemand.
De E-additieven zijn een probleem, maar zelfs niet het grootste probleem van verwerkte voeding
Van 400 op de 1525 additieven geeft het EFSA toe dat ze onderzocht worden op eventuele schadelijke gezondheidseffecten, maar volgens Hertzberger zijn de additieven natuurlijk en veilig. Zij beweert stellig dat: ‘De veredelingsbedrijven [sic] heel open zijn. Je kunt er zo binnenwandelen en een kijkje nemen.’ Ik nuanceer dat.
Jaarlijks wordt er in Europa een voedingsbeurs voor ingrediënten georganiseerd, Food Ingredients, waarop internationale bedrijven de laatste innovaties in de voedingsindustrie presenteren. Die fora zijn niet toegankelijk voor het grote publiek. Gelukkig zijn er onderzoeksjournalisten zoals Joanna Blythman. De journaliste kon met een valse identiteit de voedingsbeurs van 2013 in Frankfurt bezoeken en ontdekte er een eindeloze lijst van chemische ingrediënten. Veel daarvan hoeven niet op de verpakking vermeld worden omdat ze beschouwd worden als ‘productiehulpmiddelen’. Zo sluipen ze, zonder pottenkijkers, in onze voeding.
Anders dan E
De E-additieven zijn een probleem, maar zelfs niet het grootste probleem van verwerkte voeding. Zo wordt in verwerkte voeding als frituurolie, sauzen en koekjes massaal gebruik gemaakt van het goedkope palmolie. Maar palmolie is rijk aan verzadigde vetzuren, wat volgens de Belgische Hoge Gezondheidsraad het risico op hart- en vaatziektes vergroot. In fastfood komt daarbij tijdens het bakproces (op te hoge temperatuur) het kankerverwekkende acrylamide vrij.
Ook over de aanwezigheid van kleine concentraties pesticiden, hormonen, antibiotica en nanodeeltjes zwijgt Hertzberger als een graf. De agrobusiness beweert steevast dat de gebruikte pesticiden op voorhand getest worden, maar in de Verenigde Staten komen jaarlijks een duizendtal nieuwe chemische producten op de markt die de reeks van 70.000 al bestaande producten aanvult. Dat kan niemand bijhouden. In 1996 verscheen in het tijdschrift Science een studie die aantoonde dat het testen van de duizend meest gebruikte pesticiden – in een combinatie van drie – zou neerkomen op 166 miljoen experimenten. Een onbegonnen zaak.
Worden frietjes onbetaalbaar zonder pesticiden? Volgens Hertzberger zou dat alleszins het geval zijn. Zonder sproeien met een antischimmelproduct zouden de aardappeloogsten volgens haar mislukken en lopen we het risico op hongersnoden zoals in de 18de eeuw in Ierland. Dat is op zijn zachtst gezegd paniekzaaierij, want wij kennen vandaag geen monocultuur van aardappelen zoals in het feodale Ierland van de 18de eeuw.
Zolang McDonalds lange rechte frietjes wil, zal er echter gesproeid worden. Bijvoorbeeld met methamidofos, een stof die zo giftig is dat de aardappelen na oogst zes weken lang moeten worden opgeslagen om te ontgiften en die ook bij de Wereldgezondheidsorganisatie als ‘heel gevaarlijk’ staat geklasseerd.
Bio kop van jut
Niet alleen de aardappeloogst, maar de hele agrobusiness steunt op het gebruik van pesticiden. In de biologische landbouw wordt echter volop gezocht naar alternatieven. Hoewel die hoopgevend zijn, blijft Hertzberger zweren bij industriële landbouw.
Het moet gezegd: ze heeft een punt. Biolandbouw levert per hectare minder op en kan op zijn eentje niet de hele wereld voeden. Toch blijft duurzame en ecologische landbouw het enige valabele alternatief op korte en lange termijn. Alle inspanningen en onderzoek moeten zich daarom richten op een verhoogde rentabiliteit. Succesvol en ecologisch boeren sluit het gebruik van nieuwe hoogtechnologische middelen niet uit, wel integendeel.
Wereldwijd boeken voedselketens grote winsten met de verkoop van junkfood en worden de ecologische en sociale gevolgen op mens, dier en natuur afgewenteld. Zo kun je in de Verenigde Staten al een hamburger kopen voor één dollar, maar onderzoekers uit India berekenden dat je voor diezelfde hamburger eigenlijk 200 dollar zou moeten neertellen als je alle milieu-, gezondheids- en sociale kosten in rekening zou brengen.
Eten is meer dan eten alleen
Duurzame landbouwsystemen maken bijna uitsluitend gebruik van wat het ecosysteem aanlevert: het water, de grond en de werkkrachten. In de MO*paper # 110 maakt landbouwingenieur Esmeralda Borgo een vergelijkende studie van de productiviteit, duurzaamheid en biodiversiteit van de ecologische landbouw versus de industriële landbouw. Zij besluit dat ecologische landbouw, op lange termijn, op elk terrein, opvallend beter scoort.
Fastfood, een zegen voor de vrouw?
Voor Rosanne Hertzberger kan fastfood de vrouw verlossen van de dagelijkse sleur in de keuken, want het is volgens haar toch even gezond als tijdrovende gekookte maaltijden. De maatschappelijke realiteit ligt een pak complexer.
Vanaf de jaren 1990 maakten de flexibele werkuren en de tijdrovende verplaatsingen naar het werk dat er bij de generatie tweeverdieners nog amper tijd was voor koken en samen eten. In het straatbeeld doken courant mensen op die gauw aan een kartonnen bekertje koffie slurpten. ’s Avonds kwam elk gezinslid op een verschillend uur thuis. Vlug even langs de frituur of McDonald’s of snel een panklare maaltijd in de microgolfoven opwarmen vormde dan een makkelijke oplossing.
De fastfoodketens en microgolfoven zijn weliswaar niet de schuld van deze evolutie. Zij bieden de logistiek aan om de superflexibele arbeidsmarkt de klok rond te doen draaien. Maar ze bedreigen een van de weinige overgebleven sociale activiteiten in een gezin: samen koken en samen eten. Tienduizenden jaren lang zaten we etend rond het vuur en nu dreigen we elk op ons eigen eilandje te eindigen, een hamburger naar binnen schrokkend en starend naar een beeldscherm. Eten is meer dan eten alleen. Koken en samen eten is stukken gezonder.
Zonde van de voedselverspilling
De generatie van mijn ouders verspilde geen kruimel brood. Vroeger was verspilling een zonde, nu is het zonde van de verspilling: elk jaar wordt er 1,3 miljard ton voedsel weggegooid, goed voor een derde van de wereldproductie. Onze planeet zou nu al elf miljard mensen kunnen voeden als we de verspilling konden stoppen.
Helaas situeert de verspilling zich niet alleen bij de gezinnen, ze grijpt (vooral) plaats in de hele voedselketen. In periodes van overproductie en prijsdaling staan hele oogsten te rotten op het veld of wordt een gedeelte vernietigd om de prijs kunstmatig te doen stijgen. Omwille van ‘cosmetische redenen’ belanden imperfecte aardappelen, wortels en bananen op de vuilnisbelt.
Toch beweert Hertzberger dat juist bij biologische winkels enorm veel verloren gaat omdat al dat vers voedsel vlug bederft. Ze geeft als voorbeeld dat biologisch brood direct beschimmelt. Is dat zo? Van een overschot aan groenten kan je nog soep van maken, probeer dat maar eens met een op te warmen bakje noedels. Daarbij zorgen alle panklare maaltijden en fastfood voor een afvalberg aan plastic, karton en blik. Blijkbaar geen probleem voor Rosanne.
Wie moet je nog geloven?
Het hele pleidooi van Hertzberger om verwerkt voedsel te consumeren en geen tijd te verspillen met koken, druist lijnrecht in tegen het Convenant Evenwichtige Voeding, dat vorig jaar ondertekend werd door de Vlaamse overheid en de voedingsindustrie en onbewerkte voeding wil promoten.
Als er al een lofzang gegeven moet worden, doe er dan maar een voor de miljoenen boeren en werknemers in de voedingssector die ervoor zorgen dat we elke dag brood op de plank hebben
Hertzbergers stellingen vloeken ook met de laatste richtlijnen van het Vlaams Instituut Gezond Leven dat onlangs de omgekeerde voedseldriehoek voorstelde. Ik citeer: ‘De voedingsdriehoek is gebaseerd op uitgebreide literatuurstudie en overleg met experts. Daaruit kwam naar voren dat een voedingspatroon dat rijk is aan plantaardige en weinig of niet-bewerkte voedingsmiddelen de gezondste keuze is. Bovendien draagt dit bij tot het verduurzamen van onze consumptie.’
Wie moet je nu geloven? Een lobbyist als Hertzberger of overheidsinstituten die hun adviezen baseren op wetenschappelijke studies? Gezondheid is geen heilige koe, maar voorkomen is beter dan genezen. Daarom is een pleidooi voor gezonde voeding en duurzame landbouw niet alleen heilzaam voor de eigen gezondheid, maar ook een noodzaak voor de duurzaamheid en biodiversiteit van de aarde.
Ode komt van het Griekse woord ‘odij‘, wat lofzang betekent. Als er al een lofzang dient aangeheven in verband met onze voeding, dan zeker niet voor de E-nummers, Rosanne Hertzberger. Doe dan maar een voor de miljoenen boeren en werknemers in de voedingssector die ervoor zorgen dat we elke dag brood op de plank hebben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier