Met lange tanden: wat als je kind je gezonde maaltijd steeds aan de kant schuift?
Gezonde voeding was nog nooit zo’n hot topic als nu. Geen wonder dat steeds meer ouders zich zorgen maken om hun moeilijke eters. Want wat als je kind zijn neus ophaalt voor die aanbevolen porties groenten en fruit?
Wat is gezond? Wat is een goede portie? Wat met overgewicht? En wat met kinderen die niets lusten? Eerst en vooral raadt An Vandeputte ons een meer ontspannen relatie met eten aan. ‘Eten is geen doel op zich,’ meent ze, ‘het is een middel om te groeien, ons te ontplooien en ons energie te geven.’ An is klinisch psycholoog, gedragstherapeut en oprichter van Eetexpert, het kenniscentrum voor eet- en gewichtsproblemen. Wij belden haar op om het over smaakontwikkeling bij kinderen en jongeren te hebben: hoe moeten we reageren wanneer onze peuter, kind of puber de gevreesde woorden ‘ik lust dat niet’ uitspreekt?
De vier G’s
An drukt ons op het hart dat het normaal is dat we kinderen moeten ‘leren eten’. Net zoals je een kind leert slapen door een gestructureerde tijdsindeling en bedtijdrituelen, is ook gezond en gevarieerd eten een leerproces. ‘Om een goede relatie met eten op te bouwen zijn er vier vaardigheden die je onder de knie moet hebben’, aldus An Vandeputte. ‘Dat zijn de vier G’s: Genoeg, Gevarieerd, Gezellig en Gestructureerd. Kort gezegd betekent dit dat een kind moet leren voelen wanneer het genoeg heeft, dat het moet leren om niet altijd hetzelfde te eten, dat een maaltijd een gezellig, sociaal en ontspannen moment is en dat eten niet de hele dag door gebeurt, maar op vaste tijdstippen.’
Als we kijken naar de eerste G, van ‘genoeg’, dan is het duidelijk dat de aloude regel die stelt dat je je bord moet leegeten niet snel genoeg overboord gegooid kan worden. Dit was de leuze van een generatie voor wie de dreiging van schaarste altijd om de hoek gluurde. Intussen leven we in een maatschappij waar niet schaarste maar wel overvloed de belangrijkste aanslag is op onze gezondheid, en waar leren stoppen met eten als je genoeg hebt een belangrijke overlevingsstrategie is. ‘Ieder kind heeft een andere hoeveelheid eten nodig in functie van zijn groei’, vertelt An. ‘Als ouder is het zinvol om in de gaten te houden of de context waarin gegeten wordt goed zit. Te veel drukte aan tafel kan sommige kinderen overprikkelen waardoor ze te weinig eten. Een grote voorraad eten op tafel kan sommige kinderen dan weer aanzetten om te veel te eten. Je hoeft niet te panikeren als je kind minder of meer eet dan jij verwacht. Wel is het belangrijk om je kind te helpen goede gewoontes te vormen en om het onderscheid te maken tussen honger en zin.’
Neofobie
Bij de G van ‘gevarieerd’ durft het schoentje ook weleens te knellen. Want elke ouder kent de strijd om kinderen groenten te laten eten in plaats van een eenzijdig dieet van boterhammen met choco. Het helpt om de verschillende fasen in de smaakontwikkeling van kinderen te kennen, zodat je weet in welke fase het zinvol is om die broccoli te promoten en wanneer je de inspanningen best even staakt. ‘De meeste kinderen hebben een voorkeur voor zoete smaken’, vertelt Vandeputte ons. ‘Gaandeweg leren ze ook andere smaken appreciëren. Bitter is de laatste smaak die een kind ontwikkelt. Pas rond tien jaar durven de meeste kinderen zich te wagen aan bittere groenten als spruitjes en witloof. Ook bepaalde texturen zijn niet op elke leeftijd in trek. Voor een jong kind dat is opgevoed met melk en papjes is een rauwe wortel of een krokant blaadje sla een vreemde ervaring.’
Een belangrijke fase om rekening mee te houden is die van de neofobie. Rond de leeftijd van 2,5 jaar willen de meeste kinderen niets meer proeven dat ze niet kennen. Deze aangeboren angst is een beschermend mechanisme uit de oertijd, verklaart An Vandeputte. ‘Op deze leeftijd beginnen kinderen zelfstandig de wereld te verkennen. Neofobie zorgt ervoor dat ze niet alles wat ze tegenkomen in hun mond stoppen. Kinderen van die leeftijd grijpen dus naar wat ze kennen en lekker vinden. Er hoeft maar iets kleins te veranderen op het bord om de neofobie te triggeren: een andere vorm of een andere bereiding van een gekende groente of vrucht is al voldoende om het niet te willen opeten. Het is belangrijk om deze fase te herkennen en niets te forceren.’ Hoelang deze fase precies duurt is moeilijk te veralgemenen: ‘Dat kan erg verschillen van kind tot kind. Sommigen zijn er na enkele maanden al door, andere kinderen zijn al twaalf jaar vooraleer ze nieuwe dingen lusten.’
Voorbeeldfunctie
Geen druk zetten is de sleutel tot succes, ook in de volgende fasen van de smaakontwikkeling, wanneer je het palet van je kinderen zo breed mogelijk probeert te maken. ‘Zorg voor een gezellige sfeer waarin je kinderen eerder verleidt om dingen te proeven dan ze te straffen of onder druk te zetten’, raadt An Vandeputte aan. ‘Werk met kleine stapjes om je kind nieuwe dingen te laten ontdekken. Als je groenten op het menu zet, begin dan met makkelijke groenten met een zoete smaak en een felle kleur zoals wortelen. Als je iets nieuws op tafel zet, weet dan dat het een tijd kan duren eer je kind dit lust. Zo moet een kind vaak tien keer iets proeven voor het de smaak ervan weet te appreciëren. Geef dus niet meteen op als je geen succes hebt.’
Kinderen verleiden om nieuwe dingen te proberen kan ook door aandacht te geven aan de kinderen aan tafel die wel vol enthousiasme dingen uitproberen, in plaats van te focussen op diegene die een moeilijke fase doormaakt. Door dit gedrag positief te bekrachtigen krijgt de goede eter een voorbeeldfunctie en zet hij zijn broers en zusjes aan om hetzelfde te doen. En het belangrijkste voorbeeld ben jijzelf. Ouders die niet zelf met plezier groenten en fruit eten, zullen moeite hebben om dit aan hun kind verkocht te krijgen.
Puberhonger
Wanneer kinderen de puberteit bereiken, breekt vaak een fase van experimenteren aan. ‘Net zoals pubers via kleding op zoek gaan naar hun eigen identiteit, testen ze ook verschillende voedingspatronen uit om te kijken wat bij hen past. Ze gaan op zoek naar zichzelf door een tijdlang vegetarisch te eten of nieuwe voedingsmiddelen uit te proberen. Hier is het als ouder zaak om in het oog te houden of het kind nog steeds voldoende gebalanceerd eet. Het experiment afblokken is zeker geen goed idee, vanop afstand coachen wel. Als tijdens de puberteit een groeispurt inzet, hebben jongeren ook nood aan meer eten. Schrik dus niet als je puber om 10 uur ’s avonds nog een croque begint te bakken. Hun honger moet gestild worden. Als ouder is het een goed idee om inspiratie te bieden om op een gezonde manier meer brandstof binnen te krijgen, zodat je puber niet steeds in de koekenkast duikt.’
En wat als het hapert? Wat als je kind of puber last heeft van overgewicht? ‘Tot de leeftijd van zes jaar hebben kinderen een goed afgesteld intern kompas waardoor ze zelf weten hoeveel ze moeten eten’, vertelt An Vandeputte. Vanaf zes jaar vermindert dit vermogen tot zelfregulatie omdat het kind gevoeliger wordt voor prikkels van buitenaf: reclame, eetgewoontes van andere kinderen, de altijd en overal aanwezige snacks en fastfood. ‘Om ervoor te zorgen dat het op dit moment niet misgaat, moeten we kinderen gezonde gewoontes aanleren, zoals eten op vaste uren en leren luisteren naar het hongergevoel.’ Als een kind toch last krijgt van overgewicht raadt Vandeputte aan om niet te focussen op het gewicht op de weegschaal. ‘Jarenlang hebben we bij kinderen enkel gekeken naar de groeicurves. Een kind dat buiten de curve viel was per definitie niet gezond. Maar nu kijken we gelukkig veel meer naar leefgewoontes. Een kind – of een volwassene – kan gezond zijn en toch wat overgewicht hebben. En een kind met een normaal gewicht kan toch ongezond zijn door een ongezond leefpatroon. Leefstijl blijkt veel bepalender dan gewicht bij het inschatten van gezondheidsrisico’s. We moeten verhinderen dat we in een kramp schieten rond eten of dat we als ouder bepaald voedsel gaan verbieden. Een te sterk dieetgedrag bij kinderen leidt tot een negatief lichaamsbeeld en dit leidt tot een grotere toename in gewicht, niet tot een afname.’
Slaap kindje slaap
Wat werkt dan wel, in plaats van te focussen op dieet en gewicht? ‘Het is niet meteen het eerste waar je aan zou denken, maar slaap is doorslaggevend in het ontwikkelen van een gezonde levensstijl’, vertelt An Vandeputte. ‘Als je kind last heeft van overgewicht, onderzoek dan zeker of het genoeg slaapt: er is een sterk verband tussen te weinig slaap en obesitas: een slaaptekort brengt onze hormoonhuishouding drastisch in de war. Naast slaap zijn ook lichaamstevredenheid en omgang met emoties belangrijk. We leven in een maatschappij waarin erg wordt ingezoomd op het uiterlijk. Lief zijn voor jezelf en op een positieve manier leren omgaan met je lichaam is belangrijk in de preventie van obesitas. Op een goede manier met emoties leren omgaan vermindert de nood aan emotie-eten bij kinderen. Daarnaast is het bewezen dat voldoende bewegen en het verminderen van schermtijd een positief effect hebben op overgewicht.’
Als je als ouder toch worstelt met het gewicht van je kind, is het een goed idee om hierover te praten met een professional voor je zelf in actie schiet, raadt Vandeputte aan. Je huisarts, CLB-arts of een andere professional kan je helpen om uit te zoeken of er echt een probleem is en hoe je dat het best kunt aanpakken. Maar wat je ook doet, focus niet te veel op de kilo’s, maar op het versterken van gezond gedrag: het belangrijkste is dat je kind gezond én gelukkig is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier